ECLI:NL:RBROT:2016:6869

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
10/690034-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en mishandeling van minderjarige kinderen door moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die haar vier kinderen in een hulpeloze toestand heeft gebracht, wat heeft geleid tot de dood van haar jongste kind, een 10 maanden oude baby. De verdachte, geboren in 1989, was ten tijde van de feiten preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 2015 haar kind, [slachtoffer], in een levensbedreigende situatie heeft achtergelaten bij haar partner, [medeverdachte], die bekend stond om gewelddadig gedrag. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk haar kind in een hulpeloze toestand heeft gelaten, wetende dat [medeverdachte] in staat was tot geweld. Het slachtoffer werd op die dag in kritieke toestand aangetroffen en overleed later in het ziekenhuis aan de gevolgen van ernstig letsel, veroorzaakt door geweld.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte haar andere kinderen, [kind B], [kind C] en [kind D], gedurende een langere periode heeft mishandeld. De verdachte werd vrijgesproken van de doodslag op [slachtoffer], maar werd wel schuldig bevonden aan het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen van haar kind en de mishandeling van haar andere kinderen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

De zaak benadrukt de ernstige gevolgen van kindermishandeling en de verantwoordelijkheden van ouders in de zorg voor hun kinderen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en de moeilijke thuissituatie, maar heeft geconcludeerd dat deze geen excuus vormen voor het falen in haar zorgplicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690034-15
Datum uitspraak: 6 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I.V. Utrecht, Zandpad 3 te Nieuwersluis,
raadsman mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1. meer subsidiair en 2. ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenhonderdtwintig dagen met aftrek van voorarrest, waarvan honderdzesenveertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede dat de verdachte een ambulante behandeling zal volgen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Ten aanzien van feit 1
Op 19 januari 2015, omstreeks 17:17 uur is [slachtoffer] - die op dat moment 10 maanden oud was - na een 112-melding door de hulpdiensten op de vloer van de woonkamer van zijn ouderlijk huis aangetroffen. Hij had op dat moment geen zelfstandige ademhaling en geen hartslag. Zowel in de woning, als later in het ziekenhuis werden over het gehele lichaam van [slachtoffer] diverse kneuzingen, bloeduitstortingen en blauwe plekken waargenomen. Na een reanimatie werd er een hartslag verkregen en is hij vervoerd naar het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam. Daar is [slachtoffer] op 20 januari 2015 om 20:22 uur overleden.
Uit het onderzoek blijkt dat de dood van [slachtoffer] is veroorzaakt door bloedingen onder het harde hersenvlies en een kneuzingshaard in de grote hersenen. Uit het sectierapport volgt dat dit letsel, in combinatie met ook waargenomen bilaterale oogzenuw- en netvliesletsels, past bij acceleratie/deceleratie en/of impact letsel(s) van het hoofd en de schedel zoals dat bij heftig schudden en/of impact (contact) trauma van het hoofd en de schedel kunnen ontstaan.
Naast het dodelijke letsel is bij [slachtoffer] een breuk geconstateerd aan de rechterellepijp en 2 gebroken ribben en zijn zeer veel onderhuidse bloeduitstortingen geconstateerd, op de schedel in de behaarde hoofdhuid, in het gezicht beiderzijds, onder de kin, op de buik, de rug en aan alle ledematen. Verder was het onderste lipriempje gescheurd met een losse tand in de onderkaak.
Deskundige L.M. Spooren, verbonden aan de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM), concludeert dat het letsel van [slachtoffer] traumatisch van aard is en – gelet op de hoeveelheid en aard van het letsel – dat het letsel vrijwel zeker een niet-accidentele traumatische oorzaak heeft. Een medische oorzaak (zoals ziekte), het eigen handelen van [slachtoffer] of de interactie tussen [slachtoffer] en zijn broertjes en zusje kan volgens Spooren in ieder geval worden uitgesloten als oorzaak voor de hersenschade.
