ECLI:NL:RBROT:2016:7482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
10/810262-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en het in hulpeloze toestand brengen van een kind door de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en het in hulpeloze toestand brengen van zijn kind. De verdachte was op de hoogte van de stelselmatige mishandeling van zijn kind door zijn partner, maar heeft hier niets aan gedaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn partner als ongeloofwaardig terzijde geschoven, en de verklaringen van de kinderen als geloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verdachte zijn kind gedurende een lange periode in een onveilige situatie heeft gelaten en zelf ook mishandelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft zijn kinderen niet beschermd tegen de mishandelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810262-15
Datum uitspraak: 28 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam, namens mr. A. Jinghoer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat de verklaring van de verdachte dat zijn zoon [slachtoffer] is uitgegleden in de badkamer en toen tegen de wasbak is aangekomen, niet kan worden uitgesloten. Voor zover al bewezen kan worden dat [slachtoffer] met een slipper is geslagen, dan was dat niet meer dan een corrigerende tik en geen mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer] door de partner van de verdachte mishandeld is. Als dat al het geval is, dan kan niet worden bewezen dat de verdachte wist van de mishandelingen. In het geval hij er wel van wist, kan niet worden bewezen dat hij de situatie opzettelijk heeft laten voortbestaan. Kennelijk heeft hij gedwaald over de oorzaak van de blauwe plekken van [slachtoffer] .
4.1.2.
Beoordeling
Feit 2
Ontstaan van de letsels bij [slachtoffer]
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] gedurende meerdere jaren regelmatig letsels had.
De rechtbank overweegt dat in het dossier verschillende verklaringen naar voren komen voor het ontstaan van de letsels bij [slachtoffer] . [broer slachtoffer] en [slachtoffer] hebben verklaard dat de verdachte [slachtoffer] elke dag sloeg. De verdachte en haar partner, de vader van [broer slachtoffer] en [slachtoffer] , verklaren dat [slachtoffer] de letsels in zijn gezicht en mond zelf heeft veroorzaakt door te bijten en te krabben. De overige letsels zijn volgens hen door zijn broer [broer slachtoffer] toegebracht.
Alternatief scenario
De rechtbank overweegt dat de stelling van de verdediging dat de letsels bij [slachtoffer] door [slachtoffer] zelf respectievelijk door zijn broer zijn toegebracht, in feite neerkomt op een alternatief scenario ten opzichte van de beschuldiging dat de partner van de verdachte deze letsels heeft toegebracht
Met betrekking tot dit alternatieve scenario overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals de rechtbank de verdachte begrijpt, heeft [slachtoffer] zichzelf en heeft [broer slachtoffer] aan [slachtoffer] deze letsels toegebracht om hun stiefmoeder daarvan te kunnen beschuldigen. Dit zou dan al dan niet in samenwerking tussen de broers moeten zijn gebeurd.
In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat het forensisch(-medisch) onderzoek voor dit scenario weinig tot geen aanknopingspunten biedt.
De Forensische Polikliniek Kindermishandeling (hierna: FPKM) heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels. Zowel de door [slachtoffer] gemelde toedracht als de door de verdachte en zijn partner gemelde toedracht is onderzocht. Elke afzonderlijke door [slachtoffer] gemelde toedracht wordt door het FPKM beoordeeld als passend bij de letsels. Ten aanzien van het letsel waarvoor [slachtoffer] geen toedracht heeft gemeld, wordt geconcludeerd dat het
‘zeer verdacht[is]
voor een niet-accidentele oorzaak’(FPKM-rapport van 21 mei 2014).
De door de verdachte en zijn partner gegeven verklaringen voor de letsels worden door het FPKM grotendeels beoordeeld als
‘onvoldoende specifiek voor een forensisch-medische beoordeling’. Ten aanzien van een aantal letsels beoordeelt de FPKM de door de verdachte en zijn partner gemelde toedrachten dat [slachtoffer] het zelf heeft gedaan als passend bij de letsels. Echter, uit onderzoek blijkt dat automutilatie weinig voorkomt op jonge leeftijd. Daar komt bij dat de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels niet overeenkomen met de typische presentatie van letsels zoals die als gevolg van automutilatie in de wetenschappelijke literatuur wordt omschreven (FPKM-rapport van 31 maart 2015. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de bevindingen bij genoemd onderzoek aanzienlijk beter passen bij de beschuldiging dat de letsels door een ander dan [slachtoffer] zelf zijn toegebracht.
