ECLI:NL:RBROT:2016:8413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
ROT 15/6943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vergoeding betaald griffierecht met betrekking tot eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter vergoeding van griffierecht dat zij had betaald. De aanvraag was eerder afgewezen door verweerder, en het bezwaar daartegen was ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 23 september 2016 is vastgesteld dat verweerder op 23 maart 2016 had aangegeven het griffierecht te hebben betaald, maar eiseres ontkende dit en stelde dat zij het bedrag niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk was, omdat de verplichting tot betaling van het griffierecht al was vastgesteld in een eerdere uitspraak van 18 december 2015. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had, omdat zij al recht had op vergoeding van het griffierecht op basis van die eerdere uitspraak. Desondanks werd bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- door verweerder moest worden vergoed, omdat eiseres bij het instellen van haar beroep wel procesbelang had. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat deze kosten al in een andere uitspraak waren behandeld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 november 2016.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/6943

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis, verweerder,
gemachtigden: mr. L.J. van Es-Bel en mr. A.M. Spahr van der Hoek-de Waard.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft - gevoegd met een groot aantal andere beroepen van eiseres tegen verweerder - plaatsgevonden op 23 september 2016. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na zitting is het beroep met zaaknummer ROT 15/6943 gesplitst van de andere beroepen. In die andere beroepen wordt bij aparte uitspraken van heden uitspraak gedaan (ROT 15/1837 e.v., ROT 15/1937 en ROT 16/5047)
.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij aanvraag van 11 mei 2015 verzocht om bijzondere bijstand voor de vergoeding van door haar betaald griffierecht van € 45,-. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van deze aanvraag gehandhaafd.
2. Het griffierecht heeft, gelet op de overgelegde nota van het Landelijk Dienstencentrum van de Rechtspraak (LDCR), betrekking op het beroep met zaaknummer ROT 14/6415. De rechtbank heeft op dit beroep uitspraak gedaan op 18 december 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:9447). In die uitspraak heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt.
3. Verweerder heeft gesteld dat hij op 23 maart 2016 opdracht heeft gegeven tot betaling van een bedrag van € 56,-, waaronder begrepen een bedrag van € 45,- aan griffierecht betreffende het beroep met zaaknummer ROT 14/6415. Hij betoogt dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep omdat zij de verzochte griffiekosten al ontvangen heeft. Het beroep zou daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
4. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte weigert de gevraagde bijzondere bijstand te verlenen. Ter zitting heeft zij toegelicht dat zij, ondanks dat verweerder stelt dat hij dit bedrag heeft overgemaakt, het bedrag niet heeft ontvangen en dat zij daarom wel belang heeft bij haar beroep.
5. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder het bedrag aan griffierecht niet aan eiseres heeft betaald. Het betoog van verweerder dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht al is vergoed, mist dus feitelijke grondslag en moet daarom worden verworpen.
6. Toch kan het beroep er niet toe leiden dat aan eiseres bijzondere bijstand wordt verleend voor dat griffierecht. Dit omdat verweerders verplichting tot betaling van het griffierecht in het beroep met zaaknummer ROT 14/6415 op grond van voornoemde uitspraak van 18 december 2015 al vaststaat. Dit betekent dat eiseres thans niet méér bereiken kan dan wat zij op grond van de uitspraak van 18 december 2015 al heeft bereikt. De enkele omstandigheid dat het griffierecht feitelijk nog niet is vergoed, maakt niet dat eiseres wel procesbelang heeft. De rechtbank merkt daarbij op dat het niet gaat om het niet betalen van bijstand aan eiseres, dat op grond van artikel 79 van de Participatiewet met een besluit gelijkgesteld moet worden en waartegen dan beroep openstaat. Het procesbelang dat eiseres ten tijde van het instellen van haar beroep op 5 november 2015 had, is door de uitspraak van 18 december 2015 komen te vervallen. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,- door verweerder wordt vergoed. Dit omdat eiseres bij het instellen van haar beroep wel procesbelang had.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding het verzoek tot vergoeding van proceskosten te honoreren. De rechtbank heeft bij genoemde uitspraak van heden (ROT 15/1937 e.v.) al geoordeeld dat de geclaimde proceskosten (reiskosten) voor vergoeding in aanmerking komen en proceskosten worden niet dubbel vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr A.C. Rop en mr. I.S. Vreken-Westra, leden, in aanwezigheid van mr. H.C. de Wit-Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep