Op 5 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen, omdat de officier van justitie niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van zijn geld niet ongeloofwaardig was en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de legale herkomst van de contante stortingen op zijn bankrekeningen.
De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de teelt van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 18 februari 2014 in Rotterdam opzettelijk hennepplanten geteeld en elektriciteit gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uur. Daarnaast heeft de rechtbank de in beslag genomen bitcoins (126,7986) en computerapparatuur verbeurd verklaard, omdat deze waren verkregen door middel van de strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en leek zijn leven op orde te hebben. De rechtbank heeft daarom besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.