Uit het rapport van Spooren blijkt verder dat hersenletsel zoals dat van [slachtoffer] binnen seconden na het veroorzakende incident leidt tot klinische verschijnselen van een medische noodtoestand: een onmiddellijke daling van het bewustzijnsniveau (lethargie of bewusteloosheid), onregelmatige ademhaling, moeilijkheden bij het ademen of ademstilstand en frequente epileptische aanvallen. Deze verschijnselen komen alarmerend over en zullen in normale omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer ze optreden bij een ongeval, bij de begeleiders van het kind leiden tot het zoeken van medische hulp.
Uit de bevindingen van de politieambtenaren die het eerst ter plaatste waren, blijkt dat de klinische verschijnselen van de medische noodtoestand van [slachtoffer] bestonden uit adem- en hartstilstand.
Het is tegen deze achtergrond dat vastgesteld moet worden of de verdachte in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank leidt uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] af dat de verdachte en [medeverdachte] die middag met de kinderen [kind B] en [slachtoffer] thuis waren en dat de verdachte een aantal keer de deur uit is geweest om de andere kinderen ( [kind C] en [kind D] ) van en naar school te brengen/halen. Zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat de verdachte [slachtoffer] omstreeks 16:45 uur op de bovenverdieping in bed heeft gelegd en dat [slachtoffer] op dat moment huilde (aldus de verdachte) c.q. vlak daarna is gaan huilen (aldus [medeverdachte] ) en dat [verdachte] met [kind C] is vertrokken om [kind D] op te halen. Uit de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] kan voorts worden afgeleid dat het huilen enige tijd heeft aangehouden.
Spooren kenschetst het gedrag van [slachtoffer] bij het naar bed brengen door verdachte (jengelen) als normaal.
Hoewel uit het antwoord van de deskundige Kubat op aanvullende vragen van de verdediging kan worden afgeleid dat het niet uitgesloten is dat kinderen nog huilen als er sprake is van een medische noodtoestand, wordt dit genuanceerd door deskundige Spooren, waar zij stelt dat het dan zal gaan om kermen/kreunen. De rechtbank constateert dat dat niet het beeld is dat door de verdachte en de medeverdachte is geschetst.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het dodelijke letsel is ontstaan nadat de verdachte de woning had verlaten. In de woning waren toen alleen [slachtoffer] , [kind B] (toen twee jaar) en de medeverdachte [medeverdachte] aanwezig. [slachtoffer] zelf en [kind B] kunnen het dodelijke letsel niet hebben veroorzaakt, zo blijkt uit het rapport van Spooren. Ook een ongeluk kan als oorzaak worden uitgesloten. Niet alleen is dat blijkens het rapport van Spooren medisch gezien onwaarschijnlijk, maar noch door de verdachte noch door de medeverdachte wordt melding gemaakt van een ongeluk in de middag van 19 januari 2015. Dit laat slechts de mogelijkheid open dat [medeverdachte] het dodelijke letsel heeft toegebracht. Gelet op de aard van het letsel kan het niet anders dan dat dit is gebeurd doordat [medeverdachte] [slachtoffer] met kracht heeft geslagen en/of ergens tegen heeft geslagen en/of door elkaar heeft geschud. Dit heeft vervolgens geleid tot de dood van [slachtoffer] . Bij vonnis van gelijke datum heeft de rechtbank bewezenverklaard dat de medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] heeft gedood.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte, zoals ook door de officier van justitie gevorderd en door de verdediging bepleit, zal worden vrijgesproken van het medeplegen van dan wel het medeplichtig zijn aan de doodslag op [slachtoffer] .
Wel zal de verdachte worden veroordeeld voor het opzettelijk [slachtoffer] in hulpeloze toestand achterlaten (feit 1 meer subsidiair). De verdachte heeft onder meer verklaard dat de blauwe plekken in het gezicht van [slachtoffer] begin december 2014 begonnen op te vallen dan wel dat zij de blauwe plekken in het gezicht van [slachtoffer] medio december 2014 heeft gezien. De verdachte heeft meermalen in sms- en whatapp berichten gesproken over de blauwe plekken bij [slachtoffer] . Eenmaal heeft zij een vriendin bericht dat [slachtoffer] ziek was en eigenlijk naar een dokter moest, maar dat zij dat niet durfde vanwege de blauwe plekken die hij had. Hierover heeft zij ter terechtzitting verklaard dat het er inderdaad uitzag alsof [slachtoffer] werd mishandeld.
