ECLI:NL:RBROT:2016:7600

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
10/682105-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 62-jarige man voor ontuchtige handelingen met minderjarigen in een zwembad

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 62-jarige man, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met drie meisjes van 10 en 12 jaar oud. De verdachte, geboren in 1954, werd beschuldigd van het betasten van de meisjes in een zwembad op 4 februari 2015 te Zwijndrecht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, en heeft deze bewezen verklaard zonder nadere motivering, aangezien de verdediging geen verweer heeft gevoerd.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van Het Leger des Heils en een psychologisch rapport. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 61 dagen op te leggen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 180 uren. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade, in totaal € 270,16, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op deze zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682105-15
Datum uitspraak: 28 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1954,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Rose heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu door de verdediging geen verweer is gevoerd ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en de officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van deze feiten, zullen de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard zonder nadere motivering.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 04 februari 2015 te Zwijndrecht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen betasten van en knijpen in haar vagina/schaamstreek en borst(en);
2.
hij op 04 februari 2015 te Zwijndrecht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 2] , buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het betasten van en knijpen in haar vagina/schaamstreek en borst(en)/borststreek;
3.
hij op 04 februari 2015 te Zwijndrecht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2002), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen betasten van haar vagina/schaamstreek en borst(en)/borststreek.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
3.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een zwembad drie jonge meisjes betast en geknepen in hun schaamstreek en borst(en) tijdens een balspel en in een spelsituatie waarbij de verdachte de slachtoffers heeft weggeduwd .
Ontuchtige handelingen van welke aard en intensiteit ook, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot (blijvende) psychische schade. Dat geldt temeer voor jeugdige personen. Door de wetgever wordt de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaren uitdrukkelijk beschermd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van , waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld (voor soortgelijke strafbare feiten).
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 juli 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Op basis van het gesprek tussen de verdachte en Het Leger des Heils en de (voorlopige) bevindingen van psychiater dr. Ligthart (NIFP), lijkt er vooralsnog geen sprake te zijn geweest van opvallendheden wat betreft de seksuele ontwikkeling/behoeften van de verdachte. De heer Ligthart omschrijft dat de matige impulscontrole van betrokkene mogelijk kan voortkomen uit (een beginnend stadium van) dementie, hoewel hij dit niet met zekerheid durft te stellen. Nader (neurologisch) onderzoek lijkt dan ook geïndiceerd. Naast bovengenoemde bevindingen zijn er, op basis van het onderzoek door de reclassering, geen (onoverkomelijke) praktische problemen. Op basis van de bevindingen van het NIFP, het feit dat betrokkene stellig ontkent en hij volgens zijn justitiële documentatie first offender is, schatten wij in dat een hulpaanbod vanuit een gedwongen kader vooralsnog niet geïndiceerd is.
Indien betrokkene schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Indien een onvoorwaardelijk deel van toepassing is, adviseren wij om hem een werkstraf op te leggen. Hierbij maken wij de kanttekening dat betrokkene nauwelijks Nederlands spreekt en lichamelijke klachten heeft.
Indien blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van een afnemende impulscontrole door (beginnende) dementie, dan is dit zeker een aandachtspunt met betrekking tot het recidiverisico.
Psycholoog dr. drs. L.E.E. Ligthart heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 mei 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Verdachte is lijdend aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een depressief beeld, mogelijk mede samenhangend met gebeurtenissen in Afghanistan die tot een momenteel voor belangrijke mate in remissie zijnde PTSS geleid hebben, acculturatiestress en relationele problematiek. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een milde cognitieve achteruitgang (MCI), en een intelligentie momenteel liggend op het niveau van een lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 50 en 61). Zowel het depressieve beeld als de MCI kunnen echter invloed hebben gehad op het resultaten van het intelligentieonderzoek. Dit was ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
De vraag of de ziekelijke stoornis van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde, kan niet worden beantwoord, omdat de verdachte de feiten nadrukkelijk ontkent. De psycholoog kan ook geen uitspraak doen over de toerekenbaarheid.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de door de reclassering uitgebrachte rapportage. In plaats daarvan wordt een werkstraf opgelegd en, naast de door verdachte reeds in verzekering doorgebrachte tijd, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient ertoe de verdachte te weerhouden van het nogmaals plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert
een vergoedingvan € 20,16 aan materiële schade en
een vergoedingvan € 1.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gestel dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de immateriële schade het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd, gelet op het feit dat de in de toelichting op de vordering aangehaalde uitspraak een heftigere zaak betreft en tevens gelet op de financiële omstandigheden van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden en met inachtneming van de schadevergoedingen die in soortgelijke gevallen in rechte worden toegekend naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 270,16.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] wonende te [woonplaats] , te betalen een bedrag van € 270,16 (zegge: tweehonderdzeventig euro en zestien cent), bestaande uit € 20,16 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 270,16 (hoofdsom, zegge: tweehonderdzeventig euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 270,16 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2016.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2015 te Zwijndrecht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2004), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) betasten van en/of knijpen in haar vagina/schaamstreek en/of borst(en);
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 04 februari 2015 te Zwijndrecht (meermalen) (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2004), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) betasten van en/of knijpen in haar vagina/schaamstreek en/of borst(en)/borststreek;
3.
hij op of omstreeks 04 februari 2015 te Zwijndrecht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2002), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) betasten van haar vagina/schaamstreek en/of borst(en)/borststreek.