ECLI:NL:RBROT:2016:7441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
C/10/462895 / HA ZA 14-1115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil en onrechtmatige daad in verzekeringszaak IAP New Deal B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde IAP New Deal B.V. (hierna: IAP) een verklaring voor recht dat de schade die zij had geleden gedekt was onder de verzekering bij verschillende verzekeraars, waaronder Beazley Furlonge Limited en CFC Underwriting Limited. De zaak betreft een dekkingsgeschil dat voortkwam uit een incident waarbij werknemers van IAP vertrouwelijke gegevens en laptops met klantinformatie hadden meegenomen, wat leidde tot aanzienlijke schade voor IAP. De rechtbank moest beoordelen of de gebeurtenissen die zich in januari 2011 hadden voorgedaan, als gedekte evenementen onder de polis konden worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de onder 2.4 omschreven gebeurtenissen, waarbij werknemers van IAP met laptops en vertrouwelijke informatie zijn verdwenen, als gedekte evenementen onder de polis 2010 moesten worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de verzekeraars, door de claim van IAP niet adequaat te behandelen en geen voorschotten te verstrekken, tekortgeschoten waren in hun zorgplicht. Dit leidde tot de conclusie dat IAP recht had op schadevergoeding.

De rechtbank kende een bedrag van € 88.732,37 toe aan IAP, te vermeerderen met wettelijke rente, en verklaarde dat de verzekeraars aansprakelijk waren voor de schade die voortvloeide uit hun fouten in de afhandeling van de claim. Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 6.775 toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/462895 / HA ZA 14-1115
Vonnis van 21 september 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IAP NEW DEAL B.V.,
gevestigd te Druten,
eiseres,
advocaat mr. M.J.W. Hoek te Alphen aan den Rijn,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
BEAZLEY FURLONGE LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
BRIT SYNDICATES LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
CATLIN UNDERWRITING AGENCIES LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
NOVAE SYNDICATES LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
ASTA MANAGING AGENCY LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
CANOPIUS MANAGING AGENTS LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
7. de vennootschap naar buitenlands recht
MONTPELIER AT LLOYD'S LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
8. de vennootschap naar buitenlands recht
CFC UNDERWRITING LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
gedaagden,
advocaat mr. D.C. Theunis.
Partijen zullen hierna IAP en verzekeraars genoemd worden. Gedaagde sub 8 zal ook afzonderlijk CFC worden genoemd.
Mr. Baggerman is, wegens organisatorische redenen, niet in staat dit vonnis mee te wijzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 maart 2015, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2015, de daarin genoemde met het oog op die zitting toegezonden stukken alsmede de aan dat proces-verbaal gehechte brieven;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
IAP hield zich bezig met diensten op het gebied van cyber- en creditcard security ten behoeve van onder meer creditcardmaatschappijen. Zij was een
qualified security assessor(QSA) die financiële instellingen kon helpen om te (blijven) voldoen aan de standaarden die de Payment Card Industry Council (PCI) heeft opgesteld. Het voldoen aan die eisen is verplicht om transacties voor creditcardorganisaties te mogen doen.
2.2
De door IAP aangeboden dienstverlening bestond uit het controleren van de bedrijfsvoering van haar contractspartners, het zo nodig doorvoeren van aanpassingen en het vaststellen dat aan de eisen van de PCI was voldaan, door haar als volgt benoemd:
a.
scoping and pre-assessment;
b.
remediation;
c .
final compliance audit.
2.3
De PCI programma manager in Tunesië van IAP ( [PCI programma manager] ) is op 10 december 2010 verdwenen, met medeneming van een (eigen) laptop met klantgegevens en gegevens waarop IAP IE-rechten had. Hij heeft per e-mail zijn ontslag ingediend.
2.4
Op 12 en 13 januari 2011 verdwenen twee andere werknemers van de Tunesische vestiging van IAP ( [werknemer IAP] en [werknemer IAP] ), met medeneming van laptops van IAP, waarop vertrouwelijke klantgegevens stonden en gegevens waarop IAP de IE-rechten had.
2.5
IAP heeft de inhoud van deze laptops via satelliettechnologie op afstand vernietigd.
2.6
In januari 2011 had IAP met twee klanten contracten, te weten SMT en UBI. Voorts was zij met enige andere potentiele klanten in onderhandeling, te weten TT, Biat en Sarafa.
2.7
Met SMT bestond een contract dat voorzag in 3 fasen, te weten
remediation, assessmenten
compliance.Ten aanzien van de betaling bepaalt dat contract dat twee betalingen van
€ 7500 en dan een betaling van € 5000 verschuldigd zijn, met een mogelijkheid voor separaat op te dragen en met €2500 per week te betalen extra werk. Art. 8 van het contract luidt, voor zover van belang:
“Le montant du présent Contrat s'élève á 20.000 EUR (vingt mille euros) hors TVA, réparti comme suit :
•15.000 EUR (quinze mille euros) hors TVA pour la réalisation de la phase 1
•5.000 EUR (cinq mille euros) hors TVA pour l'assistance assurée par IAP pendant 10 jours ouvrables pour la réalisation de la phase 2 et la phase 3.
En cas de besoin, les deux parties conviennent d'une durée complémentaire d'assistance de deux semaines pour la réalisation de la phase 2 et la phase 3 a. raison de 2.500 EUR (deux mille cinq cents euros) hors TVA par semaine. “
2.8
SMT heeft de overeenkomst opgezegd bij brief van 2 mei 2011. Deze brief luidt voor zover van belang:
“It is with regrets that SMT finds itself obliged to subcontract another QSA for the remaining phase of the project for the below historical reasons:
1-IAP has spent lots of time to achieve what was achieved with a negative attitude in several instances, starting from the first phase in which IAP mentioned that there was a miss-evaluation of the processes of SMT and they asked reevaluation of the cost contracted initially,we loosed a lot of time to discuss and elaborate an amendment to cover a second phase (EAF,MTP and remediation actions),added to that the problems encountered with IAP after have agreed in a conference call with VISA to generate and send a waiver request, they come to ask for more money to support us in a critical phase of the project and they used a kind of blackmail approach with SMT in order to provide the documentation needed to get a VISA extension and provide the needed documentation to VISA council in order to avoid a penalty (see all our emails below in this area), we remember that at this point IAP has gone till notifying VISA that IAP is no longer the SMT QSA and after few months coming back to re-announce that IAP remains the SMT QSA. This has made SMT lose lots of time from the PCI project compliance date.
2-IAP lost a lot of time after SMT succeeded to get a first extension from VISA and avoid a penalty of 25 thousand dollars and was supposed to provide VISA with the Master test plan as agreed upon our conference call with VISA which came 1 to 2 months late.
3-IAP has fired all the tunisian team who has acquired a deep knowledge of SMT structure and recruited one person to do the job which shows that IAP is not allocating enough resources to accomplish the mission as agreed in one of our conference calls with VISA and in several requests from SMT showing our need to finish the project before the second extension ends.
4-We received a letter from IAP employees which made us very afraid about the hidden intentions of IAP in the consistency of the deliverables.
Therefore the exclusivity clause which is not précised in the original contract , it's only inserted in the amendment of the second phase , is no longer valid.
All of the above put SMT in the obligation of looking for another QSA (IAP was also asked to submit an offer for the last phase in parallel with other QSAs) to finalize this project(…)”
2.9
Het contract met UCBI bepaalt op het punt van de betaling:
Le prix de la mission est réparti comme sult :
-Mastertestplan € 48.450 HT
-Remediation plans €19.500 HT
-Remediation Guidance € 4.975 HT par semaine
Validation + certification €25.500 HT
UCBI heeft het contract opgezegd bij brief van 27 oktober 2011.
2.1
Omdat een van de ex-werknemers op afstand in de back-up database had ingebroken was er geen back-up van de data beschikbaar en leidde de onder 2.5 bedoelde vernietiging tot het definitief verloren gaan van de data.
2.11
PCI vereist dat QSA-dienstverleners (zoals IAP) een verzekeringsdekking hebben, die aan door PCI gestelde eisen voldoet. Tot die eisen behoort dat de verzekering voorziet in een
infidelity-dekking.
2.12
Teneinde aan die eisen te voldoen heeft IAP met ingang van 1 november 2009 via makelaar Dorens & De Waal een verzekering afgesloten. Het betreft een beurspolis,
polisnummer YDDWI 006301 en looptijd van 1 november 2009 tot 1 november 2010, tot stand gekomen op de Londense markt op basis van een polistekst die was opgesteld door CFC. CFC heeft getekend als gevolmachtigde namens ‘
Certain Underwriters’(hierna: de polis 2009). Onder die polis waren gedaagden onder 1 tot en met 4, 6 en 7 risicodrager, CFC was geen risicodrager.
2.13
Voor 2010 is een nieuwe verzekering afgesloten (hierna: de polis 2010), met een looptijd van 1 november 2010 tot 1 november 2011. De polistekst en daarmee de geboden dekking was gelijk aan die van de polis 2009. Ook dit is een beurspolis, over de voorwaarden waarvan niet is onderhandeld. Beazley is
Leading Underwriter,gedaagden 1 tot en met 7 waren risicodrager
.
2.14
De vermelde verzekering (zowel de polis 2009 als de polis 2010) bood een
first party infidelitydekking tot een maximum van $ 1 miljoen, met een eigen risico van $ 25.000,-. De betreffende clausule luidt, voor zover van belang:
“Fidelity Extension
It is noted and agreed that the followingINSURING CLAUSEis added to this Policy:
INSURING CLAUSE: FIDELITY OF EMPLOYEES
LIMIT OF LIABILITY: USD1,000,000 aggregate limit of liability DEDUCTIBLE: USD25,000 each and everyloss
We agree to reimburseyoufor loss first discovered during the period of the policy and incurred directly as a result of the dishonesty of your employees where there was a clear intention to cause you loss and obtain personal gain, solely in relation to your business activities delivered in accordance with the PCI Agreement.
For the purposes of thisINSURING CLAUSE"dishonesty" includes but is not limited to, robbery, fraud, theft, forgery, alteration, mysterious disappearance and destruction.”
2.15
In de definitiebepalingen die tot de polisdocumentatie behoren staat:
21. "Loss"
means direct financial loss sustained by you.
1n respect ofINSURING CLAUSE 2, lossmeans only those costs that you incur as a result of the use of external consultants, contractors or advisers. For the avoidance of doubt,lossdoes not include the salaries of your empIoyees or your office expenses or any payments that you have paid or agreed to pay as part of any service or maintenance contract.
Insuring clause2 slaat op
website damage. Deze is door IAP niet meeverzekerd.
2.16
De polis 2010, en daarmee de dekking, liep af op 1 november 2011. De polis is coulancehalve vijf maal verlengd tot uiteindelijk 1 mei 2012.
2.17
IAP heeft, in verband met de schade die zij stelt geleden te hebben als gevolg van de onder 2.3 tot en met 2.5 beschreven gebeurtenissen, deze op 24 januari 2011 gemeld aan verzekeraars/CFC en aanspraak gemaakt op dekking onder de verzekering. Zij heeft op 16 augustus 2011 een claim ad € 2,4 miljoen +PM ingediend.
2.18
Op 8 december 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de directie van IAP, CFC namens verzekeraars en de door verzekeraars ingeschakelde advocaten.
Dorens & De Waal heeft geprobeerd voor IAP een verzekering elders af te sluiten. Een mail van 10 mei 2012 op dat punt vermeldt voor zover van belang:
“(…)
Inmiddels hebben wij vernomen dat deze verzekeraar verder de mogelijkheden voor verzekering wil onderzoeken.
Zij heeft hier echter een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier van nodig.
Kan jij dit formulier invullen en dan retourneren.
Wel hebben wij begrepen dat jij aan een zeer forse premie moet denken zo richting de EUR 10.000,--. (…)”
2.2
Na het overlijden van haar contactpersoon bij Dorens & De Waal heeft IAP in 2012 Marsh Risk Consulting in de arm genomen om haar bij te staan bij de afwikkeling.
IAP is op 2 augustus 2012 van de PCI-lijst geschrapt, omdat zij niet meer beschikte over de vereiste verzekeringsdekking. Dat had tot gevolg dat zij niet meer bevoegd was haar werkzaamheden als QSA uit te voeren.
Verzekeraars hebben op 22 augustus 2012 Charles Taylor Adjusting (CTa), een schade-expertisebureau, ingeschakeld, dat op 29 augustus 2012 een eerste bespreking met IAP en Marsh heeft gehad. Tot dat moment hadden zij geen expert aangewezen.
2.23
Op 24 augustus 2012 hebben verzekeraars laten weten het door IAP gevraagde voorschot niet te zullen verstrekken.
2.24
Op 6 maart 2013 hebben verzekeraars, bij brief van hun advocaat, laten weten dat
€ 22.977,94 voor vergoeding onder de verzekering in aanmerking kwam (wegens vernietiging van de hardware/laptops en herstelkosten). Ten aanzien van de andere gestelde schadeposten is vermeld dat deze onvoldoende onderbouwd zijn.
2.25
In maart en april 2013 is overlegd tussen IAP en haar adviseurs en CTa en (de advocaten van) verzekeraars. In dat kader is, in opdracht van verzekeraars, door CTa een schaderapport opgesteld. Dit houdt geen bindende vaststelling van de schade in.
2.26
Op 13 mei 2013 hebben de advocaten van verzekeraars namens verzekeraars een dekkingsstandpunt bekend gemaakt. Zij hebben bij brief van die datum laten weten dat zij dekking erkennen voor € 42.677,42 (na aftrek van het eigen risico) wegens (de nummers verwijzen naar de schade-opstelling van IAP)
2.the cost of restoring work already done on contracts and
(…)
8. The cost of replacement laptops.
Dit bedrag is op 8 juli 2013 uitgekeerd.
2.27
IAP is op 24 september 2013 failliet verklaard.
2.28
De curator heeft met eiseres een cessie-akte getekend, die inhoudt:
“In aanmerking nemende:
A.72 B.V. heeft een vordering op (…verzekeraars ) en CFC Underwriting Limited, zoals nader gespecificeerd in de dagvaarding die als bijlage 1 aan deze akte is gehecht.
B.IAP NEW DEAL B.V. en de curator hebben overleg gevoerd over de koop en verkoop van de hiervoor bedoelde vordering van 72 B.V, op voornoemde vennootschappen en zijn terzake daarvan het navolgende overeengekomen.
Zijn overeengekomen als volgt:
1. De curator draagt hierbij de hierboven in de considerans omschreven vordering van 72
B.V. op de vennootschappen (…), hierna te noemen: "verzekeraars " en CFC Underwriting Limited, hierna te noemen: "CFC" over aan IAP NEW DEAL B.V., welke overdracht IAP NEW DEAL B.V. bij deze aanvaardt, een en ander ten titel van koop. IAP NEW DEAL B.V. zat als koopsom aan de curator voldoen 50% van het te incasseren bedrag (na aftrek van de gerechtelijke en buitengerechtelijke incasso- en deskundigenkosten) tot een maximum(…)”
In de aangehechte dagvaarding waarnaar verwezen wordt in deze akte komt de volgende passage voor:
21.Gelet op de wijze waarop door gedaagden, dan wel hun advocaten met de claim van 1AP New Deal B.V. is omgegaan en de vertraging die daardoor is opgetreden, heeft Marsh op 24 februari 2013 een brief verstuurd aan CMS als vertegenwoordigende partij waarin IAP New Deal B.V. en Marsh Risk consulting CFC/Verzekeraars aansprakelijk stelt voor alle (gevolg)schade die is opgetreden bij 1AP New Deal B.V. en Marsh Risk Consulting door de vertraging en gang van zaken bij de behandeling van de claim (productie 23).
In die dagvaarding komt een uitgebreide beschrijving van het, in de visie, van IAP, tekortschietende behandelen van hun claim voor. Gevorderd wordt een verklaring voor recht dat de schade gedekt is onder de polis en dat verzekeraars aansprakelijk zijn voor de schade ten gevolge van het niet verlengen van de polis, met de gebruikelijke bijvorderingen.

