ECLI:NL:RBROT:2016:7671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
10/750250-13.v
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verlengde invoer van cocaïne met vrijspraak voor voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Venezuela, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 1140 kilogram cocaïne vanuit Ecuador naar Nederland. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts betrokken was bij de verlengde invoer van de cocaïne en sprak hem vrij van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer, met name omdat hij op cruciale momenten in Colombia was en er geen bewijs was dat hij handelingen had verricht die gericht waren op de controle van de partij bananen waarin de cocaïne was verborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de verlengde invoer van de cocaïne, maar dat zijn rol minder significant was dan door de officier van justitie werd gesteld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens werd de borgsom van € 25.000 vervallen verklaard aan de Staat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/750250-13
Datum uitspraak: 26 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Venezuela) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsman mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2016.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.S. Dhoen en C.J.A. van der Maas (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (het medeplegen van de verlengde invoer van ongeveer 1140 kilogram cocaïne en het verrichten van voorbereidingshandelingen daarvoor);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis gestorte borgsom van € 25.000,= vervallen wordt verklaard aan de Staat.

Waardering van het bewijs

1.1.
Bewijswaardering feit 1
1.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne.
Op de eerste plaats is daartoe opgemerkt dat uit de stempels op het paspoort van de verdachte is af te leiden dat de verdachte zich op 20 en 27 oktober 2013 in Colombia bevond en dat daarom niet vastgesteld kan worden dat hij zich bevond in Ecuador ten tijde van het transport van de zendingen vanuit Ecuador naar Vlissingen.
Op de tweede plaats is naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de loods aan [adres] te Rotterdam, waar de verdachte samen met [medeverdachte] is aangehouden, handelingen heeft verricht die gericht waren op de controle van de partij bananen op aanwezigheid van cocaïne. De verdachte en [medeverdachte] zijn slechts 5 à 10 minuten in de loods geweest. De pallets met de bananendozen zijn daarvóór al door anderen (een Poolse man en een Bulgaarse man) in rijen gezet. De 4 pallets met onder meer de dozen waar de cocaïne in zat, stonden al in de tweede rij. Het selectiewerk was dus al uitgevoerd. Er is geen bewijs dat de markering, die met een zwarte stift zou zijn aangebracht, door de verdachte is aangebracht.
Ten slotte is aangevoerd dat de inhoud van de aangetroffen Blackberry gsm telefoons en de resultaten van het onderzoek daarnaar onvoldoende zijn voor het bewijs met betrekking tot de betrokkenheid bij en de wetenschap van de verdachte van het cocaïnetransport. Dat één van de telefoons volgens de GPS-gegevens van deze telefoon in Ecuador zou zijn geweest, is onvoldoende. Er is geen rechtshulpverzoek gestuurd aan Ecuador om dit verder te onderzoeken.
In de telefoons staan foto’s van bananen, maar het is niet onderzocht hoe die foto’s in die telefoons zouden zijn gekomen. Ook is op deze foto’s geen cocaïne te zien. Op de foto’s is bijvoorbeeld niet te zien dat de cocaïne bij de plantage in de vrachtauto met bananen is gezet.
Ook is er geen onderzoek naar gedaan hoe de codes op de bananendozen zijn gezet.
De foto van de notitie met de code ‘SE-12’ is zonder dat de verdachte dat wist in zijn telefoon gekomen. Die foto komt van [betrokkene] . Waarschijnlijk wilde hij de verdachte een loer draaien en heeft hij een foto gemaakt van die notitie en die foto naar de verdachte gestuurd. Bovendien is ook deze foto onvoldoende redengevend voor het bewijs, zeker gelet op het feit dat de verdachte slechts 5 à 10 minuten in de loods is geweest.
1.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de in bijlage II opgenomen wettige bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Vanuit Ecuador is met het schip [naam schip] een partij bananen van het merk [merk] verscheept naar Nederland. Deze lading is verzonden door het bedrijf [bedrijf 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] in Ecuador, en was bestemd voor het bedrijf [bedrijf 2] in [plaats in Nederland] .