In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat genoemd scenario uitgaat van een vooropgezet plan van – in het geval van [slachtoffer] – een kind van (in de tenlastegelegde periode) 3 tot 8 jaar, om al dan niet in samenwerking met zijn broer letsels toe te brengen of te laten toebrengen teneinde van zijn stiefmoeder af te komen. Deze toedracht acht de rechtbank op zichzelf al nauwelijks denkbaar gelet op de jarenlange periode waarin de mishandelingen zich moeten hebben afgespeeld waarbij het gestelde doel – het vertrek van de stiefmoeder – op geen enkele wijze dichterbij is gekomen. Dit scenario is echter ook onaannemelijk gelet op de afzonderlijke verklaringen van [broer slachtoffer] en [slachtoffer] . Zowel [slachtoffer] als [broer slachtoffer] zijn meerdere malen gehoord door zowel de politie als door de rechter-commissaris. Zij verklaren daarbij beiden consequent over het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer] . [broer slachtoffer] heeft in opvallende details bij zowel de politie als de rechter-commissaris verklaard dat hij zowel mishandelingen heeft gehoord als gezien. Beide jongens hebben daarnaast openlijk verteld over hun onderlinge ruzies, die ook wel eens gepaard gingen met slaan, wat het geloofwaardig karakter van hun verklaringen nog versterkt.
In de derde plaats overweegt de rechtbank dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden waarom de verdachte noch zijn partner tegen deze voortdurende en zichtbare mishandelingen door [slachtoffer] zelf dan wel zijn broer bij een kind in hun huishouden hebben opgetreden. In dit verband vindt de rechtbank verdachtes verklaring ter zitting dat hij tegen [broer slachtoffer] heeft gezegd het niet meer te doen volstrekt ontoereikend. Dit maakt deze alternatieve verklaring van de verdachte ongeloofwaardig.
Op grond van het voorgaande wordt het scenario dat [broer slachtoffer] en [slachtoffer] samen een vooropgezet plan hadden om op deze wijze van hun stiefmoeder af te komen door de rechtbank als ongeloofwaardig maar ook in strijd met de bevindingen bij onderzoek terzijde geschoven.
De rechtbank acht de verklaringen van [broer slachtoffer] en [slachtoffer] daarentegen wel geloofwaardig en gaat dan ook van die verklaringen uit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de partner van de verdachte [slachtoffer] met grote regelmaat mishandelde.
Wetenschap van de verdachte
[broer slachtoffer] verklaart dat hij zijn vader meerdere malen heeft verteld dat zijn partner [slachtoffer] regelmatig sloeg. Ook de verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hem verteld was dat zijn partner [slachtoffer] sloeg, maar dat hij dit niet geloofde. Verder hebben ook de leerkrachten van [slachtoffer] meerdere malen contact gehad met de verdachte over de blauwe plekken die zij bij [slachtoffer] zagen. Voorts blijkt uit het dossier dat er in de loop der jaren meerdere meldingen zijn gedaan bij het AMK, zodat de verdachte op de hoogte moet zijn geweest.
Verdachte heeft op geen enkel moment zijn jongste zoon in bescherming genomen. Hij heeft hem in de wetenschap dat hem letsels werden toegebracht achtergelaten in de woning met zijn partner van wie hij wist dat deze [slachtoffer] mishandelde.
Feit 1
Gelet op hetgeen ten aanzien van feit 2 is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] dat hij door zijn vader tegen de wasbak is gegooid. De rechtbank gaat dan ook uit van die verklaring.
