Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 15 juli 2016;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de bij fax van 15 augustus 2016 door [verweerster] in het geding gebrachte aanvullende bijlage;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnota aan de zijde van DHL.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘[voornaam verweerster] heeft zich werkelijk zo misdragen tegenover iedereen, dat ik eigenlijk niet begrijp dat zij nog steeds als pinguin ons blok ‘leidt’. Ik geloof werkelijk dat er bij sommige bedrijven zelfs ontslag op staande voet voor wordt gegeven. De manier waarop ze tekeer is gegaan, is respectloos en in mijn ogen onaanvaardbaar. Ze beledigt je op je persoonlijkheid en haar manier van aanspreken haalt het bloed onder de nagels van mensen vandaan. Dat er geen handgemeen heeft plaats gevonden is eigenlijk wel uitzonderlijk. (…) Zij communiceert niet goed of niet volledig. (…) Ik heb dit in al mijn werkjaren (bijna 23 jaar!) nog nooit mee gemaakt.’[verweerster] heeft de door DHL gestelde feiten rondom dit incident niet betwist, anders dan ‘dat de stelling dat ze zich zou hebben misdragen een beetje overdreven is’. [O.] en de betrokken HR functionaris hebben de betreffende partijen met elkaar in gesprek gebracht en hebben aldus getracht hen meer begrip voor elkaars standpunt te laten opbrengen. In die gesprekken heeft [verweerster] erkend dat haar reactie niet correct was.
‘Ik vind het niet erg om mijn baan kwijt te raken bij DHL, met zulke mensen zou ik niet langer willen werken. (…) [V.] kan niet zo met mensen omgaan. Er worden op de vloer racistische uitspraken gedaan over mijn hoofddoek, geloof en kleding. Dit weet ik ook al een tijdje maar heb hierover gezwegen. De afgelopen 5 maanden zijn zwaar geweest en de onbegrip die ik telkens heb gekregen, ik ben gewoon moe…van mij mogen ze doen wat ze willen…maar tekenen voor ontslag zal ik niet. Ik wil dit ook bespreken met het vertrouwenspersoon van DHL. Zo mag je niet met elkaar omgaan..’Twee weken na het betreffende incident heeft [verweerster] in haar e-mail van 3 september 2015 aan dezelfde HR functionaris nog het volgende daarover geschreven:
‘Ik was iedere dag bezig om mezelf staande te houden tegenover de houding van [O.] en anderen, dit maakte me echt heel moe. Ik ben maanden met tegenzin en veel fysieke pijn naar mijn werk gegaan. Met [V.] kon ik voorheen wel praten, maar ook hij leek steeds sneller boos te worden. Ik wist dat ik hier niet langer mee moest rond lopen. De conclusies leken al te zijn getrokken, ik voelde me veroordeeld en niet langer meer gewaardeerd. (…) Ik stond al aan het randje en [V.] gaf mij net dat laatste duwtje. Ik voel me weg gepest.’Uit deze e-mails volgt dat [verweerster] de communicatie en de samenwerking met [O.] en [V.] als uiterst moeizaam en problematisch ervaart, zo heeft zij ook ter zitting verklaard. Daarbij komt dat uit de stukken is gebleken dat niet alleen tussen [verweerster] en [O.] en [V.], maar ook tussen [verweerster] en een andere leidinggevende binnen DHL ([E.] en diverse collega’s (zie rechtsoverweging 4.3 en 4.4) een uiterst moeizame relatie bestaat.
onderdeel a, is dat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben. De tweede uitzonderingssituatie, genoemd in
onderdeel b, is dat er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer dient te eindigen. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een zieke werknemer wiens gezondheidstoestand alleen maar verslechtert door het in stand laten van de arbeidsovereenkomst. In een dergelijk uitzonderlijk geval kan de rechter dus toch overgaan tot ontbinding
(Memorie van toelichting, 33 818, nr. 3, p 106-109).