3.Het geschil

IAP vordert, na wijziging van eis, samengevat –
I een verklaring voor recht dat de schade gedekt is door de verzekering bij verzekeraars en/of bij CFC en veroordeling van verzekeraars tot betaling van de schade, op te maken bij staat,
II een verklaring voor recht dat CFC en/of de verzekeraars aansprakelijk is/zijn voor de schade als gevolg van het niet voortduren van de verzekering per april 2012 en veroordeling tot betaling van die schade, op te maken bij staat,
III hoofdelijke veroordeling van verzekeraars tot betaling van € 6.775,
alles uitvoerbaar bij voorraad en vermeerderd met rente en met veroordeling van verzekeraars in de proceskosten, met rente en nakosten.
Verzekeraars voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van IAP in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad met nakosten en rente.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ter comparitie is de wijziging van eis besproken. Deze is niet in strijd met de goede procesorde en verzekeraars hebben daartegen geen bezwaar. Recht wordt dus gedaan op de gewijzigde eis.
4.2
Tussen partijen staat vast dat het geschil moet worden beoordeeld naar Nederlands recht; ook de rechtbank zal daarvan uitgaan.
4.3
De verzekerde onder de polissen (IAP) heeft haar vordering onder de polissen deugdelijk gecedeerd aan IAP New Deal BV, de eiseres in deze procedure. Dat erkennen verzekeraars inmiddels ook. Om die reden zal in het navolgende (net als hiervoor) geen onderscheid worden gemaakt tussen beide IAP-entiteiten en zullen zij beide als IAP worden aangeduid. Waar sprake kan zijn van misverstand wordt eiseres als zodanig aangeduid.
4.4
Het betreft hier ten dele een dekkingsgeschil in eigenlijke zin; verzekeraars betwisten dat zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan. Daarnaast is in geschil welke van de door IAP als schade aangemerkte posten tot welk bedrag voor dekking onder de polis in aanmerking komen.
Los daarvan maakt IAP aanspraak op vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden doordat verzekeraars ten onrechte hebben geweigerd de verzekeringsovereenkomst verder te verlengen dan wel een nieuwe overeenkomst te sluiten, doordat verzekeraars geen voorschot hebben willen betalen en door de inadequate en zeer trage wijze waarop de claim is behandeld. Deze verwijten, die neerkomen op de stelling dat verzekeraars wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zullen separaat worden beoordeeld na beoordeling van de dekkingsgeschillen. Op de uitleg van de cessie in de conclusie van dupliek als het gaat om dit deel van de vordering wordt hierna, onder 4.17 en verder, ingegaan.
Dekking
4.5
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2.4 omschreven gebeurtenissen aangemerkt dienen te worden als gedekte evenementen onder de polis 2010. Daarbij is daargelaten of verzekeraars dat al (door het doen van de uitkering als onder 2.26 bedoeld, impliciet) erkend hebben of niet.
De rechtbank licht dit toe.
4.5.1
De gebeurtenissen komen er samengevat op neer dat in januari 2011 twee werknemers van IAP met schending van hun bevoegdheden en contractuele verplichtingen zijn verdwenen, daarbij illegaal de laptops van hun werkgever IAP, met alle systemen, opgebouwd werk, data van de cliënt, en intellectuele eigendommen van IAP hebben meegenomen, deze illegaal buiten de werkomgeving hebben gebruikt en geprobeerd te gebruiken, en daarnaast met een van deze laptops de beveiligde back-up systemen van lAP hebben vernietigd. (Daarvoor was [PCI programma manager] al, in december 2010, vertrokken met medeneming van een laptop en had ontslag genomen (2.3), doch dat merkt IAP zelf ook niet als verzekerd evenement aan).
Verzekeraars betwisten dat gebeuren alleen in zeer algemene termen, zodat aan die betwisting voorbij wordt gegaan. De opmerkingen van verzekeraars aangaande de aard van de dienstbetrekking tussen IAP en de betrokken werknemers (het zou bij [PCI programma manager] gaan om een inhuur van een zelfstandig consultant en bij de beide anderen om tijdelijke arbeidsovereenkomsten) laat de rechtbank daar, nu niet valt in te zien wat daarvan de relevantie is in het licht van de polisdekking en verzekeraars die ook niet behoorlijk toelichten.
Wel wijzen zij op een al langer spelend conflict tussen IAP als werkgever en de werknemers. Daarop wordt hierna in verband met het vereiste van direct causaal verband teruggekomen.
4.5.2
Uit de thans beschikbare stukken kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de twee betrokken werknemers met medeneming van vertrouwelijke en aan IAP toebehorende informatie zijn vertrokken en in de back-up hebben ingebroken met het oog op hun eigen gewin. Zoals verzekeraars zelf, terecht, benadrukken komt het bij de uitleg van een beurspolis als de onderhavige aan op de betekenis van de gebruikte woorden, in de context van de polis als geheel. Noodzakelijk, maar ook voldoende is dus dat blijkt van de
intention to cause loss and obtain personal gain.Ook als de door de relevante clausule gestelde eisen
where there was a clear intention to cause you loss and obtain personal gain,vanwege het voegwoord “
and” als cumulatief worden opgevat, is daaraan voldaan. Het medenemen van de laptops, die enige duizenden dollars waard waren, wijst naar objectieve maatstaven op
intention to obtain personal gain.Het inbreken in de back-up data base geeft, bij gebreke van alternatieve verklaringen, voldoende uiting aan een
intention to cause loss. Die laatste bedoeling blijkt ook uit de omstandigheid dat de werknemers SMT een brief hebben geschreven waarin IAP wordt zwart gemaakt.
Voor zover verzekeraars hun stelling over de arbeidsconflicten als achtergrond ook in dit verband aanvoeren miskennen zij, dat de achterliggende interne motieven van de werknemers, in de zin van de redenen waarom zij IAP schade wilden toebrengen, niet ter zake doen.
4.6
Nu een en ander zich heeft voorgedaan in januari 2011 is, nu het hier (naar vast staat)
loss occurrence-dekkingen betreft, sprake van dekking onder de polis 2010. De polis van 2009 speelt dan ook geen rol en gedaagde 5 is dus niet betrokken. CFC is evenmin gehouden dekking te verlenen, nu zij als gevolmachtigde niet zelf risicodrager was.
4.7
Schade
Alvorens de diverse schadeposten meer in detail te bespreken zal de rechtbank de beoordelingsmaatstaf toelichten.
4.7.1
Verzekeraars stellen terecht dat het aan verzekerde is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat, als gevolg van een verzekerd evenement, tot het door haar gevorderde bedrag schade is geleden. Voor wat betreft de vraag of het gaat om posten die gedekt zijn onder de polis geldt de causaliteitsmaatstaf van de polis. Uitgegaan moet daarbij worden van de objectieve betekenis van de gebruikte bewoordingen, bezien in de context van de gehele polis. In dit geval is in de polis gedefinieerd dat de gedekte schade "
direct financial loss" moet zijn. Dat gederfde winst en bedrijfsstilstand niet onder de polis gedekt zouden zijn, zoals verzekeraars stellen, volgt daaruit niet. Integendeel, het gebruik van de term
financial lossduidt juist op een ruim, economisch schadebegrip. Dat past ook bij het hier gedekte, specifieke gevaar. Oneerlijkheid van werknemers zal immers, in het kader van de bedrijfsvoering van een QSA-onderneming, met name leiden tot winstderving (naast reputatieschade en vervangingskosten). De definitie (geciteerd in 2.15 hiervoor) van
lossin een niet meeverzekerde, specifieke andere module (
clause2) mist belang voor deze beoordeling; als daaraan al betekenis toe zou komen dan is het in de context van een a contrario-redenering en die werkt in het voordeel van de door IAP verdedigde lezing.
4.7.2
De aan het causaal verband te stellen eisen die IAP voorstaat zijn echter aanmerkelijk te licht. Haar stellingen komen er in de kern op neer dat alle schade die niet geleden zou zijn zonder het verzekerd evenement gedekt is. Zij legt daarbij dus de maatstaf van het conditio sine qua non-verband aan, het minimumvereiste als het gaat om causaal verband, en stelt die gelijk aan het in de polis vereiste verband van directe schade. Die visie leidt ertoe dat al haar schade directe schade is.
