ECLI:NL:RBROT:2016:7142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
ROT 15/8055 en ROT 15/8058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbendheid van aandeelhouders bij besluiten tot benoeming curator en aanwijzing onder de Wet op het financieel toezicht

Op 19 september 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken ROT 15/8055 en ROT 15/8058, waarin De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) als verweerster optrad. De zaak betreft de vraag of de aandeelhouders van twee bedrijven, [eiseres 1] en [eiseres 2], als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij besluiten van DNB tot benoeming van een curator en het geven van aanwijzingen aan de directie van deze bedrijven. DNB had op 3 juni 2015 aanwijzingen gegeven aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft), en had op 9 november 2015 de bezwaren van de aandeelhouders tegen deze besluiten kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank oordeelde dat [eiseres 1] en [eiseres 2] niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat de primaire besluiten uitsluitend gericht zijn tot de directie van de betrokken bedrijven en niet direct hun belangen raken. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelde vast dat de aandeelhouders geen objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en voldoende actueel belang hebben dat rechtstreeks bij de besluiten is betrokken. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van DNB geen invloed hebben op de eigendomsrechten van de aandelen van [eiseres 1] en [eiseres 2], en dat het risico van waardevermindering van aandelen inherent is aan het aandeelhouderschap.

De rechtbank verklaarde de beroepen van [eiseres 1] en [eiseres 2] ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Woudstra, in aanwezigheid van griffier mr. drs. M.L. Bosman-Schouten, en is openbaar uitgesproken op 19 september 2016. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: ROT 15/8055 en ROT 15/8058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2016 in de zaken tussen

[eiseres 1], ( [eiseres 1] ) te Baarn, eiseres 1,
en
[eiseres 2], ( [eiseres 2] ) te Baarn, eiseres 2,
gemachtigden: mr. J.G. Molenaar, mr. R. Budik LLM,
en

De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), verweerster,

gemachtigden: mr. A.J. Boorsma, mr. G.A. Dictus.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2015 (het primaire besluit I) heeft DNB aan [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel
1:75, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Tevens heeft DNB op grond van artikel 1:76, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wft een curator benoemd ten aanzien van de directie van [bedrijf 1] .
Bij besluit van 3 juni 2015 (het primaire besluit II) heeft DNB aan de [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 1:75, derde lid, van de Wft. Tevens heeft DNB op grond van artikel 1:76, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wft een curator benoemd ten aanzien van de directie van [bedrijf 2] .
Bij besluit van 9 november 2015 (het bestreden besluit I) heeft DNB het bezwaar van [eiseres 1] tegen de primaire besluiten I en II kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
[eiseres 1] heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld (ROT 15/8055).
Bij besluit van 9 november 2015 (het bestreden besluit II) heeft DNB het bezwaar van [eiseres 2] tegen de primaire besluiten I en II kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
[eiseres 2] heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld (ROT 15/8058).
DNB heeft verweerschriften ingediend.
Verweerder heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2016, waar de zaken gevoegd zijn behandeld. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden en door [persoon 1] . DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1.1
[eiseres 1] is enig aandeelhouder van [eiseres 2] , welke onderneming op haar beurt enig aandeelhouder is van (onder meer) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , de geadresseerden van de primaire besluiten.
1.2
[eiseres 1] , [eiseres 2] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] hebben ieder hun eigen bestuur.
Het bestuur van [eiseres 1] bestaat uit [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] .
Het bestuur van [eiseres 2] bestaat uit [persoon 2] , [persoon 1] , [persoon 5] en
[persoon 6] .
Bestuurders van Hooghenread zijn [persoon 7] , [persoon 8] en [persoon 9] .
Bestuurders van [bedrijf 2] zijn [persoon 12] , [persoon 8] en [persoon 9] .
De Raad van Commissarissen van [eiseres 1] , [eiseres 2] , [bedrijf 2] en [bedrijf 2] bestaat (enkel) uit [persoon 10] .
[eiseres 1] heeft certificaten uitgegeven die in handen zijn van de [persoon 11] .
1.3
De in het primaire besluit I en II vervatte aanwijzingen strekken ertoe dat [bedrijf 1] , respectievelijk [bedrijf 2] , de volgende gedragslijn moet volgen:
Rekening houdend met de beschikbare rapporten van PricewaterhouseCoopers van
[datum 1] , [datum 2] en [datum 3] dient [bedrijf 1] , respectievelijk [bedrijf 2] , DNB inzicht te bieden in haar financiële (solvabiliteits)positie, haar intragroepsrelaties en –posities en de financiële relatie met [bedrijf 3] , waaronder DNB ten minste verstaat:
[.....]
.
De opdracht van de curator die is benoemd ten aanzien van de directie van Hooghenraed, respectievelijk de directie van Nuvema luidt als volgt:
de curator dient ervoor te zorgen dat [bedrijf 1] , respectievelijk [bedrijf 2] de gedragslijn van voornoemd aanwijzingsbesluit tijdig en volledig opvolgt en het daarin genoemde plan van aanpak uitvoert;
De curator dient DNB tweewekelijks, of zoveel vaker indien concrete ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, aan DNB te rapporteren over de relevante ontwikkelingen.
2. DNB heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat [eiseres 1] en [eiseres 2] geen belanghebbenden zijn bij de primaire besluiten.
3. Het betoog van [eiseres 1] en [eiseres 2] dat zij ten onrechte niet als belanghebbenden bij de primaire besluiten zijn aangemerkt, faalt.
3.1
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
3.2
Om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel
1:2, eerste lid, van de Awb dient volgens vaste jurisprudentie sprake te zijn van een objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en voldoende actueel belang, dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De rechtbank is van oordeel dat daarvan hier geen sprake is.
De primaire besluiten zijn uitsluitend gericht tot (de directie van) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en zien op hun bedrijfsvoering en het volgen van een bepaalde gedragslijn door hen.
Vaststaat dat (de directie van) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] tegen de primaire besluiten geen bezwaar hebben gemaakt. Dat zij geen bezwaar zouden hebben gemaakt, naar gesteld vanwege vermeende vrees om anders in een hertoetsingsprocedure te worden afgetoetst, hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] in het geheel niet onderbouwd en is bovendien door DNB met klem ontkend.
3.3
[.......] De besluiten hebben naar hun aard uitsluitend betrekking op (de directie van) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben niet gesteld of geconcretiseerd dat het verstrekken van de hiervoor genoemde informatie een bevoegdheid is van de (algemene vergadering van) aandeelhouders. De bevoegdheden en rechten als (indirect) aandeelhouder, bijvoorbeeld om het bestuur te benoemen of te ontslaan en de andere ter zitting door [eiseres 1] en [eiseres 2] genoemde bevoegdheden van de (algemene vergadering van) aandeelhouders, worden door de primaire besluiten niet aangetast. De door [eiseres 1] en [eiseres 2] getrokken vergelijking met een directeur-grootaandeelhouder (dga), die in de jurisprudentie wel wordt aangemerkt als belanghebbende, gaat om deze reden niet op.
Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 10 mei 2016, ECLI:NL:CBB:2016:105, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres 1] en [eiseres 2] als houders van aandelen hebben aanvaard dat de waarde van een verworven effect afhankelijk is van ontwikkelingen in de markt, die onder meer kunnen worden beïnvloed door beslissingen van bestuursorganen en/of het bestuur van de desbetreffende onderneming. (Vermeende) onwelgevallige beslissingen van bestuursorganen zijn aldus te beschouwen als een verwezenlijking van dit door een effectenhouder aanvaarde risico. Zoals volgt uit de zinsnede “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken” in artikel 1:2 van de Awb kan dit slechts anders zijn indien die beslissingen directe gevolgen hebben of kunnen hebben voor de waarde van effecten. Aangezien de primaire besluiten slechts indirecte gevolgen hebben of kunnen hebben voor effecthouders als [eiseres 1] en [eiseres 2] , dienen die gevolgen voor hun rekening en risico te komen.
Het beroep op de uitspraak van het CBb van 12 september 2014, ECLI:NL:CBB:2014:348, kan [eiseres 1] en [eiseres 2] niet baten. In die uitspraak heeft het CBb overwogen dat een aandeelhouder rechtstreeks bij het besluit tot goedkeuring van een openbaar bod is betrokken vanwege de gevolgen die een openbaar bod op effecten heeft of kan hebben. Het openbaar bod op alle aandelen kon directe gevolgen hebben voor de koers van die aandelen waarmee het openbare bod rechtsreeks het vermogen van de aandeelhouders raakte, en bovendien werd de aandeelhouder door het openbaar bod in de positie geplaatst dat de bieder de aandeelhouder kon dwingen tot overdracht van aandelen. Een dergelijke positie doet zich hier niet voor.
3.4
Het betoog van [eiseres 1] en [eiseres 2] dat door de primaire besluiten jegens hen artikel 1 van het eerste Protocol bij het EVRM is geschonden, treft geen doel, reeds omdat de primaire besluiten geen invloed hebben op de eigendomsrechten van de aandelen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Het eigendomsrecht strekt niet zo ver dat het ook het recht omvat dat hun aandelen niet in waarde dalen. Het risico dat aandelen in waarde dalen of zelfs waardeloos kunnen worden, is inherent aan aandeelhouderschap. Daarbij valt, anders dan wat [eiseres 1] en [eiseres 2] betogen, niet in te zien dat besluitvorming door DNB jegens de onderneming anders beoordeeld zou moeten worden dan andere (markt)omstandigheden.
3.5
Op grond van het voorgaande hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] hooguit een van [bedrijf 1] respectievelijk [bedrijf 2] afgeleid belang bij de primaire besluiten en worden zij daardoor niet rechtstreeks in hun belangen geraakt. DNB heeft zowel [eiseres 1] als [eiseres 2] terecht niet als belanghebbenden bij de primaire besluiten aangemerkt.
Dat het, zoals [eiseres 1] en [eiseres 2] betogen, vanuit het oogpunt van rechtseenheid en consistentie onwenselijk is dat zij zich tot de civiele rechter moeten wenden, kan aan dit oordeel niet afdoen.
4. Gelet op het voorgaande heeft DNB de bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Woudstra, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. M.L. Bosman-Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.