ECLI:NL:RBROT:2016:7829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
10/810303-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na onvoldoende bewijs van criminele herkomst van geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De verdachte, geboren in Albanië in 1992 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, had op 1 juni 2016 een contant geldbedrag van € 65.100,- in zijn auto. Dit geld was verstopt in een plastic tas onder de voetmat van de achterbank. De verdachte verklaarde dat hij het geld had ontvangen van een persoon in Nederland om het naar een advocaat in België te brengen, die het zou gebruiken voor de borgsom van twee gedetineerden uit Albanië. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het witwassen en een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet op voorhand volstrekt onaannemelijk was en onvoldoende was onderzocht.

De rechtbank concludeerde dat voor een bewezenverklaring van witwassen moet worden vastgesteld dat het geld afkomstig is van een misdrijf en dat de verdachte dat wist of had moeten vermoeden. De rechtbank vond dat de verdachte een voldoende concrete en verifieerbare verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, ondersteund door documenten van de raadsman en een verklaring van een Belgische advocaat. Aangezien niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat het geld een criminele herkomst had, sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.

De rechtbank gelastte ook de teruggave van de in beslag genomen goederen, waaronder het geldbedrag en een personenauto, aan de verdachte. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak voor de officier van justitie om de herkomst van geld bij beschuldigingen van witwassen overtuigend aan te tonen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810303-16
Datum uitspraak: 15 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] Albanië op 1992,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R.N. Refos, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Uit het dossier komt – zakelijk weergegeven- het volgende naar voren:
Inleiding
Op 1 juni 2016 is in de auto van de verdachte een contant geldbedrag van € 65.100,- aangetroffen, verstopt in een plastic tas in een opbergruimte onder de voetmat (aan de linkerzijde) van de achterbank. Het geld bleek gebundeld in coupures van 50 euro.
De verdachte heeft verklaard dat hij het geld kort voor zijn aanhouding in Nederland heeft ontvangen van een persoon teneinde te vervoeren naar de in België gevestigde advocaat van een gedetineerde stadsgenoot uit Albanië. Die advocaat zou daarmee de borgsom betalen voor de vrijlating van twee in België gedetineerde personen, [X] en [Y]. Het geld was afkomstig van de vader van een van hen, een zeer vermogende zakenman in Albanië.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van het geld en er zijn er vraagtekens te plaatsen bij de door zijn raadsman overgelegde stukken ter onderbouwing van de herkomst en bestemming van het geld. Zo blijkt bijvoorbeeld de opnamedatum van het geld te liggen vóór de datum waarop door de raadkamer in België de (hoogte van) de borgsom is vastgesteld en ontbreken verdere (adres)gegevens van de [bank].
Zelfs als wordt uitgegaan van de juistheid van de door de verdachte beweerde bestemming van het geld (het betalen van een borgsom van € 30.000 per persoon ter zekerheidsstelling van de voorwaarden voor vrijlating van de door hem genoemde gedetineerden), dan nog blijft de vraag waarom er op een dergelijke omslachtige wijze is geopereerd, terwijl het om vage bekenden van de verdachte zou gaan en hij er geen vergoeding voor zou krijgen. Zo heeft de verdachte verklaard dat hij de familie van de gedetineerde jongens nauwelijks kent, dat hij de vader van een van de jongens eenmaal in Albanië heeft ontmoet en dat hij de familie slechts een gunst heeft willen verlenen. Het had voor de hand gelegen om het geld door de betreffende bank in Albanië rechtstreeks naar de rekening van de Belgische advocaat over te laten boeken.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden kan het volgens de officier niet anders zijn dan dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld geen legale herkomst had en/of uit een misdrijf was verkregen. Verdachte heeft zich daarom schuldig gemaakt aan witwassen.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de ten laste gelegde bedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat de genoemde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Alsdan mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van de geldsom die bij hem is aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de door hem afgelegde verklaring een voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst en ook de bestemming van het geld gegeven. De verklaring is immers verifieerbaar nu deze (voor een groot deel) onderbouwd is met door de raadsman ingebrachte stukken. Deze stukken zijn reeds bij de inbewaringstelling overgelegd. Bij die stukken is een schriftelijke verklaring gevoegd van de heer [A], die stelt in België woonachtig te zijn en de eigenaar te zijn van de auto waarin de verdachte ten tijde van zijn aanhouding reed. [A] bevestigt dat het geld afkomstig is van de familie van [X] en [Y] uit Albanië voor het betalen van een borgsom aan de Belgische autoriteiten. Niet is gebleken dat is getracht die verklaring op juistheid te onderzoeken. Alleen al om die reden kan niet worden gezegd dat de verklaring van de verdachte terzijde kan worden geschoven als volledig ongeloofwaardig. De verklaring van de Belgische advocaat die zich in het dossier bevindt, inhoudende dat borgsommen in België in de regel in contanten worden betaald op een postkantoor en dat de familie van [X] en [Y] aan hem hebben meegedeeld dat het bij de verdachte aangetroffen geld van hen is, draagt in deze ook bij aan de geloofwaardigheid van een deel van de verklaring van de verdachte.
Nu niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het geld een criminele herkomst heeft, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de - hierna genoemde- in beslag genomen en nog niet teruggeven goederen, verbeurd te verklaren:
1.
Geld Euro 65100.00
Allemaal briefjes van 50 euro
2.
1
STK Personenauto [kenteken] 08 jun 2016 RENAULT Scenic 2011 Kl: Grijs Goednummer 5157191
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de inbeslaggenomen goederen terug te geven aan de verdachte en - subsidiair - ten aanzien van de auto aangevoerd dat deze geen essentieel onderdeel van het strafbare feit heeft gevormd.
5.3.
Beoordeling
Nu verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. Geld Euro 65100.00
Allemaal briefjes van 50 euro
2. 1.00 STK Personenauto [kenteken] 08 jun 2016 Deponeren
RENAULT Scenic 2011 Kl: Grijs Goednummer 5157191

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast
de teruggave aan de verdachtevan de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. Geld Euro 65100.00
Allemaal briefjes van 50 euro
2. 1.00 STK Personenauto 1JHS242
RENAULT Scenic 2011 Kl: Grijs Goednummer 5157191.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. B.A. Cnossen en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2016.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 juni 2016, te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland
,en/of Rotterdam en/of Ridderkerk, althans in Nederland,
-van een of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal) 65.100 euro, de werkelijke aard, de
herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, en/of heeft hij, verdachte, verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
de/het geldbedrag(en) was/waren, en/of
-van een of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal 65.100 euro, heeft verworven en/of
voorhanden gehad en/of overgedragen en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans had moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit een of meer misdrijven;
(artikel 420bis/quater Wetboek van Strafrecht)