ECLI:NL:RBROT:2016:7379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
C/10/501042 / FT RK 16/292
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het faillissementsrekest van een metaalbewerkingsbedrijf

Op 8 september 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak. Verzoeksters, waaronder de Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek, hebben verzocht om de faillietverklaring van een metaalbewerkingsbedrijf, vertegenwoordigd door verweerder. Tijdens de zittingen op 9 augustus, 23 augustus en 6 september 2016 is de zaak behandeld. Verzoeksters stelden dat zij in totaal meer dan € 51.000,- van verweerder te vorderen hadden, maar verweerder heeft een deel van deze vorderingen voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van verzoekster sub 2 en sub 3 zijn voldaan, en dat alleen de vordering van verzoekster sub 1 resteert. Verweerder heeft aangegeven dat hij een aanvraag voor een Bbz-lening heeft ingediend, waarvan een deel is gereserveerd om de vordering van verzoekster sub 1 te voldoen.

De rechtbank heeft beoordeeld of er voldoende feiten en omstandigheden zijn die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank concludeert dat er niet summierlijk is gebleken van het bestaan van andere schuldeisers die onbetaald zijn gelaten. Volgens de Faillissementswet is faillietverklaring niet mogelijk als er niet meer dan één schuldeiser is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.

De beslissing is genomen door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van N. van Gaans, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, via een verzoekschrift bij het gerechtshof.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de stichtingen
STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK;
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR HET

METAALBEWERKINGSBEDRIJF;

3.
STICHTING SOCIAAL FONDS METAAL EN TECHNIEK,
alle gevestigd te Den Haag,
verzoeksters,
advocaat: mr. J.P.M. Castelein,
strekkende tot faillietverklaring van:
[naam 1],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
handelend onder de naam [handelsnaam],
kantoorhoudende te [plaats], [adres 2],
verweerder.

1.De procedure

Verzoeksters, bij monde van haar advocaat, mr. J.P.M. Castelein, en verweerder, bijgestaan door zijn adviseur, de heer [naam 2], zijn gehoord in raadkamer op 9 augustus, 23 augustus en 6 september 2016.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Verzoeksters hebben gesteld dat zij in totaal, inclusief boetes en kosten, ruim € 51.000,- van verweerder te vorderen hebben. Hoewel verweerder de vorderingen van verzoeksters sub 2 en sub 3 heeft voldaan, zijn er thans weer twee nieuwe vorderingen bijgekomen aan openstaande premies, te weten het tweede kwartaal over 2016 ten bedrage van ongeveer
€ 8.000,- (welke vordering inmiddels aan de deurwaarder uit handen is gegeven) en het derde kwartaal over 2016 voor ruim € 6.000,-.
Verweerder heeft gesteld dat hij verzoekster sub 2 en sub 3 volledig heeft voldaan. De vordering van verzoekster sub 1 is teruggebracht tot ongeveer € 34.000,-, inclusief boetes en kosten. Verweerder heeft verklaard dat hij op de nota van het tweede kwartaal al € 4.400,- heeft betaald, maar dat hij nog in afwachting is van een reactie op zijn melding dat de nota te hoog is vastgesteld. De betalingstermijn van de nota over het derde kwartaal 2016 is nog niet vervallen. Verweerder heeft voorts verklaard dat hij een aanvraag voor een Bbz-lening heeft ingediend en dat deze voorwaardelijk is geaccepteerd. Een extern bureau gaat de ingediende financiële stukken controleren en doorrekenen, waarna de definitieve beslissing komt op de aanvraag. Van de lening wordt € 32.000,- gereserveerd om de verzoekster sub 1 te betalen.

3.De beoordeling

De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Van deze feiten en omstandigheden blijkt indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Vast staat dat de vorderingen van verzoeksters sub 2 en sub 3 door verweerster zijn voldaan. Dat betekent dat alleen de vordering van verzoekster sub 1 resteert. Uit de stellingen van verzoeksters begrijpt de rechtbank dat de nieuwe openstaande premies over het tweede en derde kwartaal eveneens verschuldigd zijn aan verzoekster sub 1. Namens verzoeksters is niet, dan wel onvoldoende aangevoerd dat verweerster andere schuldeisers onbetaald laat.
Uit het stelsel van de Faillissementswet volgt dat het faillissement verdeling door de curator beoogt van het vermogen van de schuldenaar onder diens gezamenlijke schuldeisers. Dat brengt mee dat voor faillietverklaring geen plaats is ten aanzien van de schuldenaar die niet meer dan één schuldeiser heeft.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij is opgehouden te betalen.
Het verzoek tot faillietverklaring wordt daarom afgewezen

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring.
Deze beschikking is op 8 september 2016 gegeven door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van N. van Gaans, griffier. [1]

Voetnoten

1.