4.7.3
Dat is naar het oordeel van de rechtbank geen juiste uitleg van de maatstaf van de polis. Niet alleen is in het algemeen elke uitleg waarbij een beperkende term, in dit geval
direct,in feite betekenisloos wordt om die enkele reden zeer onaannemelijk, maar bovendien is in deze polisclausule expliciet gekozen voor deze omschrijving, waar in andere verzekerde modules/clausules in deze polis andere omschrijvingen gebezigd worden. (De meeverzekerde Clause 8,
brand protection, uit deze polis bepaalt bijvoorbeeld niet dat het verband direct moet zijn.) Aan het woord direct komt dus betekenis toe; het verband tussen het evenement en de schade dient nauwer te zijn dan het conditio sine qua non-verband.
4.7.4
Het is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de dekkingsomschrijving, dus noodzakelijk dat de schade het directe gevolg is van de
dishonesty. Anders dan IAP kennelijk meent is schade die het gevolg is van het plotsklaps niet meer beschikbaar zijn van twee ingewerkte werknemers niet zonder meer schade ten gevolg van de
dishonesty. Het plotseling wegvallen van werknemers (en de daarmee samenhangende problemen en schade) als zodanig -hetgeen ook een andere achtergrond kan hebben, bijvoorbeeld een ongeval- is een ondernemersrisico, waartegen deze polis geen dekking biedt.
Anders dan verzekeraars betogen is echter niet nodig dat die schade niet alleen het directe, maar ook het uitsluitende gevolg van de
dishonestyis; de polis bepaalt daaromtrent in dit geval niets (anders dan bij andere modules, waar de eis dat de
schade directly and solelyhet gevolg moet zijn, zie bijvoorbeeld clause 4,
business interruption), zodat ook schade die meer dan één oorzaak heeft in aanmerking kan komen.
4.7.5
Verzekeraars stellen voorts, terecht, dat bij deze verzekering zoals bij alle verzekeringen het indemniteitsbeginsel toepasselijk is, dat ertoe leidt dat niet meer schade wordt vergoed dan is geleden, zodat verzekerde door de uitkering niet in een betere positie wordt gebracht. Dat aspect zal hierna aan de orde komen. Het zal in dit geval met name een rol spelen bij de schadeberekeningsopzet die IAP heeft gebruikt, waarbij bepaalde uren onder meerdere posten worden opgevoerd. De rechtbank merkt daarvan reeds thans op, dat in het algemeen slechts winstderving en niet omzetderving als schade valt aan te merken.
4.8
Hoewel IAP naast een verklaring voor recht verwijzing naar de schadestaat gevraagd heeft komt die vordering niet voor toewijzing in aanmerking en zal de rechtbank in deze procedure de omvang van de onder de polis te vergoeden schade vast moeten stellen. Dit deel van de vordering betreft immers een zuivere nakomingsvordering. Het gaat weliswaar om schadevergoeding, maar louter als sequeel van het verlenen van de dekking waartoe de polis verplicht. Op een dergelijke vordering is afdeling 10 van titel 1 van boek 6 BW niet toepasselijk.
De schadevordering bestond oorspronkelijk uit 8 posten. Met de onder 2.26 genoemde uitkeringen zijn de posten 2 en 8 inmiddels niet meer van belang. Uit het verhandelde ter comparitie en de conclusie van repliek maakt de rechtbank op dat, als IAP oorspronkelijk meer vorderde, zij daarvan inmiddels heeft afgezien en dat zij alle posten heeft herberekend, hetgeen tot nieuwe getallen heeft geleid. Dan resteren de volgende posten:
la.
Cost of training replacement staff
€ 32.627,03
lb.
Revenue cost from retraining staff
€ 305.351,99
3.
Loss of value of completed work that has not been reinstated
€ 213.570,00
4.
Loss of intellectual property
€ 14.765,90
5.
Loss of revenue resulting from inabitity to deploy staff on other work
€ 238.949,20
6.
Loss of revenue on cancelled SMT and UBCI contracts
€ 1.190.038,30 + PM)
7.
Additional expenses relating to reinstatement of lost work
€9.040,37
Bij repliek heeft IAP de posten aan de hand van bewijsstukken nader toegelicht. De rechtbank zal de posten aan de hand daarvan en hetgeen verzekeraars daartegen hebben ingebracht bespreken.
4.9
post 1a
4.9.1
Het gaat hier om extra uren op basis van interne kostprijs die de senior
mensen van IAP ( [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] ) na de gebeurtenissen hebben moeten besteden aan (a) eigen noodherstelwerkzaamheden aan de verloren gegane opbouw van de projecten SMT en UBCI en (b) onmiddellijk nieuwe mensen trainen, zodat deze nieuwe mensen op het niveau gebracht werden dat zij een aantal werkzaamheden konden doen die als direct gevolg van de gebeurtenissen onmiddellijk moesten worden verricht. IAP gaat uit van interne (dus niet commerciële, aan een klant in rekening te brengen) uurtarieven, als volgt opgebouwd:
[persoon 2] : 880 extra uren tegen een tarief van € 10,71 = € 9.424,80
[persoon 3] : 247 extra uren tegen een tarief van € 12,49 = € 3.085,03
[persoon 1] : 760 extra uren tegen een tarief van € 26,47 = € 20.117,20
Totaal € 32.627,03
Ter onderbouwing zijn tijdschrijf-formulieren in het geding gebracht, die zien op de 24 weken na januari 2011.
4.9.2
Verzekeraars menen, dat zij met de betaling voor de oorspronkelijke post 2, die zag op
cost of restoring work already done on contractsde direct als gevolg van het verzekerd evenement geleden schade hebben vergoed. Voorts achten zij de onderbouwing niet toereikend.
4.9.3
De rechtbank is van oordeel, dat deze post voldoende is onderbouwd. De interne uurtarieven zijn toegelicht en eerder door verzekeraars geaccepteerd. Dat de urenlijsten niet steeds zijn ondertekend acht de rechtbank op zich zonder belang. Dat, wellicht, de uren enigszins zijn afgerond is inherent aan dit type verantwoording. Als verzekeraars menen dat dat niet zo is, hoewel zij op basis van, kennelijk, dezelfde onderbouwing post 2 wel hebben vergoed hadden zij dat standpunt beter moeten toelichten.
Verzekeraars hebben wel gelijk waar zij stellen dat sprake is van een overlap met de reeds betaalde post 2. De rechtbank begrijpt echter hetgeen IAP heeft toegelicht zo, dat het bij die reeds vergoede post met name ging om het herstel van het werk zelf, terwijl hier gevorderd worden de kosten die gemaakt moesten worden om die herstelwerkzaamheden mogelijk te maken. Van strijd met het indemniteitsbeginsel is dus geen sprake.
De rechtbank acht een voldoende direct verband aanwezig met de
dishonestyvoor zover het gaat om de eigen noodherstelwerkzaamheden. Hoewel deze kosten mede veroorzaakt zijn door het niet meer beschikbaar zijn van ingewerkte werknemers zou, bij een wegvallen van die werknemers door andere oorzaken, van noodzakelijk herstel geen sprake zijn, omdat er dan nog een back-up zou zijn geweest. Die kosten zijn dus een direct gevolg van de
dishonesty. Dit deel van deze post is toewijsbaar.
Uit de overgelegde stukken kan de rechtbank niet exact opmaken hoeveel uren er aan dit herstel zijn besteed en hoeveel aan retraining. De rechtbank zal de schade op dit punt daarom toewijzen tot een bedrag van € 12.300,=, ongeveer de helft van de post in kwestie.
4.9.4
De kosten van het inwerken van nieuwe mensen acht de rechtbank niet in een voldoende direct verband tot het verzekerd evenement te staan. Dit zijn kosten die evenzeer gemaakt hadden moeten worden als de werknemers om andere redenen waren uitgevallen.
4.1
post 1b
Het gaat hier om dezelfde uren als bij 1a, maar dan vanuit een oogpunt van gederfde winst die de betrokkenen in deze uren hadden kunnen behalen als zij zich niet met noodherstel en inwerken hadden hoeven bezighouden. De misgelopen winst is berekend op basis van de externe uurtarieven minus de werkelijke kostprijs van die uren, berekend over het normaliter te factureren deel van hun "verspilde" extra uren. IAP licht dit als volgt toe.