De verdachte heeft bij de politie verklaard [slachtoffer] met een slipper op de billen te hebben geslagen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in de periode van 02 november 2007 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, telkens opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), met kracht
- tegen de wasbak heeft gegooid en/of geduwd (waardoor het hoofd van die [slachtoffer] tegen de wasbak is aangekomen) en
- met een stok en een slipper tegen zijn billen en/of benen, althans het lichaam, heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij, in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, meermalen, telkens opzettelijk zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en heeft gelaten, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet meermalen:
- terwijl hij, verdachte, wist dat zijn partner/levensgezel, [partner] , met grote regelmaat agressie jegens die [slachtoffer] toonde en
- terwijl hij, verdachte, wist dat zijn partner/levensgezel, [partner] , die [slachtoffer] met grote regelmaat, heeft geslagen en gestompt en getrapt en geschopt en
- nadat hij, verdachte, door meerdere personen was aangesproken op het slaan en schoppen door zijn partner/levensgezel, [partner] , en de blauwe plekken en verwondingen op en aan het lichaam van die [slachtoffer] , haar niet, heeft aangesproken op haar (mis)handelingen en
- die [slachtoffer] in dezelfde woning heeft laten wonen als zijn, verdachtes, partner/levensgezel, [partner] , zodat de mishandelingen door die [partner] door konden gaan,
zulks terwijl die [slachtoffer] geheel van verdachte en die [partner] afhankelijk was voor zijn opvoeding en verzorging;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. Mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd

en

2. Opzettelijk iemand tot wiens onderhoud of verzorging hij krachtens de wet verplicht is, in hulpeloze toestand brengen en laten, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn zoontje gedurende 4,5 jaar in hulpeloze toestand gelaten, terwijl hij wist dat zijn zoon stelselmatig werd mishandeld door zijn partner. Toen de mishandelingen door zijn partner begonnen was [slachtoffer] nog maar 3 jaar oud. De mishandelingen hebben vervolgens gedurende een lange periode, met een hoge frequentie en in de vertrouwde omgeving van [slachtoffer] plaatsgevonden. Al die tijd heeft de verdachte zijn ogen gesloten voor de situatie. Hij heeft zijn twee zoons niet geloofd toen zij hem vertelden dat zijn partner [slachtoffer] mishandelde. Ook naar aanleiding van meldingen van school heeft hij geen actie ondernomen.
Daarnaast heeft de verdachte zijn zoon ook zelf mishandeld. Daarmee heeft de verdachte niet alleen jarenlang een onveilige situatie voor zijn zoon in stand gehouden, maar er ook aan bijgedragen. Dit zijn zeer ernstige feiten. Zijn zoon was immers geheel van hem afhankelijk.
De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft de feiten zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend en heeft verklaard dat hij helemaal klaar is met zijn zoons. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij als enig overgebleven ouder zijn jongste zoon niet heeft beschermd. Integendeel. Hij verwijt zijn kinderen dat zij een complot hebben gesmeed. Hij ziet zichzelf en zijn partner als slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding, gelet op het hiervoor overwogene.
De rechtbank zal geen voorwaardelijk deel opleggen nu de kinderen niet langer bij verdachte wonen en hij ook niet langer het gezag heeft.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 255, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J.C.A.M. Los, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 november 2007
tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), (meermalen) (met kracht)
- tegen de wasbak heeft gegooid en/of geduwd (waardoor het hoofd van die
[slachtoffer] tegen de wasbak is aangekomen) en/of
- ( met een stok en/of een slipper) in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of zijn billen en/of benen, althans het lichaam, heeft geslagen en/of
gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot
en met 23 april 2014 te Rotterdam, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren op
[geboortedatum slachtoffer] ),
tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging hij krachtens wet of
overeenkomst verplicht is,
in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten,
immers heeft hij, verdachte, met dat opzet (meermalen):
- terwijl hij, verdachte, wist dat zijn partner/levensgezel, [partner] , met
(grote) regelmaat agressie jegens die [slachtoffer] toonde en/of
- terwijl hij, verdachte, wist dat zijn partner/levensgezel, [partner] , die
[slachtoffer] met (grote) regelmaat, in ieder geval meermalen, heeft geslagen
en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of
- nadat hij, verdachte, door een of meerdere perso(o)n(en) was aangesproken op
het slaan en/of schoppen door zijn partner/levensgezel, [partner] , en/of
de blauwe plekken en/of verwondingen op en/of aan het lichaam van die
[slachtoffer] , haar niet, althans onvoldoende, heeft aangesproken op haar
(mis)handelingen en/of
- die [slachtoffer] in dezelfde woning heeft laten wonen als zijn,
verdachtes, partner/levensgezel, [partner] , zodat de (mis)handelingen door
die [partner] door konden gaan,
zulks terwijl die [slachtoffer] geheel van verdachte en die [partner]
afhankelijk was voor zijn opvoeding en/of verzorging;
art 255 Wetboek van Strafrecht