In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming, en de Minister van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een tijdelijke aanstelling als gedragsdeskundige, maar na een periode van ziekteverzuim en onvoldoende functioneren, heeft verweerder besloten haar geen vaste aanstelling te verlenen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft voldaan aan de gestelde eisen voor de functie, mede door haar langdurige ziekteverzuim. Eiseres heeft niet kunnen weerleggen dat haar functioneren op verschillende onderdelen tekortschiet. De rechtbank overweegt dat ziekteverzuim meegenomen mag worden in de beoordeling van het functioneren van een ambtenaar. Eiseres heeft weliswaar betoogd dat zij niet op de hoogte was van de noodzaak tot verbetering, maar de rechtbank concludeert dat er voldoende gesprekken zijn geweest over haar functioneren en dat er verbeterafspraken zijn gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.