ECLI:NL:RBROT:2016:8769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
C/10/504537 / HA ZA 16-625
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en internationale bevoegdheid in civiele procedure met botsende forumkeuzebedingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap [eiseres] en de vennootschap SOLI-TRANS SPEDITIONS GMBH. De rechtbank heeft op 23 november 2016 vonnis gewezen in een geschil dat voortvloeit uit een transportovereenkomst. [Eiseres] heeft Soli-Trans gedagvaard en vorderingen ingesteld, waarbij zij stelt dat Soli-Trans niet-ontvankelijk is in een eventuele vordering tot schadevergoeding. Soli-Trans heeft in het incident een vordering tot aanhouding en onbevoegdverklaring ingediend, onder verwijzing naar een eerder aanhangige procedure bij het Landgericht Bremen in Duitsland. De rechtbank heeft de bevoegdheid van het gerecht te Rotterdam onderzocht in het licht van de Brussel Ibis-Verordening en de regels omtrent litispendentie. De rechtbank concludeert dat er sprake is van litispendentie, omdat beide procedures betrekking hebben op dezelfde partijen en dezelfde rechtsverhouding. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij zich onbevoegd moet verklaren totdat het Landgericht Bremen heeft beslist over zijn eigen bevoegdheid. De zaak is naar de parkeerrol verwezen, met de mogelijkheid voor de meest gerede partij om de zaak opnieuw aan te brengen zodra er een beslissing is genomen in Duitsland.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/504537 / HA ZA 16-625
Vonnis van 23 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
4. de vennootschap naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
SOLI-TRANS SPEDITIONS GMBH,
gevestigd te Bremen, Duitsland,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “Soli-Trans” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft Soli-Trans tezamen met Eurokor Barging B.V., gevestigd te Ridderkerk, Nautica Binnenscheepvaart B.V., gevestigd te Zwijndrecht, en P&B Beheer B.V., gevestigd te Nijmegen, bij exploot van 29 april 2016 gedagvaard voor deze rechtbank en gevorderd zoals hierna onder de vordering in de hoofdzaak beschreven.
1.2.
[eiseres] heeft bij Akte zeventien producties in het geding gebracht.
1.3.
Soli-Trans heeft een Incidentele conclusie voor alle weren tot aanhouding en onbevoegd verklaring genomen en daarbij twee producties in het geding gebracht.
1.4.
[eiseres] heeft een Conclusie van antwoord in het incident genomen en daarbij producties 18 tot en met 22 in het geding gebracht.
1.5.
Soli-Trans heeft een Akte genomen en daarbij producties S3 en S4 in het geding gebracht.
1.6.
[eiseres] heeft een Akte genomen en daarbij productie 23 in het geding gebracht.
1.7.
Partijen hebben hun zaken in het incident doen bepleiten, [eiseres] door mr. H.T. Flameling en Soli-Trans door mrs. V. van der Kuil en J.J. van Blaaderen, allen advocaten te Rotterdam, op de zitting van 1 november 2016. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.8.
Partijen hebben vonnis gevraagd.

2.De vorderingen in de hoofdzaak en de gronden daarvan

2.1.
[eiseres] vordert voor zover haar vorderingen Soli-Trans betreffen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair: zal verklaren voor recht dat Soli-Trans niet-ontvankelijk is in een eventuele vordering tot schadevergoeding;
subsidiair: zal verklaren voor recht dat [eiseres] niet aansprakelijk is jegens Soli-Trans;
meer subsidiair: zal verklaren voor recht dat [eiseres] niet verder aansprakelijk is jegens Soli-Trans dan tot het bedrag van de limiet ingevolge artikel 20 CMNI;
met veroordeling van Soli-Trans in de proceskosten.
2.2.
Daartoe stelt [eiseres] – samengevat weergegeven – het volgende.
2.2.1.
Bij e-mail van 11 oktober 2013 (productie 5 van [eiseres] ) verzocht Soli-Trans aan [eiseres] om een offerte op te stellen voor het vervoer van een ‘Cokes Transport Car’ (hierna: de CTC) per binnenschip van Duisburg naar Schiedam, ter doorvervoer over zee naar Finland.
2.2.2.
Bij e-mail van 23 oktober 2013 (productie 6 van [eiseres] ) zond [eiseres] die offerte aan Soli-Trans toe.
2.2.3.
Bij e-mail van 20 augustus 2014 (productie 7 van [eiseres] ) verzocht Soli-Trans om een nieuwe offerte aan [eiseres] .
2.2.4.
[eiseres] deed bij e-mails van 26 en 29 augustus 2014 (productie 7 van [eiseres] ) nadere offertes aan Soli-Trans.
2.2.5.
In alle offertes van [eiseres] is aangegeven dat de CTC een hoogte heeft van 11,86 meter.
2.2.6.
Bij e-mail van 1 september 2014 (productie 8 van [eiseres] ) zond Soli-Trans aan [eiseres] de definitieve ‘Transporttekening’ waarop de afmetingen van de CTC staan vermeld.
2.2.7.
Bij brief van 4 september 2014 (productie 9 van [eiseres] ) aanvaardde Soli-Trans een offerte van [eiseres] onvoorwaardelijk en ongewijzigd met de woorden “We herewith confirm the order for the Transport of one coke transfer car 18.70 * 9,32 * 11,87m – 237,5 to as per last and final transport drawing. As per your offer dated 26.08.2014”.
2.2.8.
Op 24 september 2014 werd de CTC in Duisburg in het binnenschip ‘Bernadette’ op ‘dragline matten’ geladen.
2.2.9.
Bij het passeren van de Willemsbrug in Rotterdam is schade aan de CTC ontstaan door contact met de brug. Experts hebben vastgesteld dat de CTC een hoogte had van 12,89 meter in plaats van de door Soli-Trans opgegeven hoogte van 11,86 meter.
2.2.10.
De rechtsverhouding tussen [eiseres] en Soli-Trans wordt beheerst door Nederlands recht.
2.2.11.
[eiseres] is jegens Soli-Trans als expediteur opgetreden en daarom niet aansprakelijk voor de schade die tijdens de reis, bij het passeren van de Willemsbrug, is ontstaan. [eiseres] heeft steeds “as (freight) forwarder” aan Soli-Trans geoffreerd.
2.2.12.
Indien en voor zover [eiseres] als vervoeder moet worden aangemerkt, is de CMNI en aanvullend Nederlands recht van toepassing. Als vervoerder is [eiseres] niet aansprakelijk jegens Soli-Trans, omdat de schade is veroorzaakt doordat laatstgenoemde de hoogte van de CTC onjuist had opgegeven. In ieder geval komt [eiseres] beroep toe op beperking van aansprakelijkheid ingevolge artikel 20 CMNI.
2.2.13.
Tussen [eiseres] en Soli-Trans is een forumkeuze overeengekomen voor de rechtbank Rotterdam, omdat in de e-mails en offertes van [eiseres] staat “Court having jurisdiction: Rotterdam” en de toepasselijke algemene voorwaarden eveneens een forumkeuzebeding voor Rotterdam bevatten, terwijl Soli-Trans dat forumkeuzebeding in haar bevestigingsbrief van 4 september 2014 heeft aanvaard.

3.De vorderingen in het incident en de gronden daarvan

3.1.
Soli-Trans vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair: de zaak zal aanhouden totdat in de procedure tussen Soli-Trans en [eiseres] “in Duitsland bij vonnis onherroepelijk is beslist over de bevoegdheid van Landgericht Bremen, met mogelijkheid voor partijen het debat te heropenen nadat in Duitsland bij vonnis onherroepelijk is beslist over de bevoegdheid van Landgericht Bremen”;
subsidiair, voor het geval de rechtbank overgaat tot een oordeel over haar bevoegdheid: “zich onbevoegd verklaart, althans prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie van de EU, met verlof tot tussentijds hoger beroep van genoemd oordeel”.
3.2.
Daartoe stelt Soli-Trans – samengevat weergegeven – het volgende.
