ECLI:NL:RBROT:2016:7885
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over concurrentie- en geheimhoudingsbedingen in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Meijer Bouwservice Den Haag B.V. (hierna: Meijer) en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Meijer vorderde onverkorte nakoming van een concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding, alsook betaling van een voorschot op verbeurde contractuele boetes. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde] bij Meijer was voor bepaalde tijd en bevatte een concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding nietig was, omdat de noodzakelijke motivering voor het beding niet tijdig was verstrekt. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van Meijer op dit punt niet toewijsbaar was.
Wat betreft het geheimhoudingsbeding oordeelde de kantonrechter dat [gedaagde] in beginsel verplicht was tot geheimhouding, maar dat de vordering tot onverkorte nakoming niet toewijsbaar was, omdat [gedaagde] al aan deze verplichting voldeed. De rechter concludeerde dat er slechts één overtreding van het geheimhoudingsbeding was vastgesteld, waarvoor [gedaagde] een boete van € 10.000,00 verbeurde. De rechter matigde deze boete tot een voorschot van € 6.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. De kosten van de procedure werden door beide partijen gedragen.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste formulering en motivering van concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten, vooral bij overeenkomsten voor bepaalde tijd. De beslissing biedt ook inzicht in de beoordeling van geheimhoudingsbedingen en de gevolgen van overtredingen daarvan.