ECLI:NL:RBROT:2016:6870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
C/10/493122 / HA RK 16-30
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M.E. van der Hoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van lidmaatschapsrecht in een coöperatie na beslaglegging door ING Bank N.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2016 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van ING Bank N.V. om over te gaan tot executoriale verkoop van een lidmaatschapsrecht in een coöperatie, dat in beslag was genomen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 januari 2016 bij de rechtbank werd ingediend, na een eerdere beslaglegging op het lidmaatschapsrecht van de gerequestreerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat ING een vordering had op de gerequestreerde, die voortvloeide uit een geldlening waarvoor een hypotheek was gevestigd. De gerequestreerde had niet voldaan aan het bevel tot betaling, wat leidde tot de beslaglegging op het lidmaatschapsrecht in de coöperatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2016 is de vertegenwoordiger van ING verschenen, evenals een jurist van de coöperatie. De coöperatie had geen bezwaar tegen de executoriale verkoop, mits het lidmaatschapsrecht eerst aan de overige leden werd aangeboden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende gronden zijn die zich tegen de executoriale verkoop verzetten. De rechtbank heeft bepaald dat de verkoop kan plaatsvinden via een deurwaarder en dat de statutaire bepalingen die normaal gesproken van toepassing zijn op de verkoop, in dit geval buiten toepassing blijven, om de executie niet te bemoeilijken.

De rechtbank heeft de termijn voor de executie vastgesteld op drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. Tevens is de gerequestreerde veroordeeld in de proceskosten van ING, die tot op heden zijn begroot op € 1.523,-. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de voorwaarden voor de verkoop van het lidmaatschapsrecht gedetailleerd uiteengezet, inclusief de verplichtingen van de deurwaarder en de wijze van aankondiging van de veiling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/493122 / HA RK 16-30
Beschikking van 22 augustus 2016
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. J.D. van Vlastuin te Veenendaal,
en
[gerequestreerde],
wonende te [woonplaats] ,
gerequestreerde,
de coöperatie
PARKEERPLAATSENEXPLOITATIE SCHEEPVAARTHOF/CORDESHOF/CALANDHOF U.A.,
gevestigd te Hoek van Holland,
belanghebbende.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ING’, ‘ [gerequestreerde] ’ en ‘de Coöperatie’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, bij de rechtbank ingekomen op 13 januari 2016;
  • de beschikking van de rechtbank van 9 februari 2016 waarbij zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling: verzoekster, [gerequestreerde] , de Coöperatie, Ark Beheer B.V. en [toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder] , toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder;
  • de mondelinge behandeling van 2 mei 2016.
1.2.
Ter mondelinge behandeling zijn verschenen mr. Van Vlastuin, de heer [statutair directeur] , statutair directeur van Ark Beheer B.V. en mevrouw mr. Marquenie, jurist in dienst van de Coöperatie. [gerequestreerde] is niet verschenen.
1.3.
Ten slotte is de beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
ING heeft een vordering op [gerequestreerde] uit hoofde van een geldlening waarvoor op 2 juli 2007 een eerste recht van hypotheek is gevestigd op het recht van erfpacht van [gerequestreerde] , eindigende op tien juli tweeduizend vier en negentig, van een perceel grond, eigendom van de gemeente Rotterdam, kadastraal bekend gemeente Hoek van Holland, [kadastrale nummers] , groot één are en achttien centiare, met de rechten van de erfpachter op de zich op die grond bevindende opstallen, bestaande uit een woonhuis, aan de [adres 1] . Bij de woning aan de [adres 1] bevinden zich ten behoeve van de bewoners 59 parkeerplaatsen (P1 t/m P59) die in eigendom toebehoren aan de Coöperatie. Het lidmaatschapsrecht nummer 9 van [gerequestreerde] heeft betrekking op parkeerplaats nummer 21 (hierna: de parkeerplaats) en geeft de verkrijger recht tot uitsluitend gebruik van de aan het lidmaatschapsrecht verbonden parkeerplaats (en tot medegebruik van de grond die bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik van de leden). In de statuten van de Coöperatie is bepaald:
“Artikel 6. 1. (…) Het lidmaatschapsrecht onder de nummers P1 tot en met p31 en P32 tot en met P59 kan slechts toekomen casu quo toebehoren in eigendom aan/bij de natuurlijke of rechtspersoon die in het complex Scheepvaarthof/Cordeshof/Calandhof (een) appartementsrecht(en) in eigendom of zakelijk genotsrecht heeft met (uitsluitend voor wat betreft de appartementen in de complexen Scheepvaarthof en Cordeshof) het corresponderende (destijds) daaraan toegekende bouwnummer casu quo (uitsluitend voor wat betreft de appartementen in het complex Calandhof) een bouwnummer uit dat complex. Onder eigendom wordt verstaan: volle eigendom, erfpacht of opstalrecht. (…)
Artikel 13. 1. De leden zijn bevoegd hun lidmaatschap met de daaraan verbonden rechten en plichten te vervreemden uitsluitend met inachtneming van het in de statuten bepaalde.
2. Het lid, dat hiertoe wenst over te gaan, behoeft daartoe de toestemming van het bestuur, (…)”
2.2.
Op 2 november 2015 is de grosse van de notariële hypotheekakte namens ING betekend aan [gerequestreerde] met bevel tot betaling van € 345.976,- aan ING.
2.3.
[gerequestreerde] heeft niet aan het bevel voldaan. ING heeft op 5 november 2015 executoriaal beslag gelegd op het recht van erfpacht en is nog niet tot executie overgegaan.
2.4.
Op 14 december 2015 heeft ING executoriaal beslag laten leggen op het aan [gerequestreerde] toebehorende lidmaatschapsrecht in de Coöperatie.
2.5.
Bij brief van 18 december 2015 heeft de Coöperatie mededeling gedaan van de aantekening van het beslag in het ledenregister van de Coöperatie en daarbij aangegeven dat zij geen kennis heeft van eventuele andere op het lidmaatschapsrecht gevestigde rechten.
2.6.
Het executoriale beslag op het lidmaatschapsrecht van [gerequestreerde] is op 21 december 2015 aan [gerequestreerde] overbetekend.

3.Het verzoek

3.1.
ING verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat ING Bank binnen een jaar na de beschikking mag overgaan tot de executoriale verkoop ex artikel 474aa juncto artikel 474g van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van het ten laste van [gerequestreerde] in beslag genomen lidmaatschapsrecht nummer 9 in de Coöperatie (inzake parkeerplaats 21) en:
  • te bepalen dat deze verkoop door de gerechtsdeurwaarder kan plaatsvinden via een verkoop bij inschrijving aan (leden van) de coöperatie, danwel door middel van de aanbieding aan een ieder ( met terzijdestelling van artikel 6 lid 1 van de statuten) in beide gevallen aan de hoogstbiedende;
  • te bepalen dat artikel 13 lid 2 van de statuten bij de onderhavige executoriale verkoop niet toegepast hoeft te worden;
met veroordeling van [gerequestreerde] in de kosten van deze procedure en onder de bepaling dat de kosten van deze procedure als executiekosten verhaald kunnen worden op de opbrengst van het te verkopen lidmaatschapsrecht.
3.2.
ING stelt er belang bij te hebben dat tot verkoop van het in beslag genomen lidmaatschapsrecht zal worden overgegaan.
ING wenst in beginsel bij de executoriale verkoop de statutaire en wettelijke bepalingen in acht te nemen. Artikel 6 lid 1 van de statuten bepaalt dat het lidmaatschapsrecht slecht kan worden verkocht aan (rechts)personen die rechthebbende zijn met betrekking tot een onroerende zaak die deel uitmaakt van het onderhavige complex. ING verzoekt de rechtbank voor het geval het lidmaatschapsrecht niet verkocht wordt aan de coöperatie of aan een lid van de coöperatie haar toestemming te verlenen om het lidmaatschapsrecht via een executoriale verkoop aan een ieder aan te bieden en daarbij artikel 6 lid 1van de statuten terzijde te stellen.