3.2.1.
Bij het in het incident primair gevorderde dient de tekst “met mogelijkheid voor partijen het debat te heropenen nadat in Duitsland bij vonnis onherroepelijk is beslist over de bevoegdheid van Landgericht Bremen” ertoe om partijen de gelegenheid te geven de beslissing van de Duitse rechter in het geding te brengen en zich daarover uit te laten.
Bij het in het incident subsidiair gevorderde dient de tekst “met verlof tot tussentijds hoger beroep van genoemd oordeel” beperkend te worden gelezen, namelijk slechts voor het geval de rechtbank zich bevoegd zal verklaren en geen vragen zal stellen aan het HvJEU.
3.2.2.
Er is sprake van litispendentie nu zowel bij het Landgericht Bremen als voor deze rechtbank vorderingen tussen dezelfde partijen, Soli-Trans en [eiseres] , aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, namelijk de vraag naar aansprakelijkheid van [eiseres] in verband met het ongeval met de CTC bij de Willemsbrug te Rotterdam tijdens het vervoer met de ‘Bernadette’ van Duisburg naar Rotterdam.
3.2.3.
De vordering van Soli-Trans tegen [eiseres] was al op 9 december 2015 bij het Landgericht Bremen aanhangig gemaakt, derhalve eerder dan die van [eiseres] tegen Soli-Trans bij deze rechtbank. [eiseres] erkent dat in haar dagvaarding.
3.2.4.
Soli-Trans betwist dat tussen partijen een forumkeuzebeding geldt dat terzijde stelt de litispendentieregel dat de later aangezochte rechter de zaak dient aan te houden. Indien al een forumkeuze is gemaakt, is dat een keuze voor het Landgericht Bremen, omdat Soli-Trans van de vanaf het eerste contact tussen partijen, haar verzoek om een aanbod te doen van 11 oktober 2013, steeds heeft gesteld, ook in haar bevestigingsbrief van 4 september 2014: “Erfüllungsort und Gerichtsstand ist Bremen”.
3.3.
De conclusie van [eiseres] strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Soli-Trans in de proceskosten.
3.4.
Bij de beoordeling zal de rechtbank nader ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De vorderingen stellen aan de orde de bevoegdheid van deze rechtbank in het licht van litispendentie met de zaak bij het Landgericht Bremen.
[eiseres] stelt dat deze rechtbank bevoegd is op grond van een forumkeuzebeding tussen partijen, hetzij het beding “Court having jurisdiction: Rotterdam”, hetzij een beding in de toepasselijke algemene voorwaarden.
4.2.
Gezien de vestigingsplaatsen van partijen, de datum waarop de dagvaarding in de hoofdzaak is uitgebracht en de aard van de vorderingen in de hoofdzaak, namelijk vorderingen in een burgerlijke of handelszaak, dienen de vorderingen te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel Ibis-Vo). Partijen gaan daar ook van uit.
4.3.
Artikel 29 Brussel Ibis-Vo luidt als volgt:
1. Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, onverminderd artikel 31, lid 2, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt op verzoek van een gerecht waarbij de zaak is aangebracht door een ander aangezocht gerecht onverwijld aan het eerstbedoelde gerecht meegedeeld op welke datum het in overeenstemming met artikel 32 is aangezocht.
3. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.
Artikel 31 Brussel Ibis-Vo luidt voor zover voor deze beoordeling van belang als volgt:
1. Wanneer voor de vorderingen meer dan één gerecht bij uitsluiting bevoegd is, worden partijen verwezen naar het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.
2. Wanneer een zaak aanhangig wordt gemaakt bij een gerecht van een lidstaat dat op grond van een in artikel 25 bedoelde overeenkomst bij uitsluiting bevoegd is, houdt elk gerecht van de andere lidstaten, onverminderd artikel 26, de uitspraak aan totdat het krachtens de overeenkomst aangezochte gerecht verklaart geen bevoegdheid aan de overeenkomst te ontlenen.
