ECLI:NL:RBROT:2016:8270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
C/10/491729 / HA ZA 16-2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en privacy schending door ex-partner van een internetzaaddonor

In deze zaak vorderde eiser, een internetzaaddonor, schadevergoeding van gedaagde, zijn ex-partner, wegens onrechtmatige daad en schending van zijn privacy. Eiser en gedaagde hadden een relatie van oktober 2009 tot juni 2011, waaruit een dochter is geboren. Eiser was actief als zaaddonor en had andere kinderen verwekt. Tijdens de relatie heeft gedaagde vertrouwelijke informatie over eiser, waaronder medische gegevens, gedeeld met derden, wat leidde tot publiciteit en negatieve gevolgen voor eiser. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank overwoog dat eiser zijn privacygevoelige informatie had moeten delen met de wensmoeders en dat gedaagde handelde uit bezorgdheid voor de gezondheid van een kind van een andere wensmoeder. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/491729 / HA ZA 16-2
Vonnis van 26 oktober 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van den Doel te Zierikzee.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 oktober 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 17 februari 2016, met producties;
  • de brief van 30 maart 2016 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • de processen-verbaal van comparitie van 5 juli en 13 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben vanaf omstreeks oktober 2009 tot omstreeks juni 2011 een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is op 1 december 2010 een dochter, [naam dochter] , geboren. [eiser] en [gedaagde] woonden destijds te Oudorp.
2.2.
Vanaf begin 2010 was [eiser] actief als (internet)zaaddonor. Vanaf omstreeks december 2010 zijn ook andere met zaad van [eiser] verwekte kinderen geboren.
2.3.
In de periode dat de relatie tussen [eiser] en [gedaagde] ten einde kwam, heeft [gedaagde] contact gezocht met andere vrouwen die een met zaad van [gedaagde] verwekt kind hadden. Zo kwam zij in contact met [persoon 1] , de moeder van een medio december 2010 geboren zoontje. [gedaagde] heeft [persoon 1] gevraagd of zij wist dat [eiser] een vorm van autisme had.
2.4.
[persoon 1] was door [eiser] niet geïnformeerd over het feit dat hij was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger. [eiser] had [gedaagde] altijd verteld dat erfelijke factoren geen rol spelen bij Asperger. [persoon 1] heeft [gedaagde] overtuigd van het tegendeel. [persoon 1] was erg boos dat [eiser] haar niet had geïnformeerd over het feit dat bij hem Asperger was gediagnosticeerd. [persoon 1] vertelde [gedaagde] dat bij haar oudste kind, welk kind niet met zaad van [eiser] was verwekt, ook een autismespectrumstoornis was gediagnosticeerd.
2.5.
Op verzoek van [persoon 1] heeft [gedaagde] haar informatie verschaft waaruit bleek dat bij [eiser] de diagnose syndroom van Asperger was gesteld en dat [eiser] in verband daarmee een Wajong uitkering toegekend had gekregen. [gedaagde] maakte daartoe met haar telefoon foto's van zich nog in haar woning bevindende privé-papieren van [eiser] van het UWV en een medisch rapport van een psycholoog van De Grote Rivieren. Die informatie zond zij toe aan [persoon 1] .
2.6.
Dat [eiser] met Asperger was gediagnosticeerd, is ook bij andere vrouwen bij wie met zaad van [eiser] een kind was verwekt bekend geworden. Media zijn geïnformeerd en die hadden belangstelling voor de zaak.
2.7.
Op zaterdag 13 augustus 2011 is in het AD een artikel gepubliceerd over [eiser] . Naast het artikel is een door [gedaagde] aan het AD verstrekte foto van [eiser] geplaatst. Koppen boven het artikel vermelden: 'Door mijn ziekte geef ik kinderen een hoger IQ' en 'Asperger-patiënt [eiser] heeft zeker twintig donorkinderen' en 'Zaaddonor (30) zwijgt over ziekte'. [gedaagde] heeft de journalist van het AD informatie verstrekt.
2.8.
Op 23 oktober 2011 heeft het televisieprogramma 'Undercover in Nederland' van presentator Alberto Stegeman een aflevering met de titel 'Spermadonor' gewijd aan [eiser] . In het programma wordt getoond hoe een actrice die zich jegens [eiser] voordoet als 'wensmoeder' die een contract met hem wenst aan te gaan een gesprek heeft met [eiser] . Daarna wordt [eiser] door Stegeman geconfronteerd met het feit dat hij in de visie van Stegeman relevante informatie voor wensmoeders verzwijgt. Voorts worden in het programma een aantal 'wensmoeders' geïnterviewd. Ook [gedaagde] wordt in het programma herkenbaar in beeld geïnterviewd.
