ECLI:NL:RBROT:2016:7375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
C/10/498826 / FT RK 16/225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een faillissementsverzoek wegens onvoldoende vorderingsrecht van de verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. Verzoekster, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Groot-Brittannië, heeft verzocht om de faillietverklaring van verweerster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Verzoekster stelde dat zij een opeisbare vordering had op verweerster van € 179.906,37, die onbetaald was gebleven. De rechtbank heeft de procedure in gang gezet na ontvangst van het verweerschrift van verweerster en pleitnotities van verzoekster. Tijdens de zitting is er een geschil ontstaan over de kwaliteit van geleverde goederen, waarbij verzoekster stelde dat verweerster tekort was geschoten in de nakoming van hun koopovereenkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tussen partijen bestaat, maar dat verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar vorderingsrecht. Verweerster heeft betwist dat zij in een toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen en heeft aangevoerd dat verzoekster tekort is geschoten in haar verplichtingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Daarom is het verzoek tot faillietverklaring afgewezen en is verzoekster veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank heeft benadrukt dat een faillissementsprocedure niet geschikt is voor uitgebreid onderzoek naar de vorderingen van partijen, en dat er andere juridische wegen zijn om het geschil te beslechten. De beslissing van de rechtbank is genomen in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de vennootschap naar buitenlands recht
[naam 1]
gevestigd te [adres 1] ,
[plaats 1] Groot-Brittannië,
verzoekster,
advocaat: mr. W. van Rijckevorsel,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 2]
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
verweerster,
advocaat: mr. M.M. de Jonge.

1.De procedure

Op 4 mei 2016 is het verweerschrift van mr. M.M. De Jonge ontvangen.
Op 23 juni 2016 zijn pleitnotities /een schriftelijke aanvulling op het verzoekschrift van
mr. W. van Rijckevorsel ontvangen.
Op 28 juni 2016 zijn mr. W. van Rijckevorsel, namens verzoekster en mr. M.M. de Jonge, namens verweerster en mevrouw [naam 3] , werknemer van verweerster in raadkamer gehoord. Ter zitting heeft mr. W. van Rijckevorsel nog aanvullende producties (nummers 15 en 16) ingebracht.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft in haar verzoekschrift gesteld dat zij een opeisbare vordering heeft op verweerster van € 179.906,37, te vermeerderen met kosten, van welk bedrag zij in der minne geen betaling heeft ontvangen. Volgens verzoekster laat verweerster meerdere schuldeisers onbetaald en verkeert zij derhalve in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Verzoekster heeft in haar (aanvullende) verzoekschrift en ter zitting verklaard dat zij een koopovereenkomst met verweerster heeft gesloten. Op basis van deze overeenkomst heeft verzoekster in juni 2013 materialen (ijzererts) aan verweerster geleverd en conform deze overeenkomst aan verweerster gefactureerd. Deze facturen zijn onbetaald gebleven. Eerdere facturen zijn wel door verweerster voldaan. Verder betwist verzoekster dat zij zou zijn tekort geschoten in de nakoming van haar verbintenis. Volgens verzoekster zou zij niet de juiste kwaliteit materialen hebben geleverd, maar verweerster heeft hierover niet bij haar geklaagd en heeft haar hiervoor ook niet aansprakelijk gesteld. Verzoekster betwist de door verweerster geleden schade, welke schade ook niet is onderbouwd. Tussen partijen zijn onderhandelingen geweest om het conflict tussen partijen minnelijk op te lossen. Deze onderhandelingen hebben niets opgeleverd. Verzoekster heeft uit kostenoogpunt en om redenen van efficiency gekozen voor het indienen van een faillissementsrekest in plaats van het starten van een gerechtelijke procedure.
Verzoekster heeft ter zitting een opeisbare steunvordering van [naam 4] van in totaal € 32 miljoen ingebracht. Daarnaast heeft zij verklaard dat verweerster niet tijdig haar jaarcijfers heeft gedeponeerd. Tot slot heeft verzoekster gesteld dat zij bij haar verzoek blijft.

