ECLI:NL:RBROT:2016:7505

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
C/10/492781 / HA ZA 16-44
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van persoonsgegevens op basis van artikel 843a Rv in het kader van een geschil over onrechtmatige uitlatingen op een website

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.F.J.M. Mulders, dat VVE Media B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Reitsma, haar persoonsgegevens van anonieme gebruikers op de website www.nederlandvve.nl verstrekt. De vordering is gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de verstrekking van gegevens mogelijk maakt indien er een rechtmatig belang is. Eiseres stelt dat de anonieme uitlatingen op de website haar eer en goede naam aantasten en dat zij deze personen in rechte wil aanspreken. VVE Media verzet zich tegen de vordering en stelt dat zij geen partij is in het geschil en dat de privacy van de anonieme gebruikers moet worden gerespecteerd. De rechtbank overweegt dat de uitlatingen niet van een ernstig karakter zijn en dat het belang van eiseres om de persoonsgegevens te verkrijgen niet opweegt tegen de privacybelangen van de derden. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. Het vonnis is gewezen op 20 juli 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/492781 / HA ZA 16-44
Vonnis van 20 juli 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A.F.J.M. Mulders te Echt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VVE MEDIA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H. Reitsma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en VVE Media genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2015, met producties 1-10;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1-12;
  • het tussenvonnis (brief) van 18 mei 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de brief van 18 mei 2016 van de rechtbank met vraagpunten;
  • de akte van [eiseres] , met productie 11;
  • productie 12 van [eiseres] ;
  • de akte van VVE Media;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 23 juni 2016.
1.2.
Op de comparitie is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
VVE Media te gebieden, binnen twee dagen na betekening van het vonnis, aan [eiseres] te verstrekken een afschrift of uittreksel van, althans inzage te verlenen in, alle bij haar bekende gegevens van de personen achter de gebruikers "Ikke" en/of "Vve admin", waaronder in ieder geval begrepen de naam, e-mailadres en/of ip-adres;
dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft; met veroordeling van VVE Media in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
2.2.
VVE Media voert verweer tegen deze vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [eiseres] in de proceskosten, althans tot compensatie daarvan.

3.De beoordeling

3.1.
Over de onderhavige kwestie heeft [eiseres] eerder een kort geding-procedure gevoerd tegen VVE Media, met verstrekking van dezelfde gegevens als inzet. Bij vonnis in kort geding van 13 oktober 2015 (kenmerk C/10/483913/KG ZA 15-969) zijn de vorderingen afgewezen. In het kort geding-vonnis zijn onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten uiteengezet. Met instemming van partijen neemt de rechtbank deze vaststelling van de feiten tot uitgangspunt en verwijst zij daar naar. De kern wordt gevormd door de navolgende uitlatingen op de website www.nederlandvve.nl, die toen werd (en nu nog wordt) geëxploiteerd door VVE Media:
" (…)
[eiseres] zegt:
21 mei 2015 om 15.36
zou graag meer info willen hebben.
Bij onze VvE werkt een frauduleus bestuur samen met de beheerder.
Wij, de leden, kunnen nergens terecht en zien ons genoodzaakt naar de rechter te stappen.
heeft iemand advies?
Beantwoorden:
1. Ikke zegt:
25 juni 2015 om 9.00
Over welke frauduleuze handelingen heeft u het mevrouw [eiseres] , toch niet over de ruim 3000,00 euro die u onterecht uit 'onze kas' heeft gehad?
Beantwoorden:
2. VVE admin zegt:
Beste mevrouw [eiseres] ,
Zoals u wellicht weet kiezen de leden het bestuur van de VVE. Als u te maken heeft met een bestuur dat fraudeert, dan kunnen de leden gezamenlijk het bestuur vervangen. Het is dus heel simpel om een frauderend bestuur te vervangen. Een gang naar de rechter is overbodig. Overigens doet de reactie er onder vermoeden dat u zelf ook een greep in de kas heeft gedaan, blijkbaar door een onterechte declaratie. In dat geval is het wijsheid uw mond te houden. Voor u voor de rechter gedaagd wordt door de overige leden van de VVE.