Zij heeft voorts verklaard dat zij vond dat de situatie thuis verslechterde. [medeverdachte] kon niet tegen het gehuil van [slachtoffer] en ging steeds meer blowen.
De verdachte heeft op 12 januari 2015 contact opgenomen met de huisarts om navraag te doen over mogelijke medische oorzaken voor het ontstaan van blauwe plekken bij [slachtoffer] . Op advies van de huisarts kwam een afspraak tot stand voor 14 januari (die vervolgens niet werd nagekomen).
Meerdere getuigen hebben verklaard dat de kinderen dagelijks werden geslagen (door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ) en allen blauwe plekken hadden. [kind C] heeft zelfs verklaard dat ‘papa’ (medeverdachte [medeverdachte] ) [slachtoffer] dagelijks op zijn gezicht en zijn knieën sloeg. Verdachte en de medeverdachte waren bij gebreke aan (betaalde) activiteiten buitenshuis, vrijwel de hele dag met de kinderen thuis in de woning. Het is dus ondenkbaar dat de verdachte niet heeft geweten dat [medeverdachte] ook [slachtoffer] mishandelde.
De verdachte was als moeder zorgplichtig voor haar 10 maanden oude baby. Hij was gezien zijn leeftijd voor zijn verzorging en opvoeding geheel van haar afhankelijk. Zij wist van de mishandelingen en door in deze situatie [slachtoffer] in de feitelijke macht van [medeverdachte] te laten en geen hulp te zoeken bij bijvoorbeeld de huisarts om de mishandelingen te doen stoppen, heeft de verdachte haar kind in een hulpeloze toestand gebracht en gelaten en zij heeft hiermee gehandeld in strijd met art. 255 van het Wetboek van Strafrecht. Dit is [slachtoffer] op 19 januari 2015 fataal geworden.
[slachtoffer] was immers die dag als gevolg van ziekte extra huilerig en gelet op de bij de verdachte bekende reactie op huilgedrag van [slachtoffer] en de vele blauwe plekken die hij als kwetsbare baby al had als gevolg van eerdere mishandelingen, heeft het vertrek van de verdachte met achterlating van [slachtoffer] het gevaar op diens overlijden verhoogd zodat het overlijden als strafverzwarende omstandigheid, bepaald in art. 257 lid 2, aan de verdachte kan worden toegerekend.
4.2.
Ten aanzien van feit 2
In de kern genomen bevat feit 2 van de tenlastelegging twee verwijten aan het adres van de verdachte. De verdachte wordt allereerst verweten dat zij in de periode van 1 september 2014 tot en met 19 januari 2015 haar vier kinderen heeft mishandeld en daarnaast wordt haar verweten dat zij haar kinderen in dezelfde periode in hulpeloze toestand heeft achtergelaten door ze bij [medeverdachte] te laten.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II blijkt dat de verdachte haar kinderen [kind B] , [kind C] en [kind D] heeft mishandeld. Hiervoor wordt zij dan ook veroordeeld. Zij wordt vrijgesproken van het verwijt dat zij zelf [kind A] heeft mishandeld. Hiervoor biedt het dossier onvoldoende bewijs. Zij wordt verder vrijgesproken van het medeplegen en het bijten van [kind B] , [kind C] en [kind D] .
Uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II blijkt verder dat [medeverdachte] alle vier de kinderen mishandelde. Net als bij feit 1, meer subsidiair, is de rechtbank van oordeel dat niet denkbaar is dat de verdachte niet wist dat [medeverdachte] dit deed. Dat betekent dat ook dit onderdeel van feit 2 bewezen is, nu is komen vast te staan dat de verdachte wetende van de mishandelingen haar kinderen in de feitelijke macht van [medeverdachte] heeft gelaten en heeft nagelaten hulp voor hen te zoeken of andere maatregelen te nemen om de mishandeling te doen stoppen, terwijl de kinderen op grond van hun leeftijd geheel van haar afhankelijk waren en zij als gezaghebbende ouder zorgplichtig was.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. meer subsidiair en 2. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. (meer subsidiair)
zij op
of omstreeks19 januari 2015 te Rotterdam
haar kind genaamd [kind A] [geboortedatum kind A]
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij als ouder de wet verplicht was, opzettelijk in een hulpeloze situatie heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft zij, verdachte, [kind A] , die (ongeveer) 10 maanden oud was, althans een baby was en
/of(aldus) geheel hulpbehoevend en
/ofafhankelijk, op genoemde dag aan de zorg van haar toenmalige partner [medeverdachte] ) toevertrouwd, terwijl zij wist
of redelijkerwijs had kunnen vermoedendat die [medeverdachte] in staat was tot gewelddadig handelen ten opzichte van [kind A] en geen (tijdige) adequate maatregelen heeft genomen ter voorkoming van enig/dit gewelddadig handelen van [medeverdachte] ,
en dit feit de dood van die [kind A] tot gevolg heeft gehad;
2.
A.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 19 januari 2015
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen,
althans éénmaal,
haar kinderen:
[kind B] [geboortedatum kind B]
[kind C] [geboortedatum kind C]
[kind D] [geboortedatum kind D]
heeft mishandeld door genoemde kinderen te slaan en/of
te schoppen en/of te
bijten en/ofte knijpen en/of hardhandig vast te pakken onder meer bij
de arm(en) en/of het oor/de oren;
en
/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
december2014
tot en met 19 januari 2015 te Rotterdam,
meermalen,althans éénmaal, haar kinderen genaamd
[kind B] [geboortedatum kind B]
[kind C] [geboortedatum kind C]
[kind D] [geboortedatum kind D] )
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij als ouder krachtens de wet
verplicht was,
opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en
/ofgelaten,
immers heeft zij, verdachte, niet, niet tijdig en
/ofniet adequaat
ingegrepen dan wel genoemde kinderen niet in een veilige situatie gebracht
en/of geen – tijdig(e) – (medische) hulp ingeroepen voor genoemde kinderen,
terwijl zij wist dat genoemde kinderen gedurende bovengenoemde periode
(meermalen) door haar toenmalige partner [medeverdachte] ), werden mishandeld, welke
mishandelingen onder meer bestonden uit het (telkens) slaan en/of schoppen
en/of
bijten en/ofknijpen en/of hardhandig vastpakken bij onder andere de
arm(en) en/of het been/de benen en/of het oor/de oren, tegen welke handelingen
genoemde kinderen zich niet konden verweren;
EN
B.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 19 januari 2015
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
haar kind:
[kind A]
heeft mishandeld door die [kind A] te slaan en/of te schoppen
en/of te bijten en/of te knijpen en/of hardhandig vast te pakken (onder meer
bij de arm(en) en/of het oor/de oren);
en/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
december2014
tot en met 19 januari 2015 te Rotterdam,
meermalen
, althans éénmaal,haar kind genaamd
[kind A] [geboortedatum kind A]
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij als ouder krachtens de wet
verplicht was,
opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en
/ofgelaten,
immers heeft zij, verdachte, niet, niet tijdig en
/ofniet adequaat ingegrepen
dan wel genoemd kind niet in een veilige situatie gebracht en/of geen –
(tijdig(e)) – (medische) hulp ingeroepen voor genoemd kind,
terwijl zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat genoemd kind
gedurende bovengenoemde periode (meermalen) door haar toenmalige partner
[medeverdachte] ), werd mishandeld, welke mishandelingen (onder meer) bestonden uit het
(telkens) slaan en/of schoppen en/of
bijten en/ofknijpen en/of hardhandig
vastpakken, tegen welke handelingen genoemd kind zich niet kon verweren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. meer subsidiair)
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens de wet verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen of laten, welk misdrijf de dood ten gevolge heeft gehad;
2.