3.Het verweer

Verweerster heeft in haar verweerschrift en ter zitting verzocht verzoekster niet ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen, met veroordeling van verzoekster in de kosten van het geding.
Verweerster verkeert niet in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er is geen sprake van pluraliteit. Tussen verzoekster en verweerster is een koopovereenkomst gesloten. Verzoekster is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit deze overeenkomst. Zij heeft afval geleverd in plaats van de overeengekomen kwaliteit ijzererts. Dit blijkt uit een rapport van een inspectie door de Chinese autoriteiten van 13 september 2013. Verweerster heeft hierover bij verzoekster geklaagd. Verweerster heeft schade geleden, die zij wenst te verrekenen met de vordering van verzoekster. Deze kwestie dient in een bodemprocedure dan wel arbitrage te worden beslecht. In die procedure dient te worden beoordeeld of er opeisbare vorderingen zijn over en weer. Contractueel is het Engelse recht van toepassing verklaard.
Verweerster betwist voorts de juridische onderbouwing van de steunvordering. Verweerster heeft niet met deze partij gecontracteerd. Daarnaast heeft verweerster voldoende actief om haar schuldeisers binnen een redelijke termijn te kunnen betalen. Tot slot heeft verweerster verklaard dat verzoekster door de aanvraag van het faillissement misbruik van haar bevoegdheid maakt. Het geschil tussen partijen leent zich niet voor een faillissementsprocedure.

4.De beoordeling

Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat er een overeenkomst is tussen partijen en dat verzoekster uit hoofde van deze overeenkomst een vordering heeft op verweerster. Verweerster heeft gesteld dat er aan de kant van verzoekster sprake is van een tekortkoming in de nakoming van deze overeenkomst. Dit verweer is door haar gemotiveerd onderbouwd aan de hand van een inspectierapport van 13 september 2013 van de Chinese overheid. Uit dit rapport is op te maken dat het materiaal afvalstoffen bevatte die in China niet mogen worden ingevoerd. Verweerster stelt dat om die reden de lading door de koper van verweerster is geweigerd en de koopovereenkomst met verweerster is ontbonden. Verweerster stelt hierdoor schade te hebben geleden. Verzoekster heeft dit verweer niet geheel kunnen weerleggen. Vast staat dat partijen hierover een geschil hebben.
Thans is onvoldoende informatie voorhanden om vast te kunnen stellen of en zo ja in hoeverre het verweer dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in een bodemprocedure overeind blijft. Daarnaast is niet duidelijk in hoeverre dit zou moeten leiden tot vermindering of verval van de vordering van verzoekster. Als er al sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming dan is voorts niet duidelijk welk recht van toepassing is. Verweerster heeft gesteld dat middels forumkeuze het Engelse recht van toepassing is verklaard, terwijl volgens verzoekster het Nederlandse recht van toepassing is.
Een faillissementsprocedure leent zich niet voor uitgebreid onderzoek; daar zijn andere (juridische) wegen voor. Dit leidt tot het oordeel dat thans onvoldoende is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster. Bij gebreke van een voldoende vaststaande vordering van verzoekster kan de faillissementsaanvraag van verweerster niet worden toegewezen.
Gelet hierop hoeft de steunvordering, die overigens inhoudelijk betwist is, niet meer aan de orde te komen.
Van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen is geen sprake. Het verzoek tot faillietverklaring wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal verzoekster als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze procedure. De rechtbank zal de kosten van deze procedure vaststellen conform het liquidatietarief voor rechtbanken en hoven.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring;
- veroordeelt verzoekster in de proceskosten, aan de zijde van verweerster bepaald op € 904,00 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) aan salaris voor de advocaat.
Deze beschikking is op 5 juli 2016 gegeven door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.H. Peters, griffier. [1]

Voetnoten

1.