In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst van een uitzendkracht, [verzoeker], die in dienst was bij Manpower B.V. Het verzoek was gebaseerd op artikel 7:682 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin [verzoeker] aanvoerde dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door Manpower in strijd was met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 15 september 2003 in dienst trad bij Manpower en dat zijn arbeidsovereenkomst op 25 juli 2016 was opgezegd na toestemming van het UWV, wegens bedrijfseconomische omstandigheden. De rechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onderzocht, waaronder de eis van Suiker Unie dat [verzoeker] een Vapro-certificaat moest behalen om zijn functie te kunnen behouden. De kantonrechter oordeelde dat Manpower voldoende inspanningen had geleverd om [verzoeker] te herplaatsen en dat de arbeidsplaats bij Suiker Unie blijvend was vervallen. De rechter concludeerde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet in strijd was met de wet en dat er geen grond was om het verzoek van [verzoeker] tot herstel van de arbeidsovereenkomst toe te wijzen. Het verzoek werd afgewezen, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.