ECLI:NL:RBROT:2016:7669
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verdachte in cocaïne-invoerzaak met bananen als deklading
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2016, stond de verdachte terecht voor de (verlengde) invoer van ongeveer 1140 kilogram cocaïne vanuit Ecuador, waarbij bananen als deklading werden gebruikt. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.N. de Jonge. De officieren van justitie, mrs. R.S. Dhoen en C.J.A. van der Maas, eisten een gevangenisstraf van negen jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de wetenschap van de verdachte over de cocaïne in de lading niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.
De rechtbank baseerde haar oordeel op het feit dat de verdachte lange tijd in een psychose verkeerde, wat zijn verklaringen en uitlatingen onbetrouwbaar maakte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven, met onmiddellijke invrijheidstelling als gevolg.
De zaak benadrukt de complexiteit van bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer de mentale toestand van de verdachte in het geding is. De rechtbank heeft in haar beoordeling de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.