Uitspraak
VONNIS
[veroordeelde] ,
€ 28.000,00 (zegge: achtentwintigduizend euro);
Rechtbank Rotterdam
Op 4 november 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor drugshandel. De officier van justitie, mr. C.A.M. van den Brand, vorderde de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 606.000,00, maar de rechtbank heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een deel van de vordering, specifiek met betrekking tot de verkoop van 20 kilogram cocaïne op 23 november 2010. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en speculatief, waardoor de rechtbank niet kon concluderen dat de veroordeelde zich schuldig had gemaakt aan dit feit.
In de zaak Italia, waar de veroordeelde betrokken was bij de verkoop van 15 kilogram cocaïne, werd vastgesteld dat hij een bedrag van € 28.000,00 had verdiend. De rechtbank oordeelde dat dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden ontnomen. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde geen draagkracht had om dit bedrag te betalen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete feiten waren die erop wezen dat de veroordeelde in de toekomst niet in staat zou zijn om het bedrag te betalen. De rechtbank stelde het te betalen bedrag vast op € 28.000,00 en verwierp de verzoeken van de verdediging om dit bedrag te verlagen of op nihil te stellen.
De rechtbank oordeelde ook dat de redelijke termijn voor de afhandeling van de ontnemingsvordering niet was overschreden en dat de vordering op basis van het huidige recht moest worden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.