2.9.
Met betrekking tot [naam dochter] is tussen [eiser] en [gedaagde] jarenlang geprocedeerd over erkenning, omgang en gezag. [gedaagde] woont tegenwoordig met haar kinderen en partner in België. [eiser] heeft [naam dochter] twee jaar lang niet gezien.
2.10.
[eiser] heeft door middel van een kort geding getracht de uitzending van 'Undercover in Nederland' te doen verbieden. Bij vonnis in kort geding van 18 oktober 2011 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam zijn de door [eiser] gevorderde voorzieningen geweigerd.
2.11.
Op 25 januari 2012 heeft [eiser] bij de Raad voor de Journalistiek een klacht ingediend tegen Alberto Stegeman en tegen de hoofdredacteur van Undercover in Nederland. De Raad heeft beslist dat voor zover [eiser] heeft betoogd dat de uitzending feitelijke onjuistheden over het syndroom van Asperger bevat, de Raad zich van een oordeel onthoudt. Voor het overige heeft de Raad de klacht ongegrond geacht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
'1. Voor recht te verklaren dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser en dat gedaagde de immateriële schade die eiser als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft geleden moet vergoeden;
2. Gedaagde te veroordelen om te voldoen aan eiser een immateriële schadevergoeding als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagde tot en met heden vast te stellen op een bedrag ad € 25.000,-;
3. Gedaagde een publicatie- dan wel verspreidingsverbod op te leggen op straffe van een dwangsom ad € 25.000,- per overtreding;
4. Gedaagde te veroordelen in kosten van dit geding.'
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor zover [eiser] de eis ter comparitie nog mondeling heeft willen wijzigen, zal de rechtbank daaraan voorbijgaan. [gedaagde] heeft er terecht op gewezen dat een wijziging van de eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, dient plaats te vinden (artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
4.2.
[eiser] grondt zijn vorderingen op onrechtmatige daad. Daartoe stelt hij - kort weergegeven - dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door documenten die privacy gevoelige informatie bevatten ter beschikking te stellen aan [persoon 1] , Alberto Stegeman en het AD, en door een foto van [eiser] toe te sturen aan het AD.
4.3.
De rechtbank zal de vorderingen afwijzen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.4.
De primair te beoordelen vraag is of [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Een complicerende factor daarbij is dat [gedaagde] in de gevorderde verklaring voor recht niet heeft gespecificeerd waaruit het aan [gedaagde] verweten onrechtmatig handelen heeft bestaan. Dat had wel in de rede gelegen, temeer nadat [gedaagde] bij conclusie van antwoord onder 18 het verweer had gevoerd dat [eiser] bij dagvaarding onvoldoende had aangegeven wat haar nu precies werd verweten. De rechtbank zal niettemin ingaan op hetgeen [eiser] kennelijk aan zijn vordering ten grondslag heeft willen leggen. Het gaat [eiser] kennelijk in het bijzonder om het door [gedaagde] aan een derde of derden verstrekken van privacy gevoelige informatie over [eiser] , met name stukken van het UWV en het rapport van een psycholoog.
4.5.
[gedaagde] heeft ter zitting erkend dat zij inderdaad bij haar thuis liggende papieren van [eiser] heeft opgezocht en met haar telefoon heeft gefotografeerd en dat zij die opnamen heeft toegezonden aan [persoon 1] . Dat betrof volgens [gedaagde] papieren van het UWV en er zaten mogelijk ook papieren van een arts of medisch specialist bij en mogelijk ook contracten tussen [eiser] en zogenoemde wensmoeders. Heel precies weet [gedaagde] het niet meer omdat het inmiddels om gebeurtenissen uit 2011 gaat.
4.6.
[gedaagde] heeft verklaard dat zij behalve de later aan het AD toegezonden foto geen papieren van [eiser] aan anderen dan aan [persoon 1] heeft verstrekt. Vanaf het verstrekken van de informatie aan [persoon 1] is volgens [gedaagde] het balletje gaan rollen. [persoon 1] stond in contact met andere zogenoemde 'wensmoeders'. Het initiatief om de publiciteit te zoeken, is van [persoon 1] uitgegaan. [gedaagde] heeft daar vervolgens haar medewerking aan verleend en haar verhaal gedaan, zowel aan Undercover in Nederland als aan het AD.
