ECLI:NL:RBROT:2016:7480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
10/700220-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en mishandeling van het kind van haar partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van het kind van haar partner. De verdachte, die jarenlang het jonge kind (tussen de 3 en 7 jaar oud) van haar partner stelselmatig heeft mishandeld, werd geconfronteerd met verklaringen van het slachtoffer en zijn broer, die stelden dat de verdachte hen regelmatig sloeg. De rechtbank heeft de verklaringen van de jongens als geloofwaardig beoordeeld en de verdediging, die stelde dat het letsel door de jongens zelf was veroorzaakt, als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en meermalen letsel had toegebracht aan het kind, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor de mishandelingen, maar ook dat zij geen adequate bescherming bood aan het kind. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen verantwoordelijkheid nam voor haar daden en de feiten ontkende.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/700220-14
Datum uitspraak: 28 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten niet heeft begaan. Hiertoe is aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat niet de verdachte, maar de vader en de broer van [slachtoffer] het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel hebben veroorzaakt.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] gedurende meerdere jaren regelmatig letsels had.
De rechtbank overweegt dat in het dossier verschillende verklaringen naar voren komen voor het ontstaan van de letsels bij [slachtoffer] . [broer slachtoffer] en [slachtoffer] hebben verklaard dat de verdachte [slachtoffer] elke dag sloeg. De verdachte en haar partner, de vader van [broer slachtoffer] en [slachtoffer] , verklaren dat [slachtoffer] de letsels in zijn gezicht en mond zelf heeft veroorzaakt door te bijten en te krabben. De overige letsels zijn volgens hen door zijn broer [broer slachtoffer] toegebracht.
Alternatief scenario
De rechtbank overweegt dat de stelling van de verdediging dat de letsels bij [slachtoffer] door [slachtoffer] zelf respectievelijk door zijn broer zijn toegebracht, in feite neerkomt op een alternatief scenario ten opzichte van de beschuldiging jegens de verdachte.
Met betrekking tot dit alternatieve scenario overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals de rechtbank de verdachte begrijpt, heeft [slachtoffer] zichzelf en heeft [broer slachtoffer] aan [slachtoffer] deze letsels toegebracht om haar, verdachte, daarvan te kunnen beschuldigen. Dit zou dan al dan niet in samenwerking tussen de broers moeten zijn gebeurd.
In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat het forensisch(-medisch) onderzoek voor dit scenario weinig tot geen aanknopingspunten biedt.
De Forensische Polikliniek Kindermishandeling (hierna: FPKM) heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels. Zowel de door [slachtoffer] gemelde toedracht als de door de verdachte en haar partner gemelde toedracht is onderzocht. Elke afzonderlijke door [slachtoffer] gemelde toedracht wordt door het FPKM beoordeeld als passend bij de letsels. Ten aanzien van het letsel waarvoor [slachtoffer] geen toedracht heeft gemeld, wordt geconcludeerd dat het
‘zeer verdacht[is]
voor een niet-accidentele oorzaak’(FPKM-rapport van 21 mei 2014).
De door de verdachte en haar partner gegeven verklaringen voor de letsels worden door het FPKM grotendeels beoordeeld als
‘onvoldoende specifiek voor een forensisch-medische beoordeling’. Ten aanzien van een aantal letsels beoordeelt de FPKM de door de verdachte en haar partner gemelde toedrachten dat [slachtoffer] het zelf heeft gedaan als passend bij de letsels. Echter, uit onderzoek blijkt dat automutilatie weinig voorkomt op jonge leeftijd. Daar komt bij dat de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels niet overeenkomen met de typische presentatie van letsels zoals die als gevolg van automutilatie in de wetenschappelijke literatuur wordt omschreven (FPKM-rapport van 31 maart 2015). De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de bevindingen bij genoemd onderzoek aanzienlijk beter passen bij de beschuldiging dat de letsels door een ander dan [slachtoffer] zelf zijn toegebracht.
In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat genoemd scenario uitgaat van een vooropgezet plan van – in het geval van [slachtoffer] – een kind van (in de tenlastegelegde periode) 3 tot 8 jaar, om al dan niet in samenwerking met zijn broer letsels toe te brengen of te laten toebrengen teneinde van zijn stiefmoeder af te komen. Deze toedracht acht de rechtbank op zichzelf al nauwelijks denkbaar gelet op de jarenlange periode waarin de mishandelingen zich moeten hebben afgespeeld waarbij het gestelde doel – het vertrek van de stiefmoeder – op geen enkele wijze dichterbij is gekomen. Dit scenario is echter ook onaannemelijk gelet op de afzonderlijke verklaringen van [broer slachtoffer] en [slachtoffer] . Zowel [slachtoffer] als [broer slachtoffer] zijn meerdere malen gehoord door zowel de politie als door de rechter-commissaris. Zij verklaren daarbij beiden consequent over het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer] . [broer slachtoffer] heeft in opvallende details bij zowel de politie als de rechter-commissaris verklaard dat hij zowel mishandelingen heeft gehoord als gezien. Beide jongens hebben daarnaast openlijk verteld over hun onderlinge ruzies, die ook wel eens gepaard gingen met slaan, wat het geloofwaardig karakter van hun verklaringen nog versterkt.