(…) ".
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering primair ten grondslag dat VVE Media op grond van artikel 843a Rv gehouden is haar de gevraagde gegevens te verstrekken. Zij stelt daarbij een rechtmatig belang te hebben, gelegen in de mogelijkheid de personen achter "Ikke" en "VvE admin" (hierna aan te duiden als: de derden) in rechte aan te spreken op de ongefundeerde beschuldigingen op de website, en aldus een verbod of schadevergoeding af te dwingen. [eiseres] acht de uitlatingen smadelijk en beledigend, en daarom onrechtmatig. Voldoende is dat de rechtbank aannemelijk acht dat de uitlatingen op zichzelf onrechtmatig kunnen zijn. Voor het overige dient een belangenafweging plaats te vinden, waarbij haar belang zwaar hoort te wegen, aldus nog steeds [eiseres] , die verwijst naar het arrest Lycos/Pessers (Hoge Raad 25 november 2005; ECLI:NL:HR:2005:AU4019). Ook aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is volgens [eiseres] voldaan. Subsidiair legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag dat VVE Media jegens haar onrechtmatig handelt door de gevraagde gegevens niet te verstrekken.
3.3.
VVE Media betwist dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan en dat zij onrechtmatig handelt door de gevraagde gegevens niet te verstrekken. VVE Media benadrukt dat zij geen partij of belanghebbende is bij het geschil tussen [eiseres] en de derden. Volgens VVE Media heeft zij uitsluitend in de situatie van evident onrechtmatige uitlatingen een plicht tot afgifte van gegevens en geldt voor haar in alle andere gevallen op grond van artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens een verbod de persoonsgegevens van de website-gebruikers aan anderen te verstrekken. Dit verbod vormt een gewichtige reden in de zin van artikel 843a lid 4 Rv en speelt een rol bij de belangenafweging in het kader van de subsidiaire grondslag.
VVE Media stelt dat zij geen inhoudelijk onderzoek hoeft te doen naar de achtergrond van de uitlatingen en dat zij een externe beslissing, van de rechtbank, wenst af te wachten. Als zij zich al zelf een oordeel zou moeten vormen, is volgens VVE Media geen sprake van evidente onrechtmatigheid.
Verder betoogt VVE Media dat [eiseres] geen rechtens relevant belang heeft bij toewijzing van haar vordering. Bij de belangenafweging in het kader van de subsidiaire grondslag voert VVE Media aan dat de belangenafweging niet in het voordeel van [eiseres] uitvalt maar in het voordeel van de derden. Ook de belangen van VVE Media zelf mogen hierbij een rol spelen, aldus VVE Media.
3.4.
Wat betreft artikel 843a Rv stelt de rechtbank het volgende voorop. De vordering betreft de persoonsgegevens van onbekende derden, met het doel hun anonimiteit op te heffen, en daarmee geen informatie die rechtstreeks dienstig kan zijn in het kader van (afwegingen omtrent) de stelplicht en bewijspositie, waarvoor artikel 843a Rv in eerste instantie is geschreven. Niettemin gaan beide partijen er van uit dat die bepaling hier op zichzelf wel toepassing zou kunnen vinden. Met de gedachte dat de persoonsgegevens op één lijn gesteld kunnen worden met andere voor een procedure benodigde informatie, volgt de rechtbank partijen hierin. Daarbij is ook het volgende in aanmerking genomen.
Tussen partijen is niet in discussie dat zowel in het kader van artikel 843a Rv (zie lid 4, op grond waarvan een gewichtige reden aan verstrekking in de weg kan staan) als in het kader van de gestelde onrechtmatigheid van een weigering gegevens te vertrekken (zie het arrest Lycos/Pessers), een afweging van de betrokken belangen dient plaats te vinden. De rechtbank gaat er van uit dat de hier te maken belangenafweging voor beide grondslagen op dezelfde wijze dient plaats te vinden en dus niet tot een andere uitkomst kan leiden.
