ECLI:NL:RBROT:2016:7440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
C/10/492817 / HA ZA 16-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie in het kader van een zakelijke gebouwenverzekering

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars van Appartementsrechten De Struytse Hoeck (hierna: de Struytse Hoeck) een vordering ingesteld tegen Allianz Benelux N.V. (hierna: Allianz) met betrekking tot de beëindiging van een zakelijke gebouwenverzekering. De Struytse Hoeck stelt dat de verzekering rechtsgeldig is opgezegd en dat Allianz ten onrechte een nota voor premie heeft gestuurd, die zij vervolgens heeft betaald. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere tussenvonnissen en een comparitie van partijen hebben plaatsgevonden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: De Struytse Hoeck heeft op 1 april 2008 een verzekering afgesloten bij Allianz met een verzekerd bedrag van € 40.437.400. De verzekering kon jaarlijks worden opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden. Op 10 maart 2014 heeft Allianz een prolongatienota gestuurd, maar op 7 april 2014 heeft de Struytse Hoeck Allianz verzocht de verzekering per 10 mei 2014 te beëindigen. Allianz heeft dit verzoek niet erkend en heeft de verzekering pas met terugwerkende kracht beëindigd per 1 april 2015.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de betaling van de premie door de Struytse Hoeck niet onverschuldigd is geweest, omdat Allianz en de tussenpersoon Smit hebben gecorrespondeerd over de opzegging en Allianz heeft bevestigd dat de verzekering niet onder de Gedragscode viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Struytse Hoeck de polis en de prolongatienota heeft ontvangen en geen tijdig protest heeft aangetekend. De vordering van de Struytse Hoeck is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank concludeert dat er geen rechtsgrond is voor de vordering van de Struytse Hoeck en dat Allianz recht heeft op de ontvangen premie. De Struytse Hoeck is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Allianz.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/492817 / HA ZA 16-50
Vonnis van 21 september 2016
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging van Eigenaars van Appartementsrechten DE STRUYTSE HOECK nummers 2 tot en met 54, 56 tot en met 63, 65 tot en met 91, 93, 101 tot en met 176, 178 tot en met 196 HELLEVOETSLUIS,
gevestigd te Hellevoetsluis,
eiseres,
advocaat mr. N.J.W.M. de Leeuw,
tegen
de naamloze vennootschap naar buitenlands (Belgisch) recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.G. Boender-Lamers.
Partijen zullen hierna de Struytse Hoeck en Allianz genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 maart 2016 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 28 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 april 2008 heeft de Struytse Hoeck een zakelijke gebouwenverzekering afgesloten bij Allianz (polisnummer [polisnummer] ) met een verzekerd bedrag van (destijds) € 40.437.400 (productie 1 bij conclusie van antwoord).
2.2.
Op de polis staat als verzekeringnemer “ST. CBW / VVE DE STRUYTSE HOECK I” vermeld. ST. CBW staat voor De Stichting Collectief Beheer Winkelcentra (hierna ook te noemen: stichting CBW).
Stichting CBW is zelfstandig bestuurder van de Struytse Hoeck (productie 5 bij dagvaarding) en laat haar uitvoerende taken door MVGM Management B.V. (hierna ook te noemen: MVGM; productie 5 bij conclusie van antwoord) uitvoeren.
2.3.
De Struytse Hoeck is in het kader van de totstandkoming van de verzekering bijgestaan door een zelfstandig tussenpersoon, te weten Smit Verzekeringen B.V. (hierna ook te noemen: Smit). Smit staat ook als verzekeringsadviseur op de polis vermeld.
2.4.
Nadat van de zijde van Allianz een inspectie had plaatsgevonden, is over de hoogte van de premie, de condities en de clausules van de verzekering onderhandeld tussen de heren [persoon 1] en [medewerker Smit] (namens de Struytse Hoeck) en de heer [accountmanager] , die destijds als accountmanager aan Allianz was verbonden.
2.5.
Uit de polis volgt dat de verzekering werd gesloten voor een termijn van 12 maanden. Na ommekomst van die termijn vond stilzwijgende prolongatie plaats, telkens voor een periode van opnieuw 12 maanden. Ingevolge de toepasselijke polisvoorwaarden (BRU07) kon de Struytse Hoeck de verzekering met ingang van de in de polis vermelde einddatum (en derhalve ieder jaar tegen 1 april) schriftelijk opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden.
2.6.
Op 10 maart 2014 is door Allianz aan de Struytse Hoeck de prolongatienota voor het verzekeringsjaar 2014-2015 toegezonden, met het verzoek om tot (rechtstreekse) betaling aan Allianz van een bedrag van € 67.588,58 aan premie over te gaan (productie 4 conclusie van antwoord).
2.7.
Een brief van 7 april 2014 van MVGM (in de persoon van de heer [persoon 3] ) aan Allianz (productie 1 bij dagvaarding) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Onderwerp: Beëindiging verzekering met polisnummer [polisnummer]
Geachte heer/mevrouw,
Wij verzoeken u bovengenoemde polis conform de Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade- en inkomensverzekeringen van het Verbond van Verzekeraars te beëindigen per 10-5-2014. De initiële contractstermijn is verstreken en is deze verzekering per dag opzegbaar, met in acht neming van 1 maand opzegtermijn.”
2.8.
Namens Allianz heeft de heer [medewerker allianz] (hierna ook te noemen: [medewerker allianz] ) bij brief van 15 april 2014 – voor zover hier relevant – aan MVGM laten weten dat in onderhavig geval sprake is geweest van “maatwerk”, de gedragscode zodoende niet van toepassing was en de verzekering ingevolge de polisvoorwaarde eerst kon worden opgezegd tegen 1 april 2015 (productie 2 bij dagvaarding).
2.9.
In reactie hierop hebben de heren [medewerker MVGM 1] en [medewerker MVGM 2] zich bij brief van 16 april 2014 namens MVGM bij [medewerker allianz] gemeld en – onder uitdrukkelijke verwijzing naar een uitspraak van het Kifid over de toepasselijkheid van de gedragscode – meegedeeld zich niet kunnen vinden in het standpunt van Allianz ten aanzien van de opzegging van de verzekering. Allianz is daarbij op voorhand aansprakelijk gesteld in het geval de polis niet met ingang van 10 mei 2014 geroyeerd zo worden (productie 3 bij dagvaarding).
2.10.
Een brief van 5 mei 2014 van Allianz (in de persoon van [medewerker allianz] ) aan de Struytse Hoeck (productie 4 bij dagvaarding) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Kenmerk: Polisnummer [polisnummer] (…)
Betreft: Beëindiging brandverzekering op verzoek verzekeringnemer
Geachte heer, mevrouw,
Naar aanleiding van het door ons ontvangen verzoek delen wij u het volgende mee.
In onze administratie hebben wij 10-05-2014 aangetekend als datum van beëindiging van de bovengenoemde verzekering.
De royementsbevestiging zullen wij u op de gebruikelijke wijze toesturen.”
2.11.
Het in voormelde brief aangekondigde royementsaanhangsel is niet aan de Struytse Hoeck verstuurd.
2.12.
Een brief van 9 mei 2014 van Smit (in de persoon van de heer [medewerker Smit] ) aan Allianz (in de persoon van de heer [medewerker Allianz 1] ) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Betreft: Opstalverzekering, polisnr. [polisnummer] tnv VvE de Struytse Hoeck I
(…)
Uw stukken van MNGM inzake de opzegging van bovengenoemde polis heb ik ontvangen.
Ik ben het niet eens met het standpunt van MVGM.
(…)
Er is duidelijk sprake van een maatwerkproduct. De premie en voorwaarden voor dit object zijn in onderhandeling tot stand gekomen en komen niet uit een premieboekje. De verwijzing naar het Lindebaancomplex gaat niet op. Het verzekerde risico op deze polis betreft een VVE met daarin woonhuizen, diverse kleine winkels, grootwinkelbedrijf en horeca. De premie voor een dergelijk object komt tot stand in overleg en na onderhandeling.
Dit blijkt ook uit de geschiedenis van deze polis bij ons kantoor.
(…)
Ik verwacht dat Allianz VVE aan hun contract houdt.”
2.13.
De Struytse Hoeck heeft op 9 mei 2014 de prolongatienota van 10 maart 2014 (ad € 67.588,58) alsnog in zijn geheel voldaan (productie 7 bij conclusie van antwoord). Vervolgens is op 13 mei 2014 een polis afgegeven (productie 8 bij conclusie van antwoord). In die polis is, voor zover relevant, opgenomen:
“VERZEKERINGSTERMIJN : 10-5-2014 tot 1-4-2015 (…)
Premievervaldag : 1-4 van elk jaar
Premietermijn : 12 maanden
Reden van afgifte : herstel polisdekking”
2.14.
Naar aanleiding van (een rappel inzake) de prolongatienota voor het verzekeringsjaar 2015-2016 is eind mei 2015 door MVGM bij Allianz onder de aandacht gebracht dat de verzekering was opgezegd. Allianz is vervolgens, gelet op de opzegging van 7 april 2014 (zie onder 2.7), overgegaan tot het (met terugwerkende kracht) beëindigen van de verzekering met ingang van 1 april 2015. Daarbij is een royementsaanhangsel afgegeven en de bewuste prolongatienota is gecrediteerd.
2.15.
Op 3 september 2015 is Allianz door deurwaarder BoitenLuhrs meegedeeld dat de Struytse Hoeck onverschuldigd een bedrag van € 67.588,58 aan haar zou hebben voldaan en gesommeerd om dat bedrag, vermeerderd met rente en kosten, terug te betalen. Bij brief van 14 september 2015 is dat bedrag bijgesteld naar € 60.366,78 vanwege het feit dat de Struytse Hoeck erkende over de periode van 1 april tot en met 9 mei 2014 premie verschuldigd te zijn.
2.16.
In reactie hierop deelt Allianz (in de persoon van de heer [medewerker Allianz 2] ) bij brief van 17 september 2015 (de gemachtigde van) de Struytse Hoeck, voor zover van belang, het volgende mee:
“Betreft: (…) polisnummer [polisnummer]
(…)
Naar aanleiding van uw brief zien wij geen reden ons standpunt met betrekking tot het verzoek tot restitutie te wijzigen. (…)
Het betrof in eerste instantie een discussie over maatwerk en grond tot opzeggen. Hierover is gecorrespondeerd en gesproken met een medewerker van uw cliënt. Het is duidelijk dat we naar aanleiding van deze discussie de polis hebben opgemaakt en premie hebben geboekt en dat uw cliënt deze nota heeft voldaan. Daardoor is formeel de dekking en verzekeringsovereenkomst in kracht hersteld.
Een discussie van ruim een jaar geleden over maatwerk achten wij overigens niet meer relevant aangezien wij als risicodrager een polis hebben afgegeven en uw cliënt de premie hiervoor heeft voldaan. Wij hebben dan ook werkelijk het risico conform de polis gelopen.”

3.Het geschil

3.1.
De Struytse Hoeck stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst van verzekering is opgezegd en dat Allianz zou hebben bevestigd dat de overeenkomst met ingang van 10 mei 2014 zou worden beëindigd, zodat er volgens haar geen gehoudenheid was om de nota ter zake van de premie te voldoen. Volgens de Struytse Hoeck heeft Allianz ten onrechte een nota gestuurd, die de Struytse Hoeck abusievelijk zou hebben betaald. De Struytse Hoeck is primair van oordeel dat er onverschuldigd is betaald en voert subsidiair aan dat Allianz door de betaling van de premie ongerechtvaardigd is verrijkt. Meer subsidiair en enkel in geval geoordeeld zou worden dat “de overeenkomst na de opzegging en beëindiging door Allianz weer van kracht is geworden” doet de Struytse Hoeck een beroep op vernietiging van de verzekeringsovereenkomst uit hoofde van bedrog en/of misbruik van omstandigheden aan de zijde van Allianz. Tot slot voert de Struytse Hoeck nog aan dat er sprake is van dwaling voor wat betreft het betalen van de premie aan Allianz.
3.2.
De Struytse Hoeck vordert in deze procedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat sprake is van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking c.q. de verzekeringsovereenkomst op grond van bedrog en/of misbruik van omstandigheden, althans de betaling van de premie te vernietigen op grond van dwaling, en Allianz te veroordelen tot (terug)betaling aan de Struytse Hoeck van een bedrag van € 60.366,78, te vermeerderen met rente en kosten.
3.3.
Allianz voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de Struytse Hoeck in de kosten van het geding. Allianz betwist dat sprake is van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Allianz betwist voorts dat sprake is van bedrog en/of misbruik van omstandigheden aan de zijde van Allianz dan wel dwaling aan de zijde van de Struytse Hoeck. Allianz betoogt dat de Struytse Hoeck het recht heeft verwerkt om de onderhavige vorderingen in te stellen. Ten slotte betwist Allianz de hoogte van de vordering en doet zij een beroep op eigen schuld aan de zijde van de Struytse Hoeck
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Allianz verklaard dat zij het verweer dat niet blijkt van een rechtsgeldig besluit van de vergadering van eigenaars dat aan het optreden in rechte van de Struytse Hoeck ten grondslag ligt, niet langer handhaaft. Dit verweer behoeft mitsdien geen verdere bespreking.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van Allianz betreft een beroep op rechtsverwerking. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt is volgens vaste jurisprudentie dat van rechtsverwerking slechts sprake kan zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Enkel stilzitten of tijdsverloop levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Allianz heeft geen bijzondere omstandigheden in vorenbedoelde zin gesteld, doch uitsluitend gesteld, wat daarvan overigens ook zij, dat de Struytse Hoeck niet beschikt over een sluitende boekhouding. Het beroep van Allianz op rechtsverwerking faalt dan ook. Aldus komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
4.3.
De Struytse Hoeck grondt haar vordering primair op onverschuldigde betaling, subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking.
4.4.
Van onverschuldigde betaling op grond van artikel 6:203 BW is sprake, indien komt vast te staan dat de betaling van het gevorderde bedrag zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden, in die zin dat er ten tijde van de betaling geen verbintenis bestond die deze betaling rechtvaardigde. Of die verbintenis bestond - de betaling heeft plaatsgevonden in verband met de onder 2.1 genoemde verzekeringsovereenkomst - hangt af van de vraag of sprake is van een rechtsgeldige opzegging van die overeenkomst.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de betaling door de Struytse Hoeck aan Allianz niet zonder rechtsgrond is geschied. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.6.
Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat Allianz over de grond tot opzegging van de overeenkomst van verzekering heeft gesproken en gecorrespondeerd met (een medewerker van) Smit. Smit heeft Allianz (schriftelijk) laten weten dat zij het met Allianz eens is wat betreft het standpunt dat er sprake is van een zogenoemd maatwerkproduct, dat de verzekering (dus) niet onder de Gedragscode valt en dat aldus niet zal kunnen worden vastgehouden aan beëindiging van de verzekering.
4.7.
In dit verband merkt de rechtbank op dat naar vaste jurisprudentie handelingen, kennis en wetenschap van de tussenpersoon aan de verzekeringnemer worden toegerekend. De stelling dat Smit de Struytse Hoeck na 5 mei 2014 niet meer rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd, althans dat Allianz daarvan wetenschap had, is niet, althans onvoldoende onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat Smit ook als tussenpersoon/verzekeringsadviseur op de polis staat vermeld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het op de weg van Allianz zou liggen om de mededelingen van Smit te verifiëren bij het bestuur van de Struytse Hoeck. Allianz dient in beginsel te kunnen vertrouwen op de juistheid en professionaliteit van de verklaringen van de tussenpersoon. Dat Smit wellicht buiten het kader heeft gehandeld van de opdracht die haar door de Struytse Hoeck is verstrekt, is een omstandigheid die in de verhouding tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor rekening en risico van de Struytse Hoeck dient te komen.
4.8.
Door de Struytse Hoeck is na de brief van 5 mei 2014 van Allianz ook geen royementsaanhangsel ontvangen, terwijl nu daarin juist de bevestiging van de beëindigen van een verzekering wordt neergelegd. Daarbij komt dat de Struytse Hoeck na ontvangst van de brief van 5 mei 2014 van Allianz is overgegaan tot betaling van de volledige premie voor het verzekeringsjaar 2014 en 2015. Deze betaling verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met de stelling van de Struytse Hoeck dat met de brief van 5 mei 2014 de beëindiging van de overeenkomst van verzekering op 10 mei 2014 een gegeven was. Bovendien geldt dat de (na betaling van de premie verzonden) polis, waarin de doorlopende overeenkomst van verzekering is neergelegd, zonder protest is behouden en daarmee (stilzwijgend) is aanvaard.
4.9.
Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat de polis is verzonden naar het postbusadres van de stichting CBW. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat eveneens vast dat ook de prolongatienota naar dit adres is verstuurd. Van een verzekeringnemer mag worden verwacht dat hij de polis en bijbehorende prolongatienota controleert en terstond reclameert indien er sprake is van onjuistheden. Dat is in dit geval niet gebeurd. Dat dat komt doordat toentertijd wellicht sprake was van (kort gezegd) een rommelige administratie(ve afhandeling) bij de stichting CBW, is een omstandigheid die in de verhouding tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor rekening en risico van de Struytse Hoeck dient te komen.
4.10.
Tegen betaling van de premie heeft Allianz het verzekerde risico overgenomen. Het stond de Struytse Hoeck vrij om Allianz uit hoofde van de overeenkomst van verzekering aan te spreken voor schade als gevolg van het verzekerde risico.
Voor zover de Struytse Hoeck heeft willen betogen dat Allianz geen risico heeft gelopen omdat zij elders een brandverzekering heeft afgesloten, geldt dat geen plaats is voor premierestitutie. Immers, bij meervoudige verzekering is ingevolge artikel 7:938 lid 1 BW alleen plaats voor premierestitutie indien er in het geheel geen risico is gelopen. Daarvan is in dit geval geen sprake.
4.11.
Vorenstaande impliceert dat ook de subsidiaire grondslag ongerechtvaardigde verrijking niet op gaat. Artikel 6:212 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Voor toewijzing van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking moet aan vier vereisten zijn voldaan. Er moet sprake zijn van 1) een verrijking waardoor 2) de andere partij schade heeft geleden (is verarmd), er moet 3) een causaal verband bestaan tussen de verrijking en de verarming en 4) de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat er in het onderhavige geval een grond voor de verrijking van Allianz bestond, die is gelegen in de overeenkomst van verzekering.
4.12.
De meer subsidiaire stelling dat sprake is van bedrog en/of misbruik van omstandigheden is niet, althans onvoldoende onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de meer meer subsidiaire stelling dat sprake is van dwaling.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering als ongegrond voor afwijzing gereed ligt. Dat brengt mee dat het verweer van Allianz aangaande de hoogte van de vordering en het beroep van Allianz op eigen schuld aan de zijde van de Struytse Hoeck geen verdere bespreking behoeft.
4.14.
De Struytse Hoeck zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
  • griffierecht € 1.909,00
  • salaris advocaat €
Totaal € 3.697,00
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de Struytse Hoeck in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 3.697,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt de Struytse Hoeck in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Struytse Hoeck niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016. [1]

Voetnoten

1.801/1629