4.7.
De reden om de informatie aan [persoon 1] te verstrekken, was volgens [gedaagde] dat het jongste kind van [persoon 1] erg ziek was. [persoon 1] wilde informatie over [eiser] omdat dit volgens haar van belang zou kunnen zijn voor de behandeling van haar kind. [gedaagde] heeft voorts verklaard dat [persoon 1] informatie wilde over het feit dat [eiser] was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger omdat [persoon 1] dacht dat dit relevant kon zijn voor haar jongste kind, mede omdat haar oudste kind al met een autismespectrumstoornis was gediagnosticeerd.
4.8.
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] erop gewezen dat in haar visie juist [eiser] - jegens de wensmoeders - onrechtmatig heeft gehandeld, dat zij dat heeft ontdekt en dat zij dat vervolgens heeft willen vertellen om verder leed te voorkomen. Ter zitting heeft [gedaagde] opgemerkt dat het in haar visie 'niet veel' heeft meegespeeld dat de relatie tussen [eiser] en haar was beëindigd, maar dat het 'heus wel' een kleine rol zal hebben gespeeld.
4.9.
[eiser] heeft de verklaring die [gedaagde] ter zitting heeft afgelegd niet betwist, behoudens voor wat betreft de intenties van [gedaagde] en de chronologie. In de visie van [eiser] heeft [gedaagde] de relevante papieren, in het bijzonder papieren van het UWV en een medisch rapport van een psycholoog van De Grote Rivieren, gescand en verstuurd met de intentie om hem 'terug te pakken' in verband met het eindigen van hun relatie. Daarbij speelde volgens [eiser] ook mee dat [persoon 1] verliefd op hem was, ook al heeft hij dat altijd afgehouden.
4.10.
[eiser] heeft ter zitting bevestigd dat het jongste kind van [persoon 1] na de geboorte inderdaad ernstig ziek is geweest, maar dat betrof volgens hem een longontsteking en dat was in zin visie al niet meer aan de orde op het moment dat de informatie over [eiser] door [gedaagde] aan [persoon 1] werd verstrekt. Met enigerlei erfelijke aandoening heeft een longontsteking volgens [eiser] in ieder geval niets te maken. Verder heeft [eiser] erop gewezen dat hij niet de verwekker van het oudste kind van [persoon 1] is, zodat een autismespectrumstoornis bij het oudste kind in ieder geval niet in relatie kan staan tot hem. Hij staat slechts in een biologische relatie tot het jongste kind van [persoon 1] .
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat het in het algemeen uiteraard zo is dat men documenten van een ander met privacygevoelige informatie waartoe men toegang heeft niet zonder de toestemming van die ander behoort in te zien, te kopiëren en aan derden te verstrekken. De omstandigheden waaronder dat in dit geval is geschied, zijn echter wel heel bijzonder. Aan de relatie van [eiser] en [gedaagde] was een einde gekomen. [eiser] was sedert een jaar tevoren zeer actief als internetspermadonor in het informele circuit. Daarbij informeerde hij de wensmoeders met wie hij contracten sloot niet over het feit dat bij hem het syndroom van Asperger was gediagnosticeerd. [gedaagde] legde contact met een van die wensmoeders, [persoon 1] , die in dezelfde maand als [gedaagde] een met zaad van [eiser] verwekt kind had gekregen. Dat [gedaagde] vervolgens naar aanleiding van haar contact met [persoon 1] tot de conclusie kwam dat de handelwijze van [eiser] jegens [persoon 1] en jegens andere wensmoeders onbehoorlijk was, is begrijpelijk.
4.12.
In de context waarin [gedaagde] contact met [persoon 1] heeft gezocht en vervolgens op [eiser] betrekking hebbende privacygevoelige informatie aan [persoon 1] heeft verstrekt, acht de rechtbank dit jegens [eiser] niet onrechtmatig. Daarbij is van belang dat de rechtbank van oordeel is dat [eiser] [persoon 1] - en andere wensmoeders - tevoren had behoren te informeren over het feit dat hij was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger. Zulks mede gelet op het feit dat [eiser] ter zake daarvan volledig arbeidsongeschikt werd geacht in het kader van de Wajong.
4.13.