Omdat in het arrest Lycos/Pessers de te maken belangenafweging bij verstrekking van gegevens door een provider (waarmee VVE Media als website-exploitant voor het onderhavige geschil op één lijn is te stellen, zo menen ook partijen) is gepreciseerd, zal de rechtbank dat arrest voor de inhoudelijke toetsing centraal stellen.
3.5.
Aan het arrest Lycos/Pessers ontleent de rechtbank het volgende.
Onder omstandigheden rust op VVE Media de rechtsplicht de onder haar berustende persoonsgegevens te verstrekken aan [eiseres] als derde. Hiervan zal met name sprake zijn als de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. a) voldoende aannemelijk is de mogelijkheid dat de uitlatingen, op zichzelf beschouwd, jegens [eiseres] onrechtmatig en schadelijk zijn,
b) [eiseres] heeft een reëel belang bij de verkrijging van de gegevens,
c) aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de gegevens te achterhalen, en
d) afweging van alle betrokken belangen – dus in dit geval van [eiseres] , VVE Media en de derden – brengt mee dat het belang van [eiseres] behoort te prevaleren.
3.6.
Verder uitgangspunt is dat het recht van de derden hun mening te uiten met zich brengt dat niet iedere negatieve uitlating of iedere beschuldiging onrechtmatig is. Daarvan is pas sprake als, afhankelijk van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden, de eer en goede naam van [eiseres] op onrechtmatige wijze wordt aangetast. Dit vereist een op de omstandigheden van het geval gebaseerde beoordeling, die hier niet van VVE Media werd of wordt gevergd, en in deze procedure ook niet van de rechtbank. Het gaat er hier om of "op zichzelf beschouwd" – dat wil zeggen; zonder nader onderzoek naar en weging van de overige omstandigheden van het geval – de uitlatingen jegens [eiseres] mogelijk onrechtmatig en schadelijk zijn te achten.
3.7.
Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt over de onderhavige uitlatingen en de te maken belangenafweging.
3.7.1.
Niet geheel ondenkbaar is dat in een geschil tussen [eiseres] en de derden geoordeeld zou worden dat de uitlatingen – in de context van de dan daarbij vast te stellen overige omstandigheden van het geval – de eer en goede naam van [eiseres] op onrechtmatige wijze aantasten.
3.7.2.
Van een ernstige en/of grove aantasting zal dan echter geen sprake zijn. De toonzetting van de uitlatingen is bepaald niet zodanig expliciet en scherp dat die conclusie op haar plaats zou zijn. De uitlatingen zouden als een beschuldiging gelezen kunnen worden, in de visie van [eiseres] een valse beschuldiging, maar dit zou dan gaan om een onterechte declaratie van € 3.000 bij de VvE. Een dergelijke beschuldiging is naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanig ernstige en specifieke beschuldiging dat er een overduidelijk belang is om 'de onderste steen boven te krijgen' en/of om op de beschuldiging met (gerechtelijke) maatregelen te reageren. In dat licht kunnen zij ook niet daadwerkelijk schadelijk worden genoemd.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat niet in geschil is dat de uitlatingen slechts één keer zijn gedaan en zeer spoedig van de website zijn verwijderd, en in die zin een slechts incidenteel karakter hebben gehad. Er is geen concrete aanleiding gesteld of gebleken voor vrees dat de uitlatingen worden herhaald, zodat slechts een gering reëel en concreet belang bestaat bij verkrijging van de persoonsgegevens. Bovendien heeft [eiseres] de mogelijkheid gehad via de website te reageren op de uitlatingen.
De rechtbank kent om deze redenen aan het belang van [eiseres] om de persoonsgegevens van de derden te verkrijgen een gering gewicht toe.