Artikel 13 lid 2 van de statuten bepaalt dat een lid van de coöperatie dat zijn lidmaatschapsrecht wil verkopen, daarvoor toestemming nodig heeft van het bestuur. Volgens artikel 13 lid 9 van de statuten mag de toestemming niet worden geweigerd indien sprake is van vervreemding aan iemand die tevens de onroerende zaak verkrijgt waaraan de betreffende parkeerplaats is gekoppeld. ING verzoekt de rechtbank te bepalen dat artikel 13 lid 2 van de statuten bij de onderhavige executoriale verkoop niet toegepast hoeft te worden omdat het vragen van deze toestemming leidt tot onnodige vertraging en omdat daarmee geen enkel belang is gediend indien de verkoop van het lidmaatschapsrecht zal plaatsvinden aan de koper van het recht van erfpacht dan wel aan de coöperatie of een ander lid van de coöperatie.
Ter zitting is namens ING aangevoerd dat zij in de eerste plaats wenst te bewerkstelligen dat de woning en de parkeerplaats aan dezelfde persoon zullen worden verkocht. De voorgenomen veiling van de woning is geannuleerd omdat [gerequestreerde] de achterstand op de hypotheek (deels) heeft ingelopen. Voor het geval er weer sprake zal zijn van achterstand en ING alsnog wil overgaan tot executie van de woning en de parkeerplaats verzoekt ING de rechtbank de termijn voor de thans verzochte executie van de parkeerplaats te bepalen op drie jaar.

4.Het verweer

Ter zitting is namens de Coöperatie aangevoerd dat er op zichzelf geen bezwaren zijn tegen het verzoek van ING zolang het lidmaatschapsrecht eerst aan de overige leden van de Coöperatie wordt aangeboden. Indien het niet lukt om het lidmaatschapsrecht aan een van de overige leden te verkopen heeft de Coöperatie er geen bezwaar tegen dat het lidmaatschapsrecht aan een derde wordt verkocht. De Coöperatie heeft er juist belang bij dat iemand eigenaar wordt van de parkeerplaats.

5.De beoordeling

5.1.
Artikel 474aa lid 1 Rv bepaalt dat de executie van andere aandelen op naam dan die bedoeld in de volgende afdelingen en effecten op naam die geen aandelen zijn met overeenkomstige toepassing van die afdeling geschiedt, tenzij uit de betreffende bepaling in verband met de aard van het aandeel of effect anders voortvloeit. In het tweede lid van dat artikel zijn lidmaatschapsrechten in verenigingen als effecten op naam aangemerkt, indien zij voor vervreemding vatbaar zijn. Artikel 6 lid 3 van de statuten van de Coöperatie bepaalt dat het lidmaatschap niet persoonlijk is en dat het mitsdien met de daaraan verbonden rechten en plichten vatbaar is voor overdracht waarbij de overige bepalingen van de statuten in acht moeten worden genomen. Gelet hierop is er in de onderhavige zaak sprake van een verhandelbare lidmaatschapsrecht en zijn de artikelen 474c tot en met 474i Rv van toepassing.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 474g lid 1 Rv dient de beslaglegger aan de rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap een verzoek als het onderhavige in te dienen. De Coöperatie heeft haar statutaire zetel te Hoek van Holland. De rechtbank is derhalve bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
5.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 474g Rv dient de beslaglegger binnen één maand na het exploot van beslag, op straffe van verval van het gelegde beslag, aan de rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap te verzoeken om bij beschikking te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van het in beslag genomen lidmaatschapsrecht kan worden overgaan. Het beslag op het lidmaatschapsrecht is gelegd op 14 december 2015. Het verzoek is op 13 januari 2016 door de griffie van deze rechtbank ontvangen en derhalve tijdig gedaan. Het beslag is conform de wettelijke vereisten en formaliteiten gelegd en betekend.