A.
mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens de wet verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen of laten, meermalen gepleegd;
en
B.
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens de wet verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen of laten, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft haar jonge kinderen [kind B] , [kind C] en [kind D] gedurende enkele maanden mishandeld en daarnaast [kind B] , [kind C] , [kind D] en [kind A] gedurende bijna twee maanden met enige regelmaat gelaten bij [medeverdachte] , wetende dat [medeverdachte] alle vier de kinderen mishandelde. Op 19 januari 2015 heeft dit ertoe geleid dat [kind A] is overleden, nadat hij door [medeverdachte] gewelddadig was behandeld. Uit het dossier blijkt dat dit kon gebeuren doordat het gezin in 2014, begin 2015 steeds verder afgleed in de problemen. De verdachte – zelf 25 jaar ten tijde van de bewezenverklaarde feiten – had de zorg voor vier kleine kinderen en zij en [medeverdachte] konden niet goed omgaan met de stress van deze zorg. Het gezin leefde in diepe armoede waarbij basisbehoeften niet waren gegarandeerd. Uitkeringen liepen soms wel en werden dan weer beëindigd, er dreigde meermalen een ontruiming van de woning en er was niet altijd voldoende voedsel. Het huis was verpauperd. De verdachte was niet in staat al deze problemen het hoofd te bieden en wist hiervoor evenmin adequate hulpverlening in te schakelen. Zij vertoonde steeds onmachtiger en passiever gedrag. Dit alles is onder aan de streep geen excuus: de verdachte had haar kinderen dienen te beschermen en zij heeft daarin als moeder gefaald. Uiteindelijk is het, zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt, een in- en intrieste zaak, met alleen maar verliezers, allereerst natuurlijk [kind A] en de andere kinderen van het gezin, maar ook de verdachte en tot op zekere hoogte ook de medeverdachte.
De ernst van de feiten rechtvaardigt de oplegging van een gevangenisstraf. Voor het bepalen van de duur daarvan is, naast de ernst van de feiten, ook het volgende van belang:
a. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zo blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2016.
b. Uit de over de persoon van de verdachte uitgebrachte rapportages van de reclassering volgt dat er bij de verdachte problemen zijn op het gebied van huisvesting, financiën, relaties, opvoeding, gezondheid en het ontbreken van een positief sociaal netwerk. De reclassering acht interventies en begeleiding op die leefgebieden geïndiceerd en adviseert dat te doen in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf.
c. Over de verdachte is een Pro Justitia Rapportage opgemaakt door het Pieter Baan Centrum. Aldaar is vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en borderline trekken. Beschreven wordt dat de onrijpe persoonlijkheidsorganisatie van betrokkene een rol heeft gespeeld bij het ongunstige opvoedingsklimaat in het gezin en de kinderen schade heeft berokkend. Gelet op het afwezig zijn van een psychiatrisch ziektebeeld, het bestaan van een normale intelligentie, de omstandigheid dat de verdachte niet onder invloed van een verslaving heeft gehandeld, maar er wel sprake was van grote stress, chronische pijnklachten en moeheid, leidt tot de conclusie dat het ten laste gelegde tenminste in enige mate verminderd aan de verdachte is toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd en zoals die gevorderd zijn door de officier van justitie. Wel zal daarbij een langere straf worden opgelegd waardoor er een groter voorwaardelijke straf boven het hoofd van de verdachte hangt als stok achter de deur om er voor te zorgen dat zij de benodigde begeleiding krijgt. Daarbij zal een proeftijd van vijf jaar worden gelast omdat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte – onbehandeld – in een zelfde positie zal geraken en wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 255, 257, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1. meer subsidiair en 2. ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden (900 dagen);
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
326 (driehonderdzesentwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
5 (vijf) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een forensische psychiatrische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg voor haar problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de forensische psychiatrische polikliniek verantwoord vindt en zal zich houden aan de aanwijzingen die in dit verband aan haar worden gegeven;