[persoon 2] : 880 extra uren
Normaal percentage te factureren uren t.o.v. totaal gewerkt: 60%
Extern € 250/uur; kostprijs € 10,71/uur, marge € 239,29/uur Winstderving is 880 uur x 60% factor x € 239,29 marge/uur =
[persoon 3] : 188 extra uren
(55 van de 247 uren zou hij normaal niet werken)
Normaal percentage te factureren uren t.o.v. totaal gewerkt: 75%
Extern € 250/uur; kostprijs € 12,49/uur; marge € 237,51/uur Winstderving is 188 uur x 75% factor x € 237,51 marge/uur =
[persoon 1] : 760 extra uren
Normaal percentage te factureren uren t.o.v. totaal gewerkt: 70% Extern € 300/uur; kostprijs € 26,47/uur; marge € 273,53/uur
Winstderving is 760 uur x 70% factor x € 273,53 marge/uur =
€ 126.345,12
€ 33.488,91
€145.517,96
In dit verband is verder uitgegaan van de ratio waarin IAP er in slaagde offertes om te zetten in feitelijke opdrachten (meer dan 50%) en van de historische verhouding tussen te factureren uren en het totaal aantal uren dat de betreffende personen hadden gewerkt in eerdere periodes.
4.10.2
Verzekeraars hebben hier hetzelfde verweer gevoerd als tegen post 1a.
4.10.3
De rechtbank is van oordeel dat het verband tussen deze post en het verzekerd evenment niet direct in de zin van de polis is. Het gaat hier niet meer om herstel van het verloren gegane werk, ook niet om daadwerkelijk gemaakte kosten die daarmee in iets verder verwijderd verband staan, maar om
opportunity costs. Die staan in een te ver verwijderd verband tot het verzekerd evenement.
Daarbij komt het volgende. Dat de betrokken leidinggevenden, als de betrokken twee werknemers niet waren weggegaan en de gegevens op de laptops niet vernietigd hadden hoeven worden, in 24 weken ca. € 300.000 winst hadden kunnen behalen voor IAP is niet louter op basis van historische resultaten aan te nemen. Ten eerste is onvoldoende aannemelijk dat er zoveel werk zou zijn geweest. Ten tweede zijn de uurtarieven en marges door verzekeraars terecht betwist, nu daarvan geen bewijs is overgelegd. In het wel beschikbare contract wordt een externe prijs van € 111/uur genoemd. Dat de klanten met wie IAP, naar eigen zeggen, reeds in een vergevorderd stadium van onderhandeling was, in 2011 met haar zaken zouden hebben gedaan waarmee dan IAP dergelijke winsten had kunnen behalen is onvoldoende aannemelijk. Ten slotte speelt hier een rol dat het inwerken van nieuw personeel ook los van het verzekerd evenement bij normaal wegvallen van werknemers nodig is, zodat een normale bedrijfsvoering meebrengt dat daarmee rekening wordt gehouden.
Deze post komt niet voor vergoeding in aanmerking.
4.11
post 3
4.11.1
Het gaat hier, in feite, om op voorhand verricht en nog niet uitgefactureerd werk in fase II van het project voor SMT. IAP stelt dat dit bedrag is gebaseerd op externe tarieven omdat het werk daadwerkelijk was verricht, en dat dit zonder de gebeurtenissen ook in rekening had kunnen worden gebracht. Voor wat betreft het werk voor SMT wijst zij op de overeenkomst van 27 juli 2010 (prod.70), met name de overeengekomen exclusiviteit. De achterliggende gedachte is daarbij, dat het gebruikelijk is om alvast een begin te maken met een volgende fase, ook al is er nog niet officieel opdracht verleend. De exclusiviteitsclausules leiden ertoe dat de betrokken klant geen andere optie had dan dit werk door IAP te laten doen, tegen haar tarieven. Als gevolg van de
dishonestyheeft SMT echter voortijdig opgezegd.
4.11.2
Verzekeraars betwisten dat sprake is van een voldoende direct verband. SMT heeft de overeenkomst niet opgezegd vanwege de
dishonestyen de werknemers hadden niet de intentie ervoor te zorgen dat IAP haar werk niet in rekening zou kunnen brengen. Voorts brengen verzekeraars hiertegen in dat uit de overeenkomst met SMT weliswaar valt op te maken dat materieel opdracht was gegeven voor fase II, maar ook dat daarvoor vaste tarieven gerekend zouden worden. Zij wijzen op de aanvullende overeenkomst waar die inhoudt:
"The amount of this contract is EUR 20,000 (twenty thousand euros) excluding VAT, divided as follows:
•EUR 15,000 (fifteen thousand euros) excluding VAT for the completion of Phase 1.
•EUR 5,000 (five thousand euros) excluding VAT for the assistance provided
by IAP for 10 working days for completion of Phase 2 and Phase 3.
Both parties agree on a complementary period of assistance for the hourly rate of EUR 111.00 (one hundred and eleven euros) per employee of IAP assigned to the assessment.
SMT and IAP agree on a number of work hours for each of the following phases:
Enterprise Architecture Framework : 163 hours
Risk Monitor : 8 hours
Master Test Plan : 220 hours
Implementation plans : 73 hours
Business case waiver : 8 hours"
Zij stellen dat maximaal € 52.392,= in rekening gebracht had kunnen worden, mits SMT daartoe aanvullend opdracht had verstrekt.
4.11.3
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor geciteerde opzegbrief van SMT voldoende duidelijk blijkt dat de
dishonesty(de brief noemt immers het ontslaan van de gehele ingewerkte Tunesische staf) een belangrijke oorzaak van die opzegging is geweest. Nu voorts vast staat dat opdracht was gegeven voor fase II en aannemelijk en onvoldoende betwist is dat met het werk vast was begonnen acht de rechtbank voldoende gebleken dat schade is geleden doordat IAP het al voltooide werk dat verloren is gegaan door de
dishonestyniet in rekening heeft kunnen brengen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat SMT niet aan een ander opdracht had mogen geven, zodat voldoende aannemelijk is dat die opdracht tot aanvullende werkzaamheden aan IAP zou zijn verstrekt.
De rechtbank acht echter, in het licht van het door verzekeraars geciteerde deel van de overeenkomst met SMT, niet aannemelijk dat IAP al haar bestede uren in rekening had kunnen brengen. Toewijsbaar is dus € 5.000 (vaste aanneemsom voor fase II) plus € 52.392, derhalve 57.392,=.
4.12
post 4
4.12.1
IAP stelt op dit punt dat zij door haar opdrachten kennis opbouwde, waarvan zij de IE (door haar IP,
Intellectual propertygenoemd)-rechten had. Het bedrag van de claim voor dit onderdeel is opgegeven als € 12.406,64. Dit bedrag is deels gebaseerd op door IAP bij de opbouw geïnvesteerde uren, puur voor de ontwikkeling hiervan, en deels op het verrijken van die kennis (
Intellectual Property) in een aantal projecten, waarin de systemen verfijnd en in de praktijk continu verbeterd werden. Het bedrag is berekend met als basis 15% op interne uurtarieven. Daarmee wordt echter geenszins de gehele waarde van de opbouw van
Intellectual Propertygedekt. Immers, ook tijdens het reeds op de projecten SMT en UBCI verrichte werkzaamheden is
Intellectual Propertyopgebouwd, en deze is niet in het voorgaande bedrag begrepen. Voor het verloren gegane werk dat niet werd hersteld (post 3) is ook de met dat werk opgebouwde
Intellectual Propertyverloren gegaan en niet hersteld. Om die reden dient dat bedrag nog te worden uitgebreid met 15% over de urenkostprijs van de in post 3 meegenomen fase II uren voor SMT.
Er is een directe relatie met de tijd die besteed is aan het uitvoeren van projecten. In het business model van IAP werd voor deze waardetoename uitgegaan van 15% van urenkostprijs in de projecten, wat marktconform is. Er is geen rekenkundige, wettelijke of belastingtechnische norm die bepaalt hoe een bedrijf dit dient toe te rekenen, aldus IAP.
4.12.2
Verzekeraars betwisten dat dit aspect directe schade ten gevolge van het verzekerd evenement betreft. Voorts zijn zij van oordeel dat hier dubbeltellingen aan de orde zijn en betwisten zij de berekeningswijze.
4.12.3
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er voor IAP een zekere waarde toekwam aan de ervaring met projecten en de detailkennis die zij daarmee opdeed en de intellectuele eigendomsrechten die zo ontstonden, alsmede dat, met het verloren gaan van de gegevens, ook die waarde verloren is gegaan. Dat IAP de gegevens heeft vernietigd heeft, anders dan verzekeraars wellicht bedoelen te stellen, het causaal verband niet te niet gedaan; zij was daartoe gehouden, gelet op de vertrouwelijke aard van die gegevens.
Het relateren van de waarde aan het aantal bestede uren acht de rechtbank echter geen geschikte maatstaf om de waarde van deze IE-rechten te bepalen. Het gaat, in het kader van de schade, om de waarde in het economisch verkeer van die kennis. Dat die, rechtstreeks, zou afhangen van het aantal bestede uren is onvoldoende aannemelijk. Bij gebreke van een duidelijke maatstaf, van kenbare gegevens, zoals activering op de balans, en van een inhoudelijk standpunt zijdens verzekeraars over de toe te kennen waarde waardeert de rechtbank deze rechten ex aequo et bono op € 10.000,-.
4.13
post 5
4.13.1
IAP meent dat zij, naast de vergoeding van post 2, die op deze zelfde uren zag, nog additionele schade heeft geleden die voor vergoeding onder de polis in aanmerking komt. Het gaat hier om tijd die is besteed door de nieuw aangenomen personeelsleden ( [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] , dus niet [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 1] op wie post 2 ziet) aan het herstellen van werk dat in het kader van de betreffende projecten reeds was gedaan, maar verloren was gegaan als gevolg van de gebeurtenissen.
4.13.2
Verzekeraars menen dat de schade op dit punt al vergoed is, dat deze voorts te speculatief is en niet in het vereiste directe causale verband tot de
dishonestystaat.
4.13.3
De rechtbank is met verzekeraars van oordeel dat het vereiste causaal verband ontbreekt. Hetgeen daarover onder 4.10.3 hiervoor is vermeld geldt ook hier.
De post is niet toewijsbaar.
4.14
post 6
4.14.1
Het gaat hier om de gederfde winst op de projecten SMT en UCBI, alsmede een aantal andere projecten die IAP zou hebben verworven als de
dishonestyniet was voorgevallen. IAP onderbouwt haar vordering als volgt:
-Ten aanzien van SMT:
Het missen van de werkzaamheden ten aanzien van de nog uit te voeren fases, waaronder de
remediationfase. Deze fases waren als volgt begroot:
=
Remediationen daarmee verband houdend werk, tot en met
certification: € 978,721.37
=Onderhoud: € 188,066.88
De heer [werknemer SMT] van SMT had nog op in februari/maart 2011 voor de tot dan bestede uren het check point report afgetekend, inclusief de meerwerkuren en start fase II, en had tot en met dat moment geen enkele kritiek geuit op de kwaliteit van het verrichte werk (zie productie 78).
-Ten aanzien van UBCI:
Remediation en daarmee verband houdend, tot en met certification: € 23.250,05
-Verder wijst IAP op de correspondentie met BIAT, Sarafa en TT waaruit blijkt dat deze projecten vrijwel "binnen waren", voordat IAP vanwege de noodsituatie de afspraken met deze partijen moest afzeggen.
4.14.2
Verzekeraars betwisten het causaal verband, wijzen op overlap met andere posten en betwisten de hoogte van de bedragen. Voorts voeren zij aan dat een groot deel van het werk al is betaald en dat ter zake SMT nog slechts open staat een bedrag van € 388,= (€ 72.392 minus de betaalde € 72.004). Van de herleidbare werkzaamheden ter zake UBCI resteert dan een bedrag van € 23.700,= (€ 93.450 minus de betaalde € 69.750).
4.14.3
De rechtbank acht ten aanzien van SMT de schade weliswaar veroorzaakt door de
dishonesty, doch slechts als het gaat om de werkzaamheden als hiervoor besproken.
Uit meerbedoelde opzeggingsbrief blijkt dat het contract mede, maar niet uitsluitend is opgezegd vanwege de
dishonesty. Zoals eerder overwogen betekent dat niet, dat deze schade niet onder de dekking valt. De andere problemen die SMT noemt, zoals de attitude van IAP, zijn echter wel van belang voor de aannemelijkheid van de stelling van IAP dat zij, als het verzekerd evenement was uitgebleven, de rest van de werkzaamheden tot en met het onderhoud zou blijven doen. De enkele omstandigheid dat exclusiviteit was afgesproken is niet voldoende om dat aannemelijk te maken. SMT had immers, als zij ontevreden was over IAP, desondanks de relatie kunnen verbreken door opzegging of ontbinding. De schade is in zoverre te speculatief.
Hiervoor, bij post 3, is reeds aangegeven wat IAP in rekening had kunnen brengen tot en met fase II. De rechtbank begrijpt dit deel van de vordering zo, dat het ziet op nog te verrichten werk in fase III, Remediation tot en met certificering, dat in tijd geheel na fase II plaats zou vinden.
Dat betekent, dat ook hiervoor geldt dat het standpunt van SMT zoals blijkend uit de opzeggingsbrief ertoe leidt dat deze schade te speculatief is en niet in het vereiste directe verband met de
dishonestystaat zoals hiervoor toegelicht.
IAP stelt weliswaar dat de opzegging grotendeels het gevolg is van de brief die de werknemers aan SMT hebben geschreven en in zoverre dus ook van een verzekerd evenement, nu het schrijven van een dergelijke brief is aan te merken als een
dishonesty,maar die stellingen verwerpt de rechtbank. Nog daargelaten dat IAP deze brief niet als een apart evenement van
dishonestyheeft gemeld en het aan IAP was om meer duidelijkheid te verschaffen over de precieze inhoud van die brief, blijkt uit de opzegging van SMT dat meerbedoelde brief weliswaar heeft meegewogen, maar niet de doorslag heeft gegeven bij de beslissing om op te zeggen. Het verband is daarmee te weinig direct.
Deze posten zijn dus niet toewijsbaar.
4.14.4
Ten aanzien UCBI geldt, dat onduidelijk is waarom zij het contract heeft opgezegd. De brief vermeldt op dat punt niets en de opzegging dateert van geruime tijd na de
dishonesty. De rechtbank acht het direct verband met de
dishonestydaarom, bij gebreke van voldoende heldere feitelijke onderbouwing door IAP, onvoldoende aannemelijk.
Voor zover IAP heeft bedoeld ook ten aanzien van andere klanten (Biata, Sarafa, TT) schadevergoeding te claimen geldt ook daarvoor, dat de schade te speculatief is en het directe verband onvoldoende aannemelijk.
4.15
post 7
Deze schadepost heeft betrekking op een reeks kosten (waaronder "
out of pocket expenses") die volgens IAP zijn ontstaan voor IAP als direct gevolg van de gebeurtenissen in januari 2011. Zoals, terecht, tussen partijen in confesso is, is het IAP die haar schade moet onderbouwen en bij behoorlijk gemotiveerde betwisting bewijzen. Verzekeraars menen dat de onderbouwing onvoldoende concreet is.
De rechtbank deelt die opvatting niet. IAP heeft de posten toegelicht en deze onderbouwd; zij heeft daartoe een groot aantal stukken, zoals facturen, overgelegd en op vragen van (de advocaten van) verzekeraars respectievelijk CTa geantwoord. Uit de aard van het evenement vloeit voort, dat (reis)kosten gemaakt moesten worden. De kosten zijn wat betreft de aard en de datering aannemelijk als het gaat om de directe causale relatie tot de
dishonestyen op het eerste oog niet onredelijk wat betreft de hoogte. Dat brengt mee dat IAP daartoe voldoende heeft bijgebracht en het vervolgens aan verzekeraars is om concreet aan te geven waarin het materiaal te kort schiet. Dat heeft zij niet gedaan. De post is dus toewijsbaar.