Dit oordeel wordt niet anders door het onveilige gevoel dat [eiseres] sinds de uitlatingen ervaart. Er is geen sprake van bedreigende bewoordingen en aangenomen moet worden dat de meeromvattende discussie tussen [eiseres] en het bestuur van de VvE en de daarmee samenhangende gebeurtenissen en uitlatingen in overwegende mate het onveilige gevoel bij [eiseres] hebben veroorzaakt. Zo heeft [eiseres] op de comparitie gesproken over bedreiging met fysiek geweld.
3.7.3.
Volgens VVE Media is de mogelijkheid tot het anoniem plaatsen van reacties op de website voor haar van belang omdat dit nieuwe bezoekers aantrekt, de inhoud actueel houdt en een positieve invloed heeft op de plaatsing van resultaten door zoekmachines op internet. VVE Media voert aan dat zij er belang bij heeft dat de bezoekers van de website bereid blijven reacties te plaatsen onder de artikelen, waarvoor naar haar inschatting de mogelijkheid van anonimiteit een rol speelt. Volgens [eiseres] zullen er juist minder bezoekers van de website een reactie plaatsen als VVE Media beschuldigingen en dergelijke toelaat. De rechtbank laat in het midden of genoemde inschatting van VVE Media voor (een belangrijk deel van) de bezoekers van de website opgaat. De inschatting kan niet op voorhand als onjuist worden bestempeld en vormt daarmee op zichzelf een belang van VVE Media.
Het betoog van VVE Media dat zij alleen bij evident onrechtmatige uitlatingen zelf zou hoeven te beslissen persoonsgegevens van websitegebruikers kenbaar te maken, miskent de hiervoor genoemde normen uit het arrest Lycos/Pessers.
Het argument van VVE Media – zo begrijpt de rechtbank haar toelichting op de zitting –
dat zij verschoond wil blijven van eventuele claims van een derde indien zij op basis van een eigen afweging diens gegevens zou verstrekken, is maar van betrekkelijke betekenis. VVE Media dient uiteraard niet (te) lichtvaardig tot verstrekking van gegevens over te gaan. Ruimte voor verdere terughoudendheid kan zij echter niet ontlenen aan genoemd risico van een claim van de derde. Aan de positie van VVE Media als exploitante van de website is nu eenmaal inherent dat zij betrokken kan worden bij discussies naar aanleiding van anoniem geplaatste reacties op die website. Omdat het onder omstandigheden onzorgvuldig is persoonsgegevens niet aan een belanghebbende te verstrekken, heeft zij hierin een aan haar exploitatie verbonden taak, en risico.
3.7.4.
Het belang van de derden betreft hun belang om hun zelfverkozen anonimiteit te behouden. VVE Media heeft in het kader van het onderhavige geschil de derden gevraagd of VVE Media hun persoonsgegevens aan [eiseres] mag verstrekken, maar hierop is negatief geantwoord.
Aan dit privacy-belang van de derden komt gewicht toe, maar het is niet onbegrensd. Artikel 8 sub f Wet bescherming persoonsgegevens vergt een afweging van de belangen van [eiseres] en de derden. Bij ernstige beschuldigingen is er eerder aanleiding de anonimiteit te doorbreken dan bij minder ernstige beschuldigingen, zoals hier aan de orde.
3.7.5.
De hiervoor omschreven belangen afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat met name van wege het incidentele en niet ernstige karakter van de uitlatingen het belang van [eiseres] niet zwaarder weegt dan de andere betrokken belangen. Dit betekent dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. De discussie tussen partijen of [eiseres] een andere, minder ingrijpende mogelijkheid (via het OM) heeft om de gegevens te achterhalen, kan onbesproken blijven.
3.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VVE Media worden begroot op € 613 wegens betaald griffierecht en € 904 (2 punten in tariefgroep € 452) voor advocaatkosten.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van VVE Media tot op heden begroot op € 1.517;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.
1694 / 106