Op 1 november 2013 omstreeks 15.00 uur is de [naam schip] aangekomen in de [haven] te Vlissingen Oost. Daar is de partij bananen, die was verpakt in dozen op - 280 stuks -pallets, gelost en overgebracht naar de loods van [bedrijf 3] (nader te noemen [bedrijf 3] ).
Op 2 november 2013 heeft de douane op 4 pallets, met elk 48 dozen, in een deel van de bananendozen (in totaal 125 dozen) met tape omwikkelde pakketten aangetroffen. Bij nader onderzoek is gebleken dat het in totaal 1237 pakketten betrof met daarin een totale hoeveelheid van netto 1138.86 kilogram cocaïne.
Op de dozen op deze 4 pallets stonden stempels met de code SE-12. Een klein deel van de cocaïne (zogenoemde terugplaatsmonsters) is teruggeplaatst in vier van de dozen en voor het overige zijn deze dozen en de andere 121 dozen, naast bananen, gevuld met dummiemateriaal. Vervolgens is de hele partij weer ter beschikking gesteld van het bedrijf [bedrijf 3] .
Op 7 november 2013 is door het observatieteam van de FIOD waargenomen dat een gedeelte van de partij bananen gedurende de dag in zes koeltrailers werd overgebracht naar [adres] te Rotterdam. Daar zijn de pallets met bananen gelost en door middel van een heftruck een loods gelegen aan [adres] ingereden. Het lossen was omstreeks 19.00 uur afgerond. Bij onderzoek van deze loods is geconstateerd dat ook de 4 pallets met daarin de dozen met dummiemateriaal en de terugplaatsmonsters zich daar bevonden.
Betrokkenheid van de verdachte bij het transport
Op basis van de inhoud van de genoemde wettige bewijsmiddelen kan over de betrokkenheid van de verdachte het volgende worden vastgesteld.
De verdachte is op 7 november 2013 omstreeks 19.25 uur samen met [medeverdachte] in de loods aan [adres] te Rotterdam geweest. Omstreeks 20.06 uur deed het arrestatieteam een inval in de loods en troffen zij de verdachte en [medeverdachte] aan bij de daar opgeslagen pallets met bananendozen.
In de loods zijn twee Blackberry gsm telefoons (één van het type 9320 en één van het type 9220) aangetroffen in een vensterbank, op ongeveer twee meter afstand van de plek waar één van de leden van het arrestatieteam de verdachte en [medeverdachte] kort voor hun aanhouding had zien staan. Op beide telefoons zijn DNA-sporen aangetroffen, die matchen met het DNA-profiel van de verdachte. Bij één van de Blackberry’s (de Blackberry van het type 9320) is daarbij berekend dat de kans dat het celmateriaal in deze sporen afkomstig is van een ander dan de verdachte kleiner is dan 1 op 1 miljard. Op beide telefoons zijn ook foto’s van de verdachte aangetroffen. Gelet hierop wordt vastgesteld dat beide telefoons bij de verdachte in gebruik waren. Daarbij zijn de data (oktober en november 2013) waarop de foto’s van de verdachte zijn gemaakt in aanmerking genomen.
In beide Blackberry’s is een foto van een handgeschreven notitie met de vermelding ‘SE-12’ aangetroffen, met als datum 1 november 2013. In de Blackberry type 9320 stond de foto in de map ‘unallocated clusters’ en in de BlackBerry type 9220 in de map ‘camera’, wat erop duidt dat de foto met de telefoon is gemaakt. De code ‘SE-12’ stond, zoals hiervoor is vermeld op de dozen van de 4 pallets, waaronder de dozen waarin de pakketten met cocaïne zijn aangetroffen.
