In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter vergoeding van griffierecht dat zij had betaald. De aanvraag was eerder afgewezen door verweerder, en het bezwaar daartegen was ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 23 september 2016 is vastgesteld dat verweerder op 23 maart 2016 had aangegeven het griffierecht te hebben betaald, maar eiseres ontkende dit en stelde dat zij het bedrag niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk was, omdat de verplichting tot betaling van het griffierecht al was vastgesteld in een eerdere uitspraak van 18 december 2015. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had, omdat zij al recht had op vergoeding van het griffierecht op basis van die eerdere uitspraak. Desondanks werd bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- door verweerder moest worden vergoed, omdat eiseres bij het instellen van haar beroep wel procesbelang had. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat deze kosten al in een andere uitspraak waren behandeld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 november 2016.