Het moge zo zijn dat [eiser] van mening is dat erfelijkheid geen rol speelt bij autismespectrumstoornissen, maar [eiser] heeft, waar dat wel op zijn weg lag, geen producties overgelegd waaruit is af te leiden dat dit de heersende mening in de wetenschap was, of is.
4.14.
[gedaagde] had over de rol die erfelijkheid speelt bij autismespectrumstoornissen informatie ingewonnen op het internet. [persoon 1] heeft haar er vervolgens van overtuigd dat erfelijkheid wel degelijk een belangrijke rol speelt en dat [persoon 1] zich in dat verband serieus zorgen maakte over haar jongste kind, mede omdat haar oudste kind ook al gediagnosticeerd was met een autismespectrumstoornis. [gedaagde] mocht tegen deze achtergrond menen dat het feit dat [eiser] was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger relevant was voor alle wensmoeders.
4.15.
[gedaagde] mocht ook menen dat het niet aan [eiser] was om relevante informatie over zijn persoon achter te houden voor de wensmoeders, maar dat die wensmoeders correct geïnformeerd een beslissing behoorden te kunnen nemen of zij wel of niet gebruik wensten te maken van het zaad van [eiser] . Bij dit alles speelt ook een rol dat de dochter van [gedaagde] (en [eiser] ), [naam dochter] , biologisch verwant zou zijn aan alle met het zaad van [eiser] verwekte kinderen. Ook dat brengt mee dat [gedaagde] , als moeder en wettelijk vertegenwoordiger van [naam dochter] , er belang bij had dat wensmoeders in de toekomst niet anders dan goed geïnformeerd zouden beslissen om in het informele circuit eventueel met [eiser] in zee te gaan om hun kinderwens te realiseren.
4.16.
[gedaagde] heeft tegen deze achtergrond naar het oordeel van de rechtbank evenmin onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door openlijk haar verhaal te doen aan een journalist van het AD en door zich te laten interviewen door Undercover in Nederland. Ook het verstrekken van een foto van [eiser] aan de journalist van het AD acht de rechtbank in deze context niet onrechtmatig. Dat [gedaagde] zich daarbij wellicht mede heeft laten leiden door op dat moment bij haar bestaande negatieve gevoelens ten opzichte van [eiser] in verband met het recent verbroken zijn van hun relatie, maakt dit niet anders.
4.17.
[eiser] stelt dat hij immateriële schade heeft geleden. Juist is dat het verhaal over [eiser] wellicht niet, of nog niet, in de publiciteit zou zijn gekomen indien [gedaagde] [persoon 1] er niet over zou hebben geïnformeerd dat [eiser] was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger. Dat vervolgens zoveel negatieve publiciteit heeft kunnen ontstaan, is echter niet toerekenbaar aan dat handelen van [gedaagde] . Het verhaal over [eiser] was voor de media interessant omdat [eiser] voor de wensmoeders stelselmatig verzweeg dat hij was gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger. De voor de media interessante aspecten van de zaak zijn niet door [gedaagde] in het leven geroepen, maar door [eiser] .
4.18.
De negatieve publiciteit, en de negatieve gevolgen die de publiciteit op immaterieel gebied kennelijk voor [eiser] heeft gehad, is in de visie van de rechtbank toe te rekenen aan de wijze waarop [eiser] vanaf 2010 in het informele circuit actief was als internetspermadonor. Daar heeft hij zelf voor gekozen. Het risico dat dit breder bekend zou worden en tot ophef zou leiden, vloeit direct voort uit het eigen handelen van [eiser] .
4.19.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een door [gedaagde] jegens [eiser] gepleegde onrechtmatige daad en dat er evenmin sprake is van als gevolg van (onbetamelijk) handelen van [gedaagde] door [eiser] geleden immateriële schade.
4.20.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een publicatie- dan wel verspreidingsverbod op te leggen aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft in 2011 op [eiser] betrekking hebbende privacygevoelige stukken aan [persoon 1] verstrekt. [gedaagde] heeft ter zitting medegedeeld dat zij niet meer beschikt over dergelijke stukken en dat zij ook geen intentie heeft om nog iets over [eiser] te verspreiden of publiceren. Voor het anno 2016 aan [gedaagde] opleggen van een publicatie- dan wel verspreidingsverbod bestaat in de gegeven omstandigheden geen grond, zulks nog afgezien van het feit dat de inhoud van het gevorderde verbod niet in de vordering is opgenomen.
4.21.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 79,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.237,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.237,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2016.
[1729;
1694]