5.4.
ING stelt dat zij recht heeft op en belang heeft bij verkoop van het in beslag genomen lidmaatschapsrecht. ING beschikt over de grosse van een notariële akte, waarin haar vordering zoals vermeld onder 2.1. is vastgelegd.
5.5.
Er zijn geen zwaarwegende gronden aanwezig die zich tegen de executoriale verkoop verzetten zodat het verzoek toewijsbaar is.
5.6.
Op grond van artikel 474g lid 3 Rv dient de rechtbank in de beschikking te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht dient te geschieden. Op grond van artikel 474g lid 4 Rv moeten de wettelijke en statutaire bepalingen ter zake van vervreemding van lidmaatschapsrechten in acht genomen worden, met dien verstande dat alle ten aanzien van de vervreemding aan de lidmaatschapshouder toekomende rechten en op hem drukkende verplichtingen worden uitgeoefend en nagekomen door de deurwaarder. Ook de beschikking van de rechtbank zal ten aanzien van deze wettelijke en statutaire bepalingen geen afwijkingen mogen inhouden, behoudens voor zover inachtneming van deze bepalingen de executoriale verkoop onmogelijk zou maken.
5.7.
ING heeft aangevoerd dat de executie primair erop gericht is om de woning en de parkeerplaats aan dezelfde persoon te verkopen en subsidiair om het lidmaatschapsrecht te verkopen aan de Coöperatie dan wel een van haar leden. Voor het geval het lidmaatschapsrecht niet verkocht wordt aan de coöperatie of aan een lid van de coöperatie heeft ING de rechtbank verzocht haar toestemming te verlenen om het lidmaatschapsrecht via een executoriale verkoop aan een ieder aan te bieden en daarbij artikel 6 lid 1van de statuten terzijde te stellen. Ten slotte heeft ING aangevoerd dat het toestemmingsvereiste zoals vermeld in artikel 13 lid 2 van de statuten zal leiden tot onnodige vertraging en dat daarmee geen enkel belang is gediend. Ten slotte heeft ING aangevoerd dat zij van mening is dat de in de statuten voorgeschreven toestemming moeilijk valt te rijmen met de uitgangspunten van een executoriale verkoop.
Gelet op de instemming van de Coöperatie met de door ING voorgestane executie zal de rechtbank bepalen dat artikel 6 lid 1 van de statuten en artikel 13 lid 2 van de statuten bij de executoriale verkoop buiten beschouwing worden gelaten, voor zover de inachtneming van deze bepalingen de executoriale verkoop onmogelijk zou maken. De rechtbank wijst er op dat het buiten toepassing laten van deze statuten uitsluitend geldt voor de onderhavige executoriale verkoop. In het geval van een opvolgende verkoop van onderhavige lidmaatschapsrecht gelden de statuten onverkort.
5.8.
De rechtbank zal bepalen dat de verkoop van het lidmaatschapsrecht kan plaatsvinden via een verkoop bij inschrijving aan de Coöperatie dan wel aan haar leden ten overstaan van het deurwaarderskantoor Syncasso. Voor het geval geen verkoop aan de Coöperatie dan wel aan haar leden tot stand komt, bepaalt de rechtbank reeds thans dat het lidmaatschapsrecht door middel van een deurwaardersveiling openbaar verkocht kan worden ten overstaan van deurwaarderskantoor Syncasso. De rechtbank bepaalt de termijn voor executie op drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging.
5.9.
De rechtbank zal ING machtigen om over te gaan tot verkoop en overdracht van de ten laste van [gerequestreerde] in beslag genomen lidmaatschapsrecht op de wijze en onder de voorwaarden als hierna is bepaald.
5.10.