4.16
conclusie ten aanzien van de dekking
4.16.1
Per saldo zijn dus onder de polis 2010 toewijsbaar de volgende posten:
Post 1a € 12.300
Post 3 € 57.392
Post 4 € 10.000
Post 7 € 9.040,37
Totaal: € 88.732,37. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.16.2
Voor het overige komt de vordering niet voor toewijzing in aanmerking. Voor zover de hierboven gemotiveerde afwijzing haar grond vindt in een gebrek aan uitwerking heeft IAP niet voldaan aan haar stelplicht, zodat voor bewijslevering geen ruimte is.
Ook als het bewijsaanbod voldoende bepaald wordt geacht is er overigens geen plaats voor bewijslevering, nu de in geschil zijnde punten waarop hiervoor een beslissing is genomen niet zien op te bewijzen feiten maar op de wijze waarop de polis moet worden uitgelegd en de schade moet worden vastgesteld.
4.16.3
Verzekeraars behoeven, zoals zij terecht en door IAP niet betwist, stellen, slechts bij te dragen voor het gedeelte van het toegewezen bedrag dat overeenkomt met het percentage waarvoor zij risico dragen onder de polis 2010.
4.16.4
Nu weliswaar wettelijke rente wordt gevorderd, doch geen ingangsdatum wordt genoemd zal de rechtbank daarover de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2014, de dag der dagvaarding, toewijzen.
4.17
De onrechtmatige daad/wanprestatie
4.17.1
IAP maakt verzekeraars in feite twee verwijten.
Het eerste verwijt ziet op het niet (verder) verlengen van de verzekering dan wel het niet aangaan van een nieuwe verzekeringsovereenkomst. Dit richt zich alleen tot gedaagden 1-7.
Het tweede verwijt ziet op de afwikkeling van de schade. IAP meent dat verzekeraars (hier speelt gedaagde 8, CFC, wel een rol, omdat zij het voortouw heeft genomen of had moeten nemen bij de afwikkeling van de schademelding) aanvankelijk ten onrechte dekking hebben geweigerd, de claim niet adequaat, veel te traag en ondeugdelijk in behandeling hebben genomen en veel te laat tot te beperkte uitkeringen zijn gekomen. Daarbij betrekt zij ook dat geen voorschotten zijn verstrekt, hoewel voor verzekeraars kenbaar was dat IAP dringend elders dekking diende in te kopen.
4.17.2
Verzekeraars hebben in dit verband het verweer gevoerd dat de vordering toekwam aan het inmiddels gefailleerde IAP en niet aan eiseres in deze procedure. De overdracht van de vordering als bedoeld in 2.27 ziet, zo menen verzekeraars, louter op de dekkingsclaim, niet op eventuele schadevergoeding wegens jegens de failliet gepleegde wanprestatie of onrechtmatige daad.
De rechtbank volgt verzekeraars in dat standpunt niet.
Een redelijke uitleg van de onder 2.27 gesloten overeenkomst houdt in, dat de curator, die beschikte over een dagvaarding waarin weliswaar niet het huidige petitum stond maar wel, naast de aanspraak op dekking, een uitvoerig relaas over de tekortschietende behandeling van de verzekeringsclaim, aan eiseres alle rechten in verband met die verzekeringsclaim over heeft gedragen, derhalve zowel de dekkingsclaim als het huidige deel van de vordering. Dat deze onderdelen samenhangen is evident. De curator had dan ook geen enkele reden om de overdracht te beperken. Aan de curator kwamen immers zowel de dekkingsclaim als deze vordering toe en aan de boedel zal 50% van het uiteindelijk te vergoeden bedrag toekomen. Ook eiseres had die reden niet.
Eiseres is dan ook gerechtigd tot dit deel van de vordering.
4.18
eerste verwijt
4.18.1
Het niet aangaan van een overeenkomst is niet snel een onrechtmatige daad (of wanprestatie) omdat er in het algemeen geen (zorgvuldigheids)verplichting om te contracteren bestaat. De contractsvrijheid die reeds in het algemeen geldt neemt bij de verhouding tussen IAP als verzekerde/verzekeringnemer en verzekeraars bijzondere vormen aan. Juist bij de vraag of verzekeraars bereid zijn tegen betaling van premie de financiële gevolgen van bepaalde aan de bedrijfsuitoefening inherente risico’s te dragen, in dit geval het risico dat de eigen werknemers van IAP “ontrouw” (
dishonest)zullen zijn, moet aan verzekeraars een zeer ruime mogelijkheid toekomen om hun eigen afweging te maken. Er is dus heel weinig ruimte voor een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm die verzekeraars verplicht tot het aangaan van deze verzekering, hoewel zij tot op zekere hoogte de voor haar kenbare belangen van IAP moest betrekken bij de beslissing ter zake.
4.18.2
Ten aanzien van de situatie bij het einde van polis 2010 staat het volgende vast.
De contractuele duur van de verzekering was verstreken (er was dus geen sprake van opzegging). Verzekeraars hebben de verzekering in totaal 5x voor korte periodes verlengd. Er was tenminste één melding van een aanzienlijke schade geweest (te weten de claim die inzet is van deze procedure). Een contractuele verplichting die voorzag in verlenging of het aanbieden van een nieuwe verzekering bestond niet.
Alleen al op grond van die omstandigheden konden verzekeraars, zonder in strijd te handelen met enige zorgvuldigheidsnorm, beslissen om de polis niet verder te verlengen en IAP geen nieuwe verzekering aan te bieden. Er was immers sprake van een aanzienlijk risico, dat zich gedurende de looptijd ook had verwezenlijkt. Een redelijk handelend verzekeraar kon daarom tot de conclusie komen dat het opnieuw dekken van een dergelijk risico niet gewenst was. Met de kenbare belangen van IAP was voldoende rekening gehouden door de verlengingen, die IAP een periode van enkele maanden gaven waarin zij normaliter geacht moest worden in staat te zijn elders dekking voor dat risico te vinden. Uit de onder 2.19 weergegeven mail van Dorens & De Waal blijkt ook, dat deze daarmee doende was. Het -aanzienlijk- verhogen van de premie, een mogelijkheid die in de afweging bij verzekeraars wellicht een rol had kunnen spelen, was volgens de eigen stellingen van IAP naar beide partijen toen wisten, geen reële optie.
Dat betekent dat het niet verlengen van de verzekering geen onrechtmatige daad en evenmin wanprestatie jegens IAP opleverde. De betwiste bijkomende redenen om af te zien van verlenging behoeven dus geen bespreking.
4.19
tweede verwijt
Het tweede verwijt ziet op de verplichting die een verzekeraar heeft ten aanzien van zijn verzekerde om een claim kundig, met gepaste zorgvuldigheid en snelheid, in behandeling te nemen en af te wikkelen. Die verplichting vloeit voort uit de verhoudingen tussen partijen in het kader van de verzekeringsovereenkomst, de polis zelf en uit hetgeen verzekeraars in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Die verplichting voert niet zover dat het enkele opvragen van nadere informatie en/of bewijsstukken en/of het niet onmiddellijk erkennen van dekking en/of het niet betalen van een voorschot onrechtmatig is. In tegendeel, een redelijk handelend verzekeraar kan en mag bij een grote, complexe claim als de onderhavige uitvoerig onderzoek doen en laten doen door een daartoe ingeschakelde expert. Dat neemt IAP zelf ook tot uitgangspunt. Dat daarmee enige tijd gemoeid is spreekt vanzelf. Hoewel het niet tot de taak van een expert behoort om een dekkingsstandpunt in te nemen is het redelijk en ook volstrekt gebruikelijk dat verzekeraars, zeker in complexe zaken, het rapport van de expert afwachten alvorens zij een standpunt innemen.
Voorts kan in het algemeen niet staande worden gehouden dat het innemen van een afwijzend dekkingsstandpunt als zodanig onrechtmatig is, zelfs niet als dat standpunt later onjuist blijkt. Daartoe zullen bijkomende omstandigheden moeten worden gesteld en, bij betwisting, door IAP bewezen.
Tegen die achtergrond overweegt de rechtbank omtrent het gedrag van verzekeraars als volgt.
4.2
Met partijen zal de rechtbank niet als uitgangspunt nemen dat Beazley, als
leader, gehouden was de schaderegeling ter hand te nemen en daarvoor dan ook verantwoordelijk was (waarbij de anderen slechts volgen, in beginsel zonder dat aan hen eigen beslissingsruimte toekomt). Kennelijk is immers in confesso dat deze rol in dit geval aan CFC toekwam, die namens alle verzekeraars optrad.
