Beoordeling
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van die nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of aan die eis is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Vast staat dat DDoS-aanvallen hebben plaatsgevonden tussen 15 maart en 1 april 2013. Uit het dossier blijkt dat tijdens die DDoS-aanvallen veel chatgesprekken zijn gevoerd waaraan de verdachte deelnam onder de nicknames “HRH Prinz [voornamen verdachte] von CyberBunker- [achternaam verdachte] MP” en “ [nickname verdachte] ”.
Verder blijkt uit het dossier dat zowel de verdachte (alias [nickname verdachte] ) als [nickname N] en de door [nickname N] genoemde “ [nickname S] ” lid waren van het Stophaus Movement, een groep die zich richt tegen Spamhaus en zijn activiteiten.
Onder andere verdachte, [nickname N] en [medeverdachte A] ( [alias naam] ) waren ook lid van de End Spamhaus Skypegroup (ESG), waarover [nickname N] (Seth Nolan-McDonough ) tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaart: “Het doel was Spamhaus ten gronde te richten”, “Het doel was om Spamhaus definitief te laten stoppen met hun activiteiten”, ”Ik was lid van de groep en de groep heeft de aanvallen georganiseerd en uitgevoerd”, “Ik was één van de belangrijkste daders” en “Het belangrijkste middel was het uitvoeren van DDoS aanvallen”. Over de rol van de verdachte binnen deze groep verklaart [nickname N] : “Hij moedigde leden van de groep en hij leek samen met [medeverdachte Y] een leidersrol te hebben” en “ [verdachte] was betrokken in die zin dat hij de aanvallen aanmoedigde. Hij was enthousiast en zette er ook toe aan.”
Tijdens een Skype-chat op 15 maart 2013 meldt [medeverdachte Y] : “ [verdachte] , if you need spamhaus down – ask [nickname N] .” [medeverdachte Y] voegt daar – kennelijk als uitleg aan andere chatdeelnemers - aan toe: “they disconnected [verdachte] today”. De verdachte zegt vervolgens: “take it down”, waarna [nickname N] binnen een minuut antwoordt: “spamhaus.org down”. Uit de aangifte van Spamhaus en het daarbij gevoegde “Website monitoring report” maakt de rechtbank op dat op dat moment de eerste DDos-aanval werd uitgevoerd op een IP-adres, in gebruik bij Spamhaus. [nickname N] heeft hierover verklaard dat hij verdachtes uitlating “take it down” als een opdracht heeft ervaren.
Iets later vraagt [medeverdachte Y] : “can we use spamhaus DNS servers that [verdachte] found to ddos main spamhaus website?”. [nickname N] reageert met: “compile a list of hundred thousand websites; send a syn to them from the target spoofed ip; they all respond with synack and multiple packets”. De verdachte reageert op dit verzoek met een verwijzing naar het bestand “www. [nickname verdachte] .net/spamhausips.txt”. Dit bestand blijkt een lijst te bevatten met IP-adressen die in gebruik waren bij Spamhaus.
Op 16 maart 2013 schrijft de verdachte in de Skype-chat: “hmmm lets see if i can code something to take down their nameservers efficiently”. Kennelijk doelt hij op het programma “forker c” dat wordt beschreven in zaaksdossier Vervaardigen en verspreiden van DDOS software.
Op 16 maart 2013 schrijft de verdachte (onder het pseudoniem [nickname verdachte] ) in een IRC-chat op het chatkanaal #xs4all: “tijd om spamhaus er uit te flikkeren” en “geloof niet dat me vriendjes van plan zijn op te houden met die ddos tot spamhaus zn criminele activiteiten staakt”.
Op 18 maart 2013 legt de verdachte in de Skype-chat aan [naam getuige] uit hoe de DDos-aanval in zijn werk gaat: “de ddos die ze ontvangen is synacks; 'iemand' stuurt het hele internet syn packets waarop het hele internet 100gbit aan synacks terug stuurt, herhaaldelijk” De verdachte neemt in het chatgesprek de broncode op van het programma “forker c” en hij stuurt een link naar een internetpagina getiteld “Operation Stophaus – Stop Spamhaus”, waarin geëist wordt dat Spamhaus de daaronder genoemde activiteiten staakt.
Op 19 maart 2013, tijdens de derde DDos-aanval op de website spamhaus.org op de servers van SURFnet, vraagt de verdachte via de Skype-chat aan [nickname N] : “ [nickname N] , take spamhaus.as1101.net down for a few minutes”, waarna via de chat overlegd wordt hoe de aanval wordt voortgezet. De verdachte zegt: “just take down the spamhaus.org nameservers” en “new target … the 8 nameservers of spamhaus.org … and still smtp-ext layer.spamaus.org of course”.
Nadat Spamhaus in reactie op de DDos-aanvallen het webgedeelte van zijn digitale infrastructuur heeft ondergebracht bij Cloudflare, wordt Cloudflare op 19 maart 2013 slachtoffer van DDos-aanvallen. In een Skype-chat met de eerder genoemde teamleider [naam teamleider] schrijft de verdachte onder pseudoniem “TheSTOPhaus Movement” over deze aanval: “cloudflare wordt volgens mij op dit moment niet door lui uit de groep geddossed... kan het even navragen” en “wat mij betreft gaat die hele operatie keurig door tot spamhaus netjes opgerold is” en “ik -wil- het niet laten stoppen... ik heb wel de cloudflare attack ehm... kinda gestopt atm... heeft geen nut verder, point made.”
Op 20 maart 2013 voert de verdachte een Skype-chatgesprek met de heer [naam medewerker] van Bunkerinfra Datacenters. Daarin schrijft hij: “oh dat, en ze krijgen 100gbit udp voor hun knar”; daarna wordt gesproken over de gevolgen van de aanval voor Spamhaus en Cloudflare.
Op 21 maart 2013 verwijst de verdachte in de Skype-groepschat naar het op internet verschenen artikel “DDOS-aanval van 75Gbps op Spamhaus afgeslagen”. Hij schrijft daarover: “yeah i know, we did that”.
Het betoog van de verdediging dat het “erg lastig, of beter gezegd onmogelijk, (lijkt) om een substantiële bijdrage aan een delict te leveren op het moment dat je geen enkel zicht hebt op de exacte handelingen van anderen” mist feitelijke grondslag. Uit de chatgesprekken blijkt dat de verdachte frequent contact had met de uitvoerders van de aanvallen, ook overlegde hoe de aanvallen zouden worden voortgezet, dat hij adviseerde, aanjoeg en mogelijkheden aandroeg.
Gelet op de substantiële bijdrage van de verdachte en op de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de feitelijke uitvoerders van de aanvallers, moet de verdachte dan ook worden aangemerkt als medepleger. Dat hij niet op ieder moment de volledige controle had over wat er gebeurde, maakt dit, gelet op de inhoud van hiervoor weergegeven chatgesprekken, niet anders.