ECLI:NL:RBROT:2016:8073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
509273
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp en financieringsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2001, die momenteel verblijft in een gesloten groep binnen De Vaart. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur van de ondertoezichtstelling in een open groep van Rijnhove. De kinderrechter heeft de minderjarige voorafgaand aan de zitting apart gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de GI en de moeder van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige toe is aan meer zelfstandigheid en dat de huidige situatie in de gesloten setting niet langer wenselijk is. Er zijn echter financieringsproblemen die de overplaatsing naar de open groep belemmeren, wat leidt tot een ongewenste situatie voor de minderjarige.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de GI niet voldoende heeft gedaan om de afspraken omtrent de doorplaatsing na te komen, waardoor de minderjarige in het ongewisse blijft over haar toekomst. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging voor de gesloten plaatsing van de minderjarige zal worden opgeheven per 24 oktober 2016, zodat zij uiterlijk in de herfstvakantie kan worden doorgeplaatst naar de open groep en direct kan beginnen op de nieuwe school. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing toegewezen, in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, zoals vastgelegd in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.

De beschikking is gegeven door mr. M. de Geus, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/509273 / JE RK 16-2655
datum uitspraak: 13 oktober 2016

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende de minderjarige:

[Naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[Naam van de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 31 augustus 2016, ingekomen bij de griffie op 2 september 2016.
Op 13 oktober 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [de minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- een vertegenwoordiger van de GI, de heer [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[de minderjarige] verblijft in een gesloten groep binnen De Vaart.
Bij beschikking van 13 januari 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 januari 2017.
Bij beschikking van 19 augustus 2016 is er een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] verleend tot 22 november 2016.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [de minderjarige] verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [de minderjarige] toe is aan de volgende stap. Dat is een plaatsing binnen een open groep van Rijnhove. De overstap wordt tegengehouden door financieringsproblemen. Er is geen financiering voor de scholing van [de minderjarige] binnen Rijnhove. Tweemaal eerder zou zij al overgeplaatst worden maar dat is niet doorgegaan. Er is nu per 1 november 2016 een toezegging.
De jeugdbeschermer deelt mede dat hij het ermee eens is dat de minderjarige op dagverlof gaat naar haar beste vriendin wanneer zij daar welkom is. Eerder waren er spanningen binnen dit gezin en was het niet verstandig dat [de minderjarige] haar verlof daar zou doorbrengen in de plaats van het weekendverlof bij haar moeder. De moeder van [de minderjarige] komt eind oktober terug van vakantie. De minderjarige kan daarna weer op weekendverlof bij haar moeder.

Het standpunt van [de minderjarige]

geeft aan dat zij nu eindelijk wil weten waar zij aan toe is. Twee keer eerder is een overplaatsing naar Rijnhove niet doorgegaan wat bij haar grote teleurstelling met zich mee heeft gebracht. [de minderjarige] is toe aan meer zelfstandigheid en geeft aan zich niet meer thuis te voelen op De Vaart.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] een stijgende lijn heeft ingezet en toe is aan meer zelfstandigheid en vrijheid.
De kinderrechter acht het een ongewenste situatie dat de GI niet bewerkstelligt dat Horizon de afspraken omtrent doorplaatsing nakomt en de minderjarige in het ongewisse laat over de reden waarom een toegezegde en geplande doorplaatsing niet doorgaat. Het komt er op neer, zo begrijpt de kinderrechter het, dat een minderjarige die toe is aan doorplaatsing naar een open groep, langer in gesloten jeugdhulp wordt gehouden dan nodig, en niet wordt doorgeplaatst, nota bene van én naar een instelling van dezelfde organisatie (Horizon), niet omdat er geen plek in de open groep of geen plek op de bijbehorende school zou zijn, maar alleen omdat de betreffende nieuwe gemeente (Alphen aan den Rijn) de financiering van de scholing niet heeft toegezegd.
[de minderjarige] verblijft op dit moment nog binnen de gesloten setting van De Vaart. De machtiging voor die gesloten plaatsing loopt tot 22 november 2016, maar deze zal thans worden opgeheven met ingang van de dag na de herfstvakantie, derhalve 24 oktober 2016, teneinde te bewerkstelligen dat [de minderjarige] uiterlijk in de herfstvakantie wordt doorgeplaatst en daarna direct op de nieuwe school zal kunnen beginnen.
De kinderrechter zal het verzoek voor een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de verzochte duur toewijzen zodat [de minderjarige] zich volledig kan richten op haar eigen ontwikkeling. Tegen dit verzoek is geen verweer gevoerd en uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 13 januari 2017;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
heft op de machtiging tot gesloten jeugdhulp van [de minderjarige] per 24 oktober 2016.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Geus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.J.H. Mac Mootry als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.