ECLI:NL:RBROT:2016:8105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
10/751001-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude en bedrieglijke bankbreuk door een ondernemer met problematische schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van faillissementsfraude en bedrieglijke bankbreuk. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], had zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan de verplichting om een deugdelijke boekhouding te voeren, terwijl zij in een staat van faillissement verkeerde. De officier van justitie, mr. T. Slieker, had vrijspraak gevorderd voor de primair ten laste gelegde bedrieglijke bankbreuk, maar eiste wel een veroordeling voor de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige bankbreuk, met een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geen administratie had gevoerd en steeds nieuwe ondernemingen was gestart zonder aandacht voor haar administratieve verplichtingen. Dit gedrag leidde tot benadeling van haar schuldeisers in het faillissement van haar bedrijf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat de rechten van haar schuldeisers in gevaar zouden komen door haar nalatigheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedrieglijke bankbreuk en heeft haar een taakstraf van 180 uren opgelegd, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder was veroordeeld.

De rechtbank heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat zij zich gedurende de proeftijd niet aan strafbare feiten mag schuldig maken, anders kan de voorwaardelijke straf alsnog worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/751001-16
Datum uitspraak: 6 oktober 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2016.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Slieker heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de primair ten laste gelegde bedrieglijke bankbreuk;
  • bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige bankbreuk;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Waardering van het bewijs

Opzet van de verdachte
Aan de verdachte is -kort gezegd- ten laste gelegd dat zij opzettelijk niet heeft voldaan aan de verplichting om een boekhouding te bewaren en tevoorschijn te brengen, waardoor zij de schuldeisers in het faillissement van het door haar bestuurde bedrijf heeft benadeeld.
Met betrekking tot dit opzet overweegt de rechtbank allereerst dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij eigenlijk nauwelijks administratie had en dat deze bovendien verspreid lag op verschillende adressen. Op grond daarvan staat vast dat zij met betrekking tot haar onderneming geen deugdelijke administratie heeft gevoerd. Het feit dat de verdachte heeft verklaard dat er wel enige administratie was, maar dat deze is kwijtgeraakt ten gevolge van twee ontruimingen maakt dit niet anders nu van verdachte verwacht mag worden dat zij haar administratie op een deugdelijke wijze bewaart. Uit haar verklaring op zitting blijkt dat de ontruimingen een gevolg waren van huurachterstanden waarvan zij op de hoogte was, terwijl zij op dat moment zelf lange tijd in het buitenland verbleef. Verdachte heeft verklaard dat zij alleen maar nadacht hoe uit de schulden te komen. Zij startte hiertoe steeds nieuwe ondernemingen op, zonder aandacht te hebben voor de daarbij komende administratieve verplichtingen en dus zonder haar verantwoordelijkheid hierin te nemen. Door in de gegeven omstandigheden geen deugdelijke administratie te voeren waaruit de rechten en plichten van haar bedrijf blijken heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de rechten van haar schuldeisers in een mogelijk faillissement zouden worden gekort.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij handelend onder de namen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] de periode van 2 juli 2014 tot en met 27 mei 2016 te Rotterdam meermalen terwijl zij bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam op 1 juli 2014 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers opzettelijk niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting ingevolge artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, te weten het bewaren en (gedeeltelijk) tevoorschijn brengen van de boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

Bedrieglijke bankbreuk.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude door opzettelijk niet te voldoen aan de op haar rustende verplichting om een deugdelijke boekhouding van de door haar gedreven ondernemingen te bewaren, en die op verzoek van de curator in haar persoonlijk faillissement tevoorschijn te brengen. Op die manier heeft de verdachte de curator gehinderd in de aan hem opgedragen taken en zij heeft zij de belangen van de schuldeisers in haar faillissement geschaad. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij, terwijl zij gebukt gaat onder problematische schulden steeds nieuwe activiteiten opstart zonder zich voldoende te bekommeren om de belangen van haar schuldeisers.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De ernst van het feit rechtvaardigt zonder meer een gevangenisstraf. De rechtbank zal daar echter van afzien omdat de verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. In plaats van een gevangenisstraf wordt een taakstraf opgelegd.
Omdat de verdachte nog steeds als zelfstandige werkzaam is, zal de rechtbank als stok achter de deur een substantieel deel van de voorgenomen taakstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient ertoe om haar in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22den 341 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. M.M. Koevoets en M.E. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij (handelend onder de namen [naam 1] , [naam 2]
en [naam 3] )
in of omstreeks de periode van 2 juli 2014 tot en met 27 mei 2016
te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens),
terwijl zij bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam op 1 juli 2014 in staat
van faillissement is verklaard,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s)
opzettelijk niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting(en)
ingevolge artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, te
weten het bewaren en/of (gedeeltelijk) tevoorschijn brengen van de boeken
en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij (handelend onder de namen [naam 1] , [naam 2]
en [naam 3] ),
in of omstreeks de periode van 2 juli 2014 tot en met 27 mei 2016 te
Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens),
terwijl zij, verdachte, bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam op 1 juli
2014 in staat van faillissement is verklaard,
de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, waarmee zij, verdachte,
ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administratie
gevoerd heeft, en/of de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers die
verdachte ingevolge dat artikel bewaard heeft, (gedeeltelijk) niet in
ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht,
immers heeft zij, verdachte, geen (volledige) administratie
uitgeleverd/overhandigd aan de door de rechtbank te Rotterdam in bovengenoemd
faillissement aangestelde curator;