In de loods aan [adres] is ook een grijze vuilniszak met daarin een bindband soortgelijk als die om de bananendozen op de pallets zat, aangetroffen. Op deze vuilniszak zijn twee vingerafdrukken aangetroffen, die matchen met de vingerafdrukken op het dactyloscopische signalement van de verdachte. Dit duidt erop dat de verdachte met de bananendozen is bezig geweest, namelijk dat hij een bindband van deze dozen heeft gehaald en in de vuilniszak heeft gedaan.
1.1.3.
Conclusie
De genoemde omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, duiden op wetenschap van en dus betrokkenheid bij de bij de bananen verpakte cocaïne. Die betrokkenheid is te duiden als op aflevering, ontvangst en/of overdracht gerichte handelingen met betrekking tot de cocaïne. Gelet op de omstandigheden, met name de deklading en de aanwezigheid van een grote hoeveelheid cocaïne, heeft de verdachte ook wetenschap gehad van het feit dat de partij cocaïne kort daarvoor was ingevoerd. Bij die conclusies betrekt de rechtbank dat de omstandigheden schreeuwen om een verklaring die de verdachte niet heeft gegeven. De verdachte heeft zich daarentegen steeds op zijn zwijgrecht beroepen. De alternatieve lezing, die de raadsman geeft voor de aanwezigheid van de foto van de notitie met de code ‘SE-12’ op de telefoon van de verdachte acht de rechtbank, mede in het licht van de overige omstandigheden, en het zwijgen van de verdachte en het gebrek aan onderbouwing, onaannemelijk.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zogenoemde verlengde invoer van de tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne.
1.2.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De officier van justitie heeft niet uitdrukkelijk onderbouwd waarom dit feit volgens haar wel kan worden bewezen. Gelet daarop zal de verdachte zonder nadere motivering hiervan worden vrijgesproken.
1.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2013 tot en met 7 november 2013 te Rotterdam en
/ofVlissingen
en/of [plaats in Nederland] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
(hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), ongeveer 1140 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet
behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft bijna 1140 kilogram cocaïne ingevoerd. Aannemelijk is geworden dat de verdachte naar Nederland is gekomen en naar de loods aan [adres] in Rotterdam is gegaan en moest beoordelen of en zo ja hoe de cocaïne zich in de lading bananen bevond. Een onmisbare, maar tegelijkertijd ook beperkte en uitvoerende, rol.
Cocaïne is erg slecht voor de gezondheid van de gebruikers. Ook leidt dit gebruik tot veel problemen in de maatschappij. Verslaving is daar een belangrijk onderdeel van. De handel in cocaïne leidt ook tot andere vormen van criminaliteit, zoals de strafbare feiten die door gebruikers worden gepleegd om aan geld te komen voor de aanschaf van cocaïne, en geweldsdelicten binnen de drugswereld en het witwassen van geld dat met de handel in drugs wordt verdiend. Aannemelijk is geworden dat de verdachte hieraan geen boodschap heeft gehad maar alleen uit was op zijn eigen verdiensten.
De grote hoeveelheid, de rol van de verdachte en zijn houding legt bij het bepalen van de straf gewicht in de schaal. De hoeveelheid en rol zijn daarbij de belangrijkste factoren. Als leidraad bij het bepalen van de hoogte van de straf is ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De door de officier van justitie geëiste straf van 10 jaar is, ook als met die factoren rekening is gehouden, veel te hoog. Daar is een aantal redenen voor. Er is minder bewezenverklaard dan door de officier van justitie is geëist. Van de voorbereidingshandelingen (feit 2) wordt de verdachte vrijgesproken. Ook wordt vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid van het medeplegen. Tot slot is de rol die aannemelijk is geworden echt een andere dan die de officier van justitie voor ogen stond. De verdachte is weliswaar niet het ‘onderknuppeltje’, zoals de raadsman hem heeft aangeduid, maar hij is - anders dan de officier van justitie heeft gesteld - ook niet degene die het transport heeft begeleid naar Nederland en die een aanzienlijke rol heeft gespeeld in het gehele traject.