4.20.1
Dat CFC, die als gevolmachtigde van verzekeraars optrad en zelf de polistekst had geschreven, bij de correspondentie in 2013 aan IAP bericht niet zeker te weten of er sprake is van een schadeverzekering (
first party-dekking) of een aansprakelijkheidsverzekering (
third party-dekking) acht de rechtbank verregaand onzorgvuldig en in strijd met haar verplichtingen jegens IAP. Dat onderscheid is van wezenlijk belang, nu het bij een aansprakelijkheidsverzekering in beginsel gaat om schade van derden waarvoor IAP als verzekerde aansprakelijk is, en niet, zoals bij deze schadeverzekering, om eigen schade van IAP. De te stellen vragen, de benodigde informatie en de beoordeling van de vraag of sprake is van dekking worden daardoor onmiddellijk en diepgaand beïnvloed. Bij een redelijk zorgvuldig en redelijk handelend (gevolmachtigde van) verzekeraar kan in beginsel geen onduidelijkheid bestaan over de vraag welk van beide soorten dekking haar verzekering biedt. Ook als het, zoals in dit geval, gaat om een weinig heldere latere toevoeging aan de polis en er, wellicht, intern aarzeling bestaat over de precieze betekenis, is het een beroepsfout van CFC om daarover niet, op korte termijn, een deugdelijk standpunt in te nemen maar in tegendeel verzekerde bijna 2 jaar na de schademelding nog te schrijven dat zij het zelf niet weet. Dat geldt te meer nu zij zelf verantwoordelijk is voor de kennelijk achteraf intern onduidelijk geachte tekst van die clausule. Dat kan in de verhouding tot IAP in beginsel zowel CFC zelf als de (andere) verzekeraars worden aangerekend. De schadeafwikkeling is, op grond van de polis, de verantwoordelijkheid van verzekeraars. Of de fouten het gevolg zijn van incompetentie, onwil, onverschilligheid of andersoortige onzorgvuldigheid doet daarbij niet ter zake. Van opzet, zoals door IAP gesteld, is echter niet gebleken en hetgeen zij daarover stelt is daartoe ook niet voldoende.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat CFC en verzekeraars een fout jegens IAP hebben begaan, die als wanprestatie in de zin van een schending van de zorgvuldigheidsverplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeiden is aan te merken. Van een zelfstandige onrechtmatige daad, los van de verzekeringsovereenkomst, is geen sprake.
4.20.2
Nu IAP verwijzing naar de schadestaat vordert (hetgeen in dit verband wel mogelijk is), is alleen nog nodig dat de mogelijkheid van schade ten gevolge van die fout aannemelijk is.
Anders dan verzekeraars menen is het tijdsaspect in dat verband in beginsel van belang in die zin, dat CFC, als zij zich had gerealiseerd dat het om een schadeverzekering ging en daarnaar ook had gehandeld, de post wegens gestolen laptops (post 8) meteen had kunnen goedkeuren en in zoverre had kunnen adviseren om, wellicht meteen na de bespreking in december 2011, een voorschot uit te keren. Dat baat IAP echter niet, omdat die post onder het eigen risico blijft, zodat in zoverre geen sprake is van schade.
Post 2, de kosten van herstel van verloren gegaan werk, zou in dat geval vermoedelijk ook eerder zijn goedgekeurd dan begin 2013. Deze post had echter hoe dan ook nadere toelichting en onderzoek gevergd. De aanvankelijk verstrekte toelichting en de relatie tot de polis was, naar verzekeraars terecht hebben gesteld, zo weinig inzichtelijk dat CFC (en verzekeraars) ook als zij adequaat hadden gereageerd in redelijkheid nadere toelichting hadden verlangd en kunnen verlangen.
Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat, als CFC de melding met de gepaste spoed en zorgvuldigheid in behandeling had genomen en daartoe ook, eerder, een expert had benoemd, nog voor het schrappen van IAP van de lijst van PCI in augustus 2012 een (voorschot op een) uitkering op deze punten zou zijn gedaan. Dit voorschot zou dan benut hebben kunnen worden voor het sluiten van een nieuwe verzekering zodat IAP op de lijst had kunnen blijven staan en haar werkzaamheden als QSA had kunnen voortzetten.
De mogelijkheid van schade is daarmee voldoende aannemelijk.
4.20.3
Afgezien van de hiervoor bedoelde fouten acht de rechtbank hetgeen IAP heeft aangevoerd, in het licht van de vaststaande feiten en het gemotiveerde verweer van verzekeraars en tegen de achtergrond van het uitgangspunt als vermeld in 4.19, onvoldoende. IAP stuurde lastig te doorgronden overzichten waarin zeer grote bedragen werden genoemd zonder dat duidelijk was welk verband die hielden met de polisdekking. Dat CFC en haar na enige tijd ingeschakelde expert daarover met IAP in gesprek zijn gegaan, die stukken zorgvuldig hebben bekeken, daarover zinnige vragen hebben gesteld en uiteindelijk een gemotiveerd dekkingsstandpunt hebben ingenomen staat vast. Ten aanzien van de gedekte posten hebben verzekeraars in maart 2013 ook een uitkering gedaan. In zoverre zijn zij niet tekortgeschoten.
4.20.4
De gevraagde verklaring voor recht zal dus worden gegeven voor zover het gaat om de onder 4.20.1 bedoelde fouten. In de schadestaat zal nog wel gedebatteerd moeten worden over een groot aantal thans onvoldoende toegelichte kwesties, waaronder in elk geval de rol van IAP zelf (in het kader van eigen schuld) als het gaat om het niet sluiten van een verzekering elders, de mogelijkheden en de premie van een dergelijke verzekering, en het faillissement. Voorts verdient opmerking dat de posten die moeten worden vergoed omdat, naar het oordeel van de rechtbank, de verzekering daarvoor dekking biedt, niet nogmaals als schade in dit kader opgevoerd kunnen worden. Ook geldt het indemniteitsbeginsel in die zin, dat per saldo nooit meer vergoed hoeft te worden - op basis van de polis dan wel uit wanprestatie – dan de daadwerkelijk geleden schade, hoewel de in dat kader te hanteren waarderingsmaatstaven niet gelijk (behoeven te) zijn.
Tenslotte zal in de schadestaat aan de orde kunnen komen wie van gedaagden voor welk deel van de schade aansprakelijk is, nu de risicoverdeling onder de polis niet zonder meer van toepassing is gelet op de omstandigheid dat enerzijds een to follow-clausule van toepassing is en anderzijds CFC kennelijk namens alle verzekeraars optrad.
4.21
overige geschilpunten
4.21.1
Bij de onder 1. gevorderde verklaring voor recht (dat de schade gedekt is onder de polis) heeft IAP, gelet op de uit te spreken veroordeling tot betaling van een geldsom op basis van de polis 2010 geen belang.
4.21.2
Tegen de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 6.775 is geen verweer gevoerd, zodat deze jegens alle gedaagden wordt toegewezen.
4.21.3
Gedaagden hebben verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad. In aanmerking genomen het betrekkelijk beperkte bedrag dat wordt toegewezen en de belangen van IAP (en de boedel) acht de rechtbank de aangevoerde bezwaren onvoldoende zwaarwegend, zodat dit verweer wordt verworpen.
4.21.4
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk gesteld zijn ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren zodat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
veroordeelt gedaagden 1 tot en met 7 tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IAP te betalen € 88.732,37 (achtentachtigduizend zevenhonderd tweeëndertig euro en zevenendertig cent), elk voor het gedeelte waarvoor zij risico dragen onder de polis 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2014;
5.2
verklaart voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade van IAP ten gevolge van de fouten als onder 4.20.1 bedoeld;
5.3
veroordeelt gedaagden tot vergoeding van de onder 5.2 bedoelde schade, op te maken bij staat;
5.4
veroordeelt gedaagden tot betaling aan IAP van € 6.775,= (zesduizend zevenhonderdvijfenzeventig euro);
5.5.
compenseert de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten draagt;
5.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. W.J. van den Bergh en mr. A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016. [1]

Voetnoten

1.106/ /1629/2054