3. Indien het in de overeenkomst aangewezen gerecht zijn bevoegdheid in overeenstemming met de overeenkomst heeft vastgesteld, verklaart elk gerecht van de overige lidstaten zich onbevoegd ten gunste van dat gerecht.
Artikel 25 Brussel Ibis-Vo luidt voor zover voor deze beoordeling van belang als volgt:
1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a. a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
2. Als „schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt.
[..]
5. Een beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht dat deel uitmaakt van een overeenkomst, wordt aangemerkt als een beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst.
De geldigheid van het beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht kan niet worden bestreden op grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is.
Overweging 22 van de Brussel Ibis-Vo luidt als volgt:
Om evenwel de doeltreffendheid van overeenkomsten inzake exclusieve forumkeuze te verbeteren en misbruik van procesrecht te voorkomen, moet een uitzondering op de algemene litispendentieregel worden getroffen met het oog op een bevredigende oplossing voor bepaalde situaties waarin zich een samenloop van procedures kan voordoen. Dat is het geval wanneer een ander dan het bij exclusieve forumkeuze aangewezen gerecht is aangezocht, en vervolgens tussen dezelfde partijen vorderingen voor het aangewezen gerecht worden aangebracht die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. In een dergelijk geval moet het eerst aangezochte gerecht de procedure aanhouden zodra het aangewezen gerecht wordt aangezocht, en wel totdat dit laatste gerecht verklaart geen bevoegdheid te ontlenen aan de exclusieve forumkeuze. Dit dient om ervoor te zorgen dat het aangewezen gerecht in een dergelijke situatie voorrang krijgt om te beslissen over de geldigheid van het forumkeuzebeding en de mate waarin het beding geldt voor het voor hem dienende geschil. Het aangewezen gerecht moet aan de behandeling van de zaak kunnen beginnen, ongeacht of het niet-aangewezen gerecht al heeft besloten over aanhouding van de zaak.
Deze uitzondering dient niet te gelden voor situaties waarin partijen tegenstrijdige forumkeuzebedingen zijn overeengekomen, of waarin een in een forumkeuzebeding aangewezen rechter het eerst is benaderd. In die gevallen geldt de litispendentieregel van deze verordening.
4.4.
Artikel 26 Brussel Ibis-Vo, waarnaar in het tweede lid van artikel 31 wordt verwezen, speelt in deze zaak geen rol.
De strekking van de artikelen 29, 31 en 25 Brussel Ibis-Vo, gelezen mede in het licht van overweging 22 van die verordening, komt erop neer dat in geval van litispendentie voorrang dient te worden gegeven aan de procedure bij het eerstaangezochte gerecht, tenzij partijen een forumkeuze hebben gemaakt voor een ander gerecht of de gerechten van een andere staat als bedoeld in artikel 25 en een door die forumkeuze aangewezen gerecht eveneens is aangezocht, in welk geval die forumkeuze dient te worden gevolgd.
4.5.
Partijen zijn het over het volgende eens:
- er is sprake van litispendentie als bedoeld in artikel 29 Brussel Ibis-Vo tussen de tussen partijen bij het Landgericht Bremen aanhangige zaak en de onderhavige zaak;
- Soli-Trans heeft haar vorderingen tegen [eiseres] eerder aanhangig gemaakt bij het Landgericht Bremen, dan het moment waarop [eiseres] haar vorderingen in de hoofdzaak bij deze rechtbank aanhangig maakte;
- voor zover dat antwoord niet aan de hand van de Brussel Ibis-Vo valt te geven, dient het antwoord op de vraag of een forumkeuzebeding als bedoeld in artikel 31 lid 2 Brussel Ibis-Vo tussen partijen tot stand is gekomen te worden gegeven aan de hand van Nederlands recht.
4.6.
Gezien de in rov. 4.4 genoemde strekking en de vaststellingen in rov. 4.5 dient de rechtbank in beginsel de zaak aan te houden totdat het Landgericht Bremen zal hebben geoordeeld over zijn bevoegdheid, tenzij de rechtbank oordeelt dat partijen een forumkeuze voor deze rechtbank hebben gemaakt.
