In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een feitelijk leidinggevende van onderneming A en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM had bestuurlijke boetes opgelegd aan onderneming A en onderneming B wegens overtreding van artikel 6 van de Mededingingswet (Mw) in de periode van 21 juli 2009 tot 1 maart 2011. De rechtbank heeft de beroepen van de ondernemingen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de primaire besluiten tot boeteoplegging aan beide ondernemingen herroepen. Aangezien de boete aan onderneming A niet in stand kan blijven, kan ook het besluit tegen de feitelijk leidinggevende niet standhouden. De rechtbank oordeelt dat als de boete aan de rechtspersoon niet kan blijven staan vanwege onvoldoende onderzoek naar de afbakening van de geografische markt, er ook geen boete kan worden opgelegd aan natuurlijke personen die feitelijk leidinggeven binnen die rechtspersoon. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat ACM het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.