Alles afwegend wordt een gevangenisstraf van 5 jaren als de juiste straf gezien.

Motivering beslissing omtrent de borgsom

In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, is een borgsom van € 25.000,= gestort op een daartoe aangewezen rekening als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden.
De voorlopige hechtenis is geschorst tot aan de inhoudelijke behandeling. De verdachte is op deze zitting niet verschenen. Hij heeft derhalve de onder 8 gestelde voorwaarde dat hij zal reageren op oproepen van (onder andere) justitie en zal verschijnen na daartoe te zijn uitgenodigd, niet nageleefd. Ook heeft hij zich op deze wijze onttrokken aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij aanvang van deze zitting van rechtswege herleefde.
Gelet daarop wordt de gestelde zekerheid als vervallen aan de Staat verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart dat de borgsom van € 25.000,=, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, vervalt aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en K.T. van Barneveld rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2013 tot en met 7 november 2013
te Rotterdam en/of Vlissingen en/of [plaats in Nederland] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (hieronder
mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
ongeveer 1140 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(art. 2/A jo 10 Opiumwet jo art. 47 Wetboek van Strafrecht)
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 7 november 2013
te Rotterdam en/of Vlissingen en/of [plaats in Nederland] en/of elders in Nederland en/of
buiten Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van ongeveer 1140 kilogram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had
te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde
feit,
hebbende/zijnde verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- een partij bananen (als deklading voor het materiaal bevattende cocaïne)
aangekocht en/of voorhanden gehad en/of
- het materiaal bevattende cocaïne in dozen met bananen verpakt en/of
- dozen met daarin het materiaal bevattende cocaïne op pallets geplaatst en/of
- ( meermalen) naar Nederland afgereisd vanuit Polen en/of Equador en/of
Colombia, in elk geval vanuit het buiteland en/of
- hotelreserveringen gemaakt voor het [hotel 1] en/of het [hotel 2]
en/of het [hotel 3] en/of
- ( een) ontmoeting(en) gehad met zijn mededader(s) in Rotterdam en/of elders
in Nederland en/of informatie uitgewisseld met zijn mededader(s) en/of
- zijn mededader(s) voorzien van mobiele telefoons en/of (werk)telefoon(s)
voorhanden gehad en/of
- telefonisch contacten onderhouden met zijn mededader(s) en/of
- ( een) ontmoeting(gen) gehad en/of telefonisch contact onderhouden met (een)
medewerker(s) van [bedrijf 3] teneinde afspraken te maken over
de lading bananen (met daarin het materiaal bevattende cocaïne) en/of
- een loods (gelegen aan [adres] te Rotterdam) gehuurd voor de opslag
van de lading, met daarin het materiaal bevattende cocaïne, en/of
foto-opnames van die loods gemaakt en/of
- de lading, met daarin het materiaal bevattende cocaïne, vervoerd/laten
vervoeren naar een loods (gelegen aan [adres] te Rotterdam) en/of
- de lading, met daarin het materiaal bevattende cocaïne, in ontvangst genomen
en/of gelost en/of (vervolgens) opgeslagen en/of
- een (pallet)vorkheftruck en/of pompwagen aangekocht en/of voorhanden gehad
en/of
- ( in een loods) de dozen met daarin het materiaal bevattende cocaïne
gemarkeerd (met een zwarte stift) en/of
- ( in een loods) de dozen met daarin het materiaal bevattende cocaïne
gecontroleerd en/of geselecteerd en/of
- ( een) geldbedrag(en) van 1300 en/of 1000 euro, in elk geval (een)
geldbedrag(en) aan zijn mededader(s) betaald en/of gegeven (als voorschot)
en/of van zijn mededader(s) in ontvangst genomen en/of
- twee, in elk geval één, controlerapport(en)/protocollen betreffende de
partij bananen (met daarin het materiaal bevattende cocaïne) geschreven;
(art. 10a Opiumwet jo art 47 Wetboek van Strafrecht)
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet