ECLI:NL:RBROT:2016:7376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
C/10/501695 / FT EA 16/1178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord op basis van artikel 287a Faillissementswet met betrekking tot schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij 21 van de 24 schuldeisers instemden met het voorstel. De schuldeisers Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve weigerden echter in te stemmen, wat aanleiding gaf tot deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het hoogst haalbare is voor verzoekster, gezien haar financiële situatie en het percentage van de schuldeisers dat akkoord ging met de regeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan de belangen van de weigerende schuldeisers, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 augustus 2016
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 18 mei 2016, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • Ultimoo Capital International vertegenwoordigd door Unisolve B.V. (hierna: Unisolve);
  • Unigarant N.V. vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit (hierna: Unigarant);
  • IJsselland Ziekenhuis (hierna: IJsselland Ziekenhuis);
  • Marjoc B.V. vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit (hierna: Marjoc)
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Marjoc heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 28 juli 2016, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 24 augustus 2016 zijn verschenen en gehoord:
- verzoekster;
De heer [naam 2] , werkzaam bij Van der Linden c.s. Bewindvoerders en curatoren,
in zijn hoedanigheid van gemachtigde voor het indienen van het verzoekschrift op
basis van artikel 48 Wck;
  • De heer [naam 3] , werkzaam bij Schuldbemiddeling Nederland (hierna: SBN);
  • Mevrouw [naam 4] , werkzaam bij Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V.
in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder (hierna:
beschermingsbewindvoerder);
- De heer [naam 5] , werkzaam bij Unisolve, namens Ultimoo Capital
International.
De overige weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Gemachtigde van verweerster is in de gelegenheid gesteld om haar standpunt vóór 11 augustus 2016 nader schriftelijk te onderbouwen. SBN is vervolgens in de gelegenheid gesteld om vóór 17 augustus 2016 schriftelijk op het standpunt te reageren. De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift 24 schuldeisers, waarvan 0 preferente en 24 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 14.083,52 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 17 februari 2016 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 8,89% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewetuitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
21 schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van € 1.418,42, € 93,35 en € 1.024,09 op verzoekster, welke respectievelijk 10,07%, 0,7% en 7,27% van de totale schuldenlast beloopt.
Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard dat zij solliciteert. Zij heeft echter problemen met haar rug en heeft binnenkort een afspraak bij het UWV in verband met haar sollicitatieplicht. Verder heeft zij verklaard dat zij sinds dit jaar een nieuwe beschermingsbewindvoerder heeft.
Ter terechtzitting heeft SBN verklaard dat de kostenvergoeding voor de gehele regeling
€ 508,20 bedraagt. SBN is geen lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (hierna: NVVK) en volgt de richtlijnen van de NVVK niet. Wanneer het vergoedingspercentage van 9% van de NVVK wordt gevolgd, bedraagt de vergoeding
€ 150,- en is er een bedrag van € 1600,- onder de schuldeisers te verdelen. SBN heeft voorts verklaard dat het de schuldeisers vrij staat om niet akkoord te gaan met het voorstel.
SBN heeft bij brief van 15 augustus 2016 aangevoerd dat artikel 48 tweede lid van de Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck) de ruimte biedt voor het bedingen van een kostenvergoeding. Door SBN is die vergoeding bij een geslaagde regeling vastgesteld op 6 uren per jaar, tegen een uurtarief van € 84,70, inclusief btw. Het totaalbedrag over drie jaren bedraagt € 508,20, inclusief btw, en komt neer op een bedrag van € 14,11 per maand. SBN heeft verder aangevoerd dat de NVVK een keuze heeft gemaakt voor een percentage van het spaarsaldo in plaats van een vaste vergoeding. Dit betekent dat in sommige gevallen minder en in andere gevallen meer wordt ingehouden op de uitdeling aan schuldeisers. Het breekpunt ligt op een afdrachtcapaciteit van € 156,- per maand, inclusief vakantiegeld. Boven dat bedrag zal het NVVK-lid méér inhouden dan de ‘fixed fee’ die in dit verzoek door SBN wordt gehanteerd, aldus SBN.
SBN heeft voorts aangevoerd dat de overgrote meerderheid van de schuldeisers, 21 van de 24, hebben ingestemd met het voorstel tegen finale kwijting. Het belang van Unisolve is een bedrag van € 25,42 op basis van de verwachte betalingscapaciteit, zijnde het verschil tussen het aangeboden en het door Unisolve op basis van de NVVK-richtlijnen gewenste bedrag (op basis van het prognosepercentage). Verder heeft SBN zich op het standpunt gesteld dat het beperkte belang van Unisolve in alle redelijkheid niet opweegt tegen de belangen van de overige instemmende schuldeisers. Daarnaast weegt het niet op tegen het belang van verzoekster. Het huidige voorstel is voor de overgrote meerderheid van de schuldeisers het hoogst haalbare en is gunstiger dan toepassing van de schuldsaneringsregeling. SBN verzoekt primair het verzoek dwangakkoord toe te wijzen. Indien het verzoek tot toepassing van het dwangakkoord wordt toegewezen zal verzoekster ermee instemmen dat de kostenveroordeling voor de eigen bijdrage voor de werkzaamheden van SBN, ter hoogte van € 196,-, niet ten laste worden gebracht van de in het ongelijk gestelde partij. Subsidiair verzoekt SBN het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling toe te wijzen.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Unigarant en IJsselland Ziekenhuis geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.
Ter terechtzitting heeft Unisolve verklaard dat het overgrote deel van gemeenten en instanties is aangesloten bij de NVVK en de richtlijn van de NVVK volgt waarbij een vergoedingspercentage tussen de 6% en 9% gehanteerd wordt. Unisolve heeft aangevoerd dat in onderhavig verzoek een vergoeding van 28,8% in rekening wordt gebracht en dat de schuldeisers daardoor voor 19% worden benadeeld nu immers niet het gangbare NVVK-percentage in rekening wordt gebracht. Unisolve acht het onwenselijk wanneer instanties, die niet zijn aangesloten bij de NVVK, hun eigen vergoedingsstructuur kunnen gaan bepalen. Het gevolg hiervan kan zijn dat een schuldeiser voor de hoogte van zijn vergoeding afhankelijk is van de gekozen schuldbemiddelaar. Indien een vergoedingspercentage van 9% door SBN wordt gehanteerd gaat zij akkoord met het voorstel, aldus de gemachtigde.
Unisolve heeft in haar akte van 9 augustus 2016 aangegeven dat de leden van de NVVK gezamenlijk bijna alle schuldhulpverlening- en schuldbemiddelingsverzoeken behandelen. Slechts een gedeelte wordt behandeld door niet NVVK-leden, welke zich bij hun werkzaamheden wel voegen naar de werkwijze en richtlijnen van de gedragscode. De leden van de NVVK zijn gebonden aan de gedragscode. In artikel 6 is bepaald dat een maximum van 9% aan bemiddelingskosten, gerekend over de reservering, in rekening gebracht wordt. Unisolve erkent dat de wijze van berekenen van de vergoeding zoals toegepast door SBN in de praktijk zou kunnen resulteren in een lager vergoedingspercentage dan 9%, te weten in die gevallen waarbij een hogere nominale reservering wordt bewerkstelligd dan € 156,- per maand. In onderhavig verzoek is daar echter geen sprake van, nu immers bij herhaling is bevestigd dat de kans op een hogere reservering in 36 maanden vanuit de spaarcapaciteit van verzoekster nihil is, aldus Unisolve. Vanwege de onevenredige vergoeding ten aanzien van de procentuele vergoeding heeft Unisolve verzocht verzoekster door te verwijzen naar één van de gemeentelijke instellingen of NVVK-leden. Unisolve verzoekt, indien SBN haar vergoedingspercentage weigert aan te passen of blijft weigeren in overleg te treden voor een oplossing, om het verzoek tot toepassing van een dwangakkoord en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve slechts een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast (te weten 18,04% daarvan).
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk 21 van de 24 schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten SBN. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. Voldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Naar oordeel van de rechtbank voldoet verzoekster, gelet op de omstandigheden, aan de maximale inspanningsplicht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster een Participatiewetuitkering ontvangt en solliciteert naar een fulltime baan.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Het standpunt van Unisolve geeft aan dat het gebruikte vergoedingspercentage van SBN niet overeenkomt met het percentage van 9% zoals dit wordt gehanteerd door NVVK-leden. Het feit dat een schuldbemiddelaar geen NVVK-lid is en niet (alle) NVVK-voorwaarden volgt kan onder omstandigheden reden zijn om het verzoek tot toepassing van het dwangakkoord af te wijzen. De rechtbank is echter van oordeel dat in onderhavig verzoek het hoogst haalbare door verzoekster aan haar schuldeisers is aangeboden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat SBN in haar aanbiedingsbrief van 17 februari 2016 aan de schuldeisers heeft aangegeven welk vergoedingspercentage zij hanteert en dat 21 van de 24 schuldeisers hebben ingestemd met het voorstel tegen finale kwijting onder voorwaarden die afwijken van de NVVK-richtlijn. Gelet op het beperkte inkomen van verzoekster uit haar Participatiewetuitkering alsmede de bescherming van de beslag vrije voet, moet de rechtbank oordelen dat een dwangakkoord toch zonder meer ‘gunstiger’ is voor de gezamenlijke schuldeisers, dan een driejarig WSNP-traject. Gezien het geringe percentage van Unisolve in de totale schuldenlast, te weten 7,27%, is de weigering van Unisolve om in te stemmen met het dwangakkoord onvoldoende om het verzoek dwangakkoord af te wijzen, zonder hierbij een oordeel te geven over de stellingen van Unisolve.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Unigarant, IJsselland Ziekenhuis en Unisolve in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
mr. M.H. Vossenaar, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.