Indien de rechtbank zou oordelen dat partijen wilsovereenstemming hebben bereikt ten aanzien van een forumkeuze voor zowel het Landgericht Bremen als voor deze rechtbank, zou sprake zijn van een situatie als bedoeld in artikel 31 lid 1 Brussel Ibis-Vo en overweging 22 van die verordening. Dan zou deze rechtbank voorrang dienen te verlenen aan het eerst aangezochte gerecht, het Landgericht Bremen.
Derhalve gaat het erom of partijen inderdaad gekozen hebben voor exclusieve bevoegdheid van deze rechtbank als bedoeld in artikel 31 lid 2 en 25 Brussel Ibis-Vo.
4.7.
Uit vaste rechtspraak van het HvJEU (en zijn rechtsvoorganger, arresten 14 december 1976, 24/76 - RÜWA/Colzani, Jur. 1976, p. 1831, NJ 1977/446 nt. JCS; 14 december 1976, 25/76 - Segoura/Bonakdarian, Jur. 1976, p. 1851, NJ 1977/447 nt. JCS; 11 november 1986, 313/85 - Iveco/Van Hool, Jur. 1986, p. 3337, NJ 1987/479; 20 februari 1997, C-106/95 - MSG/Les Gravières Rhénanes, Jur. 1997, p. I-911, NJ 1998/565 nt. PV) volgt dat artikel 25 Brussel Ibis-Vo (in navolging van artikel 17 EEX-verdrag en artikel 23 Brussel I-Vo) autonoom dient te worden uitgelegd en dat uit die uitleg voortvloeit dat de aangezochte rechter verplicht is in de eerste plaats te onderzoeken of het beding dat hem bevoegd verklaart, inderdaad het voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen en dat die vraag naar wilsovereenstemming
Derhalve dient de rechtbank eerst te onderzoeken of tussen partijen zodanige wilsovereenstemming is ontstaan over een keuze voor deze rechtbank.
4.8.
Uit de stellingen in de dagvaarding, hierboven samengevat onder 2.2.1 tot en met 2.2.7, en de ter onderbouwing daarvan door [eiseres] in het geding gebrachte producties 5 tot en met 9 blijkt dat Soli-Trans vanaf haar verzoek tot het doen van een aanbieding van 11 oktober 2013 tot en met haar opdrachtbevestiging van 4 september 2014 telkens aan het slot heeft vermeld “Erfüllungsort und Gerichtsstand ist Bremen”. Uit diezelfde stellingen en stukken blijkt tevens dat [eiseres] vanaf haar eerste aanbieding van 23 oktober 2013 tot en met haar laatste aanbieding van 1 september 2014 telkens aan het slot heeft vermeld “Court having jurisdiction: Rotterdam”.
De beide bedingen hebben dezelfde strekking, namelijk om het Landgericht Bremen respectievelijk deze rechtbank bevoegd te verklaren. Nu geen van partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend de door de andere partij bedongen forumkeuze heeft aanvaard, maar telkens haar eigen daarmee strijdige forumkeuze heeft vermeld, kan niet geconcludeerd worden dat partijen wilsovereenstemming als vereist in artikel 25 Brussel Ibis-Vo hebben bereikt over een keuze voor deze rechtbank.
Anders dan [eiseres] betoogt, levert de verklaring van Soli-Trans in haar bevestigingsbrief van 4 september 2014 “We herewith confirm the order [..]. As per your offer dated 26.08.2014” geen aanvaarding op als vereist in artikel 25 Brussel Ibis-Vo van het beding “Court having jurisdiction: Rotterdam”, omdat Soli-Trans ook in dat schrijven haar clausule “Erfüllungsort und Gerichtsstand ist Bremen” herhaalde. Evenmin slaagt het betoog van [eiseres] dat de getypte aanvaarding in die bevestigingsbrief de daarin voorgedrukte clausule “Erfüllungsort und Gerichtsstand ist Bremen” terzijde stelt, omdat in deze getypte aanvaarding geen voldoende specifieke verwijzing staat naar het beding “Court having jurisdiction: Rotterdam” in de offerte van [eiseres] , terwijl de aanvaarding door Soli-Trans daarop gericht moest zijn om aan het vereiste van wilsovereenstemming als bedoeld in artikel 25 Brussel Ibis-Vo te voldoen.
