In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en een particulier, aangeduid als [gedaagde]. De Rabobank vorderde betaling van een bedrag van € 34.850,04, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een kredietovereenkomst die op 27 oktober 2010 was gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, wat heeft geleid tot de beëindiging van het krediet en de opeisbaarheid van het volledige bedrag. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat de Rabobank in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door het krediet te verstrekken, maar de rechtbank oordeelde dat de Rabobank aan haar zorgplicht had voldaan. De rechtbank overwoog dat de zorgplicht van banken tegenover particulieren hen beschermt tegen onverantwoorde financiële risico's, maar dat in dit geval de Rabobank voldoende onderzoek had gedaan naar de financiële situatie van [gedaagde] voordat het krediet werd verstrekt. De rechtbank wees de vordering van de Rabobank toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.