ECLI:NL:RBROT:2016:7224
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering wegens lichtzinnig financieel gedrag en onvoldoende goede trouw
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoeker tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die een Participatiewet-uitkering ontvangt, had op 8 juni 2016 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 27 juli 2016 is de verzoeker gehoord. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot schuldsanering niet kon worden toegewezen, omdat de verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De verzoeker had een aanzienlijke schuldenlast van € 91.364,24 en had in december 2013 een vertrekpremie ontvangen van € 81.560,70, die hij in een Stamrecht BV had gestort met de intentie een horecaonderneming in Spanje te starten. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verzoeker lichtzinnig had gehandeld door zonder voldoende financiële buffer en gedegen onderzoek naar de haalbaarheid van zijn plannen naar Spanje te vertrekken. De verzoeker had onvoldoende rekening gehouden met de risico's en kosten van het opstarten van een horecaonderneming, wat leidde tot een snelle financiële achteruitgang. De rechtbank merkte op dat de verzoeker zijn uitgavenpatroon niet had aangepast aan zijn gewijzigde financiële situatie en dat hij schulden had gemaakt die niet strikt noodzakelijk waren. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek tot schuldsanering afgewezen, omdat de verzoeker niet voldeed aan de vereiste goede trouw.