4.9.
Op vorenstaande gronden faalt het betoog van [eiseres] dat deze rechtbank bevoegdheid in de zin van artikel 31 lid 2 Brussel Ibis-Vo heeft op grond van het gestelde forumkeuzebeding tussen partijen “Court having jurisdiction: Rotterdam”.
4.10.
Het betoog van [eiseres] dat in de toepasselijke algemene voorwaarden een forumkeuzebeding voor deze rechtbank is opgenomen strandt op dezelfde gronden. Ook hiervoor is, immers, wilsovereenstemming als bedoeld in artikel 25 Brussel Ibis-Vo ten aanzien van het in die voorwaarden gekozen forum vereist. Zodanige wilsovereenstemming is niet aannemelijk, omdat Soli-Trans telkens en op een voldoende expliciete wijze haar forumkeuze voor Landgericht Bremen heeft vermeld.
4.11.
Een andere grond voor exclusieve bevoegdheid van deze rechtbank is gesteld noch gebleken.
4.12.
Derhalve komt de rechtbank tot de conclusie dat zij geen bevoegdheid heeft in de zin van artikel 31 lid 2 Brussel Ibis-Vo, zodat de rechtbank op grond van artikel 29 Brussel Ibis-Vo de behandeling van deze zaak dient aan te houden totdat in de procedure in Duitsland definitief zal zijn beslist over de bevoegdheid van het Landgericht Bremen om kennis te nemen van de vorderingen die Soli-Trans aldaar tegen [eiseres] eerder aanhangig heeft gemaakt.
Kennelijk heeft [eiseres] de bevoegdheid van het Landgericht Bremen niet aanvaard. Indien het Landgericht Bremen niet bevoegd mocht blijken te zijn, kan de zaak voor deze rechtbank worden voortgezet, omdat deze rechtbank wel een bijzondere bevoegdheid heeft ingevolge artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel Ibis-Vo, aangezien twee van de met Soli-Trans medegedaagden in het arrondissement Rotterdam gevestigd zijn (zie in 1.1). Indien in de procedure die thans bij het Landgericht Bremen aanhangig is definitief wordt beslist dat het Landgericht Bremen bevoegd is, dient deze rechtbank zich onbevoegd te verklaren.
4.13.
Daarom zal de rechtbank de primaire vordering, zoals Soli-Trans die heeft toegelicht, toewijzen op de wijze als hieronder nader bepaald. De zaak zal worden verwezen naar de parkeerrol om pas weer te worden opgebracht door de meest gerede partij wanneer de rechter in Duitsland in de zaak tussen partijen, die thans bij het Landgericht Bremen aanhangig is, definitief zal hebben beslist over de bevoegdheid van het Landgericht Bremen De rechtbank zal alle overige beslissingen aanhouden.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Het in het incident gegeven oordeel leidt ertoe dat de rechtbank de hoofdzaak zal aanhouden.

6.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende in de hoofdzaak en het incident:
6.1.
houdt de behandeling van de zaak aan totdat in de procedure tussen partijen in Duitsland, thans aanhangig bij het Landgericht Bremen, onherroepelijk zal zijn beslist over de bevoegdheid van Landgericht Bremen om kennis te nemen van de vorderingen die Soli-Trans aldaar tegen [eiseres] aanhangig heeft gemaakt voorafgaande aan de dagvaarding in de onderhavige zaak van 29 april 2016;
6.2.
verwijst de zaak naar de parkeerrol om pas weer te worden opgebracht door de meest gerede partij wanneer de rechter in Duitsland definitief zal hebben beslist over de bevoegdheid van het Landgericht Bremen in de in 6.1 bedoelde, aldaar tussen partijen aanhangige zaak;
6.3.
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2016.
1928/901