ECLI:NL:RBROT:2016:8065
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in omgangsregeling met minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) geheel vervallen te verklaren. De schriftelijke aanwijzing was eerder gegeven op 2 september 2016 en betrof de verzorging en opvoeding van de minderjarige, waarbij vier begeleide omgangsbezoeken met de vader waren vastgesteld. De moeder stelde dat de aanwijzing niet rechtsgeldig was, omdat deze niet kon worden gebaseerd op artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek (BW), aangezien de minderjarige bij haar woonde en niet uit huis was geplaatst. De kinderrechter oordeelde dat de aanwijzing inderdaad niet op deze grond kon worden gegeven en dat artikel 1:263 BW ook niet de mogelijkheid bood om een omgangsregeling vast te leggen in een schriftelijke aanwijzing als het kind bij de met het gezag belaste ouder woont. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing dan ook geheel vervallen.
Daarnaast benoemde de kinderrechter ambtshalve een bijzondere curator om de belangen van de minderjarige te vertegenwoordigen, gezien de uiteenlopende wensen van de moeder en de minderjarige over de omgang met de vader. Mr. P.M. Tillema werd benoemd tot bijzondere curator voor de duur van de ondertoezichtstelling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de kinderrechter benadrukte het belang van een onafhankelijke vertegenwoordiging van de minderjarige in deze zaak.