De rechtbank ziet aanleiding om [gerequestreerde] te veroordelen in de proceskosten van ING. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van [gerequestreerde] begroot op:
  • griffierecht € 619,-
  • salaris advocaat
totaal € 1.523,-.
5.11.
De rechtbank zal de verzochte bepaling dat de kosten van deze procedure als executiekosten verhaald kunnen worden op de opbrengst van het te verkopen lidmaatschapsrecht afwijzen. De proceskostenveroordeling ziet op kosten die betrekking hebben op handelingen van de advocaat. De handelingen van de advocaat houden geen direct verband met de executie en derhalve zijn de kosten die hierop betrekking hebben niet aan te merken als executiekosten. Voor zover ING heeft bedoeld een vergoeding te vorderen voor ambtshandelingen van de deurwaarder zal deze worden afgewezen, omdat dergelijke kosten door middel van de executie zelf worden verhaald. Voor zover ING heeft bedoeld een vergoeding te vorderen voor niet-ambtshandelingen van de deurwaarder zal deze worden afgewezen omdat deze kosten slechts toewijsbaar zijn als zij redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen op voorhand niet te beoordelen is.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
bepaalt dat ING kan overgaan tot verkoop en overdracht van de ten laste van [gerequestreerde] in beslag genomen lidmaatschapsrecht in de coöperatie Parkeerplaatsenexploitatie Scheepvaarthof/Cordeshof/Calandhof U.A. op de wijze en onder de voorwaarden als hierna vermeld:
a. a) het lidmaatschapsrecht kan door een deurwaarder van deurwaarderskantoor Syncasso, [adres 2] , ter verkoop worden aangeboden door middel van inschrijving aan de Coöperatie dan wel haar leden;
b) indien verkoop aan de Coöperatie dan wel haar leden van het lidmaatschapsrecht niet lukt, kan het lidmaatschapsrecht door middel van een openbare verkoop bij inschrijving worden verkocht ten overstaan van een deurwaarder van deurwaarderskantoor Syncasso;
c) artikel 6 lid 1 van de statuten van de Coöperatie blijft bij de onderhavige executoriale verkoop van het lidmaatschapsrecht buiten toepassing;
d) artikel 13 lid 2 van de statuten van de Coöperatie blijft de onderhavige executoriale verkoop van het lidmaatschapsrecht buiten toepassing;
e) de Algemene Veilingvoorwaarden van deurwaarderskantoor Syncasso zijn van toepassing voor zover in het hiernavolgende niet in een afwijkende regeling is voorzien en behoudend bezwaren en beslissingen als voorzien in artikel 438 lid 4 Rv;
f) minimaal twee weken voorafgaande aan de veiling zal alle voor de verkoop en de waarde van het lidmaatschapsrecht relevant te achten (financiële) informatie, ter inzage liggen ten kantore van de deurwaarder;
g) de datum, de plaats en het tijdstip van de veiling, alsmede de omschrijving van het aangeboden lidmaatschapsrecht in de Coöperatie en de ter inzage gelegen informatie, worden minimaal twee weken voordien aangekondigd in het Algemeen Dagblad;
h) de koopprijs dient, voordat de veiling wordt gesloten, te worden betaald op de door de deurwaarder aangegeven wijze; indien ING zelf de koper is, kan – behoudens de executiekosten – verrekening met de onder 2.1. van deze beschikking vermelde vordering als betaling worden aangemerkt; voor het overige is verrekening of korting niet toegestaan;
i. i) verkoop als hiervoor bedoeld dient plaats te vinden
vóór 23 augustus 2019, deze termijn kan desgevraagd worden verlengd;
j) van de verkoop dient proces-verbaal te worden opgemaakt met vermelding van de in artikel 15.2 van de statuten van de Coöperatie vermelde gegevens, dit proces-verbaal geldt als de in dat artikel bedoelde akte, het ledenregister dient dienovereenkomstig te worden bijgewerkt;
6.2.
veroordeelt [gerequestreerde] in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 1.523,-;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.E. van der Hoeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2016.
1346/39