In de derde plaats overweegt de rechtbank dat de verdachte op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt waarom zij het optreden van deze voortdurende mishandelingen door [slachtoffer] zelf dan wel zijn broer bij een kind in haar huishouden ofwel over het hoofd heeft gezien, dan wel – als ze die heeft opgemerkt – niet als beschermende volwassene daar tegen heeft opgetreden. In dit verband vindt de rechtbank haar verklaring ter zitting dat zij tegenover een medewerker van Flexus Jeugdzorg om hulp heeft gevraagd, bezien over de hele periode volstrekt ontoereikend. Dit maakt deze alternatieve verklaring van de verdachte ongeloofwaardig.
Op grond van het voorgaande wordt het scenario dat [broer slachtoffer] en [slachtoffer] samen een vooropgezet plan hadden om op deze wijze van hun stiefmoeder af te komen door de rechtbank als ongeloofwaardig maar ook in strijd met de bevindingen bij onderzoek terzijde geschoven.
De rechtbank acht de verklaringen van [broer slachtoffer] en [slachtoffer] daarentegen wel geloofwaardig en gaat dan ook van die verklaringen uit.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het bij [slachtoffer] in het gezicht en de mond geconstateerde letsel niet is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank een poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft [slachtoffer] meermalen en op verschillende momenten zowel met de vuist als met een hard voorwerp in het gezicht geslagen. Dat dit met kracht is gedaan, blijkt uit het feit dat er bloeduitstortingen en een scheur in de bovenlip bij [slachtoffer] zijn geconstateerd. Het hoofd is, zeker bij een jong kind, een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Als er met kracht tegen het hoofd wordt geslagen, ontstaat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Door aldus te handelen heeft de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
Ten aanzien van feit 2
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte gedurende een periode van ruim 4,5 jaar [slachtoffer] heeft mishandeld.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, telkens aan een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), zijnde een kind dat zij verzorgt en opvoedt als behorende tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen tegen de lip en de mond en het gezicht van die [slachtoffer] heeft
geslagen en gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij, in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, meermalen, telkens opzettelijk mishandelend een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorende tot haar gezin, , te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), met kracht
- in het gezicht en tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en
gestompt en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en (vervolgens) die
[slachtoffer] tegen de muur en verwarming heeft geduwd en
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft beetgepakt en (vervolgens) tegen
de muur geduwd en geslagen en
- met de hak van een schoen op de voet van die [slachtoffer] heeft gestampt
en gedrukt en geduwd en
- met een scherp en puntig voorwerp, heeft gekrast op de borst van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] uit bed op de grond heeft geduwd en (vervolgens) op
de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is gaan staan en
- met een vinger in het oog van die [slachtoffer] heeft geprikt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. Poging tot zware mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd

en

2. Mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het zoontje van haar partner, voor wie ook zij de zorg droeg, gedurende 4,5 jaar stelselmatig mishandeld. Dat er niet meer of ernstiger letsel bij [slachtoffer] is ontstaan, is geenszins aan de verdachte te danken. Toen de mishandelingen begonnen was [slachtoffer] nog maar 3 jaar oud. De mishandelingen hebben vervolgens gedurende een lange periode en met een hoge frequentie plaatsgevonden. De verdachte heeft [slachtoffer] in zijn eigen, vertrouwde omgeving, tot in zijn slaapkamer, mishandeld. Dit zijn zeer ernstige feiten. [slachtoffer] was immers mede van de verdachte afhankelijk.
De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor haar daden. De verdachte geeft ook geen inzicht in haar beweegredenen om een zo jong kind op zo een stelselmatige wijze te mishandelen. De verdachte heeft ook niet willen meewerken aan rapportage omtrent haar psyche om een beter beeld van haar te krijgen.
Zij heeft de feiten zowel bij de politie als ter terechtzitting steeds stellig ontkend en legt de verantwoordelijkheid voor de mishandelingen bij twee jonge kinderen. Zij en haar partner zien zichzelf als slachtoffers in deze zaak.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding, gelet op het hiervoor overwogene.
De rechtbank zal anders dan door de officier van justitie gevorderd geen voorwaardelijke straf opleggen nu [slachtoffer] niet langer in het gezin van verdachte verblijft.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J.C.A.M. Los, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot
en met 23 april 2014 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) aan een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ),
zijnde een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorende tot haar gezin,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gescheurde (boven) lip en/of een of
meer litteken(s) in het gezicht), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk (meermalen):
tegen de lip en/of de mond en/of het gezicht van die [slachtoffer] te slaan
en/of te stompen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot
en met 23 april 2014 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) aan een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ),
zijnde een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorende tot haar gezin,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen)
tegen de lip en/of de mond en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft
geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009
tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk mishandelend een kind dat zij verzorgde of opvoedde als
behorende tot haar gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), (meermalen) (met kracht)
- in het gezicht en/of tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en/of
gestompt en/of
- die [slachtoffer] bij de keel/nek/hals heeft gepakt en/of (vervolgens) die
[slachtoffer] tegen de muur en/of verwarming heeft geduwd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft beetgepakt en/of (vervolgens) tegen
de muur en/of de/het bed- en/of tafel(rand) geduwd en/of geslagen en/of
- met de hak van een schoen op de voet van die [slachtoffer] heeft gestampt
en/of gedrukt en/of geduwd en/of
- met een spijker en/of een scheermes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, heeft gekrast op en/of geduwd in de borst van die [slachtoffer]
en/of
- die [slachtoffer] (uit bed) op de grond heeft geduwd en/of (vervolgens) op
de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is gaan staan en/of
- met een vinger in het oog van die [slachtoffer] heeft geprikt en/of
gestoken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht