In deze zaak heeft eiseres, een passagier van een geannuleerde vlucht, een handhavingsverzoek ingediend tegen de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, omdat zij compensatie wenste voor de annulering van haar vlucht. De rechtbank Rotterdam heeft op 15 november 2016 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiseres had eerder een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen de luchtvaartmaatschappij, maar dit verzoek was door de staatssecretaris afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet bevoegd was om het verzoek van eiseres in te willigen, omdat het verzoek niet binnen de gestelde termijn was ingediend. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgewezen, hoewel op onjuiste gronden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan eiseres voor de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.