  • de veroordeelde zal meewerken aan het regelen van haar schulden;
  • de veroordeelde zal op een positieve wijze meewerken aan de contacten met haar kinderen, wanneer en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal de reclassering inzicht in haar relaties en sociale netwerk geven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mr. N. Doorduijn en mr. C.M.A.T. van der Geest, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert en W. Remijn, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier W. Remijn zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(primair)
zij op of omstreeks 19 januari 2015 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [kind A] , geboren [geboortedatum kind A] , zijnde haar kind, van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader opzettelijk
- ( met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [kind A]
geslagen en/of gestompt en/of
- die [kind A] met het hoofd tegen een muur, althans een hard oppervlak
aan geslagen en/of
- die [kind A] (hardhandig) heen en weer geschud en/of bewogen en/of
- althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of
aangewend tegen die [kind A] ,
tengevolge waarvan onherstelbare hersenschade is ontstaan, in ieder geval
tengevolge waarvan die [kind A] is overleden;
(subsidiair)
[medeverdachte]
op of omstreeks 19 januari 2015 te Rotterdam, opzettelijk [kind A] ,
geboren [geboortedatum kind A] , zijnde een kind dat hij verzorgt of opvoedt als
behorend tot zijn gezin, van het leven heeft beroofd, immers heeft die
[medeverdachte] opzettelijk
- ( met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [kind A]
geslagen en/of gestompt en/of
- die [kind A] met het hoofd tegen een muur, althans een hard oppervlak
aan geslagen en/of
- die [kind A] (hardhandig) heen en weer geschud en/of bewogen en/of
- althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of
aangewend tegen die [kind A] ,
tengevolge waarvan onherstelbare hersenschade is ontstaan, in ieder geval
tengevolge waarvan die [kind A] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks
de periode van 1 oktober 2014 tot en met 19 januari 2015 te Rotterdam en/of
elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [kind A] (telkenmale) aan de zorg van die [medeverdachte] toe te vertrouwen,
terwijl ze wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die [medeverdachte] in staat was tot gewelddadig handelen ten opzichte van [kind A] en/of
- niet te beletten en/of te belemmeren dat die [kind A] door die [medeverdachte] (hardhandig en/of met kracht) werd geschud en/of (hardhandig en/of met kracht) heen en weer en/of op en neer werd bewogen en/of dat er anderszins door die [medeverdachte] (opzettelijk) geweld werd uitgeoefend op die [kind A] en/of
- geen maatregelen ter voorkoming van vorenomschreven (gewelddadige) handeling(en) te nemen;
(meer subsidiair)
zij op of omstreeks 19 januari 2015 te Rotterdam
haar kind genaamd [kind A] [geboortedatum kind A] )
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij als ouder de wet verplicht was, opzettelijk in een hulpeloze situatie heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft zij, verdachte, [kind A] , die (ongeveer) 10 maanden oud was, althans een baby was en/of (aldus) geheel hulpbehoevend en/of afhankelijk, op genoemde dag aan de zorg van haar toenmalige partner [medeverdachte] ) toevertrouwd, terwijl zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die [medeverdachte] in staat was tot gewelddadig handelen ten opzichte van [kind A] en geen (tijdige) adequate maatregelen heeft genomen ter voorkoming van enig/dit gewelddadig handelen van [medeverdachte] ,
en dit feit de dood van die [kind A] tot gevolg heeft gehad;
2.
A.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 19 januari 2015
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
haar kinderen:
[kind B] ( [geboortedatum kind B]
[kind C] ( [geboortedatum kind C] )
[kind D] [geboortedatum kind D]
heeft mishandeld door genoemde kinderen te slaan en/of te schoppen en/of te
bijten en/of te knijpen en/of hardhandig vast te pakken onder meer bij
de arm(en) en/of het oor/de oren;
en/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014
tot en met 19 januari 2015 te Rotterdam,
meermalen, althans éénmaal, haar kinderen genaamd
[kind B] ([geboortedatum kind B]
[kind C] ([geboortedatum kind C])
[kind D] ([geboortedatum kind D]
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij als ouder krachtens de wet
verplicht was,
opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft zij, verdachte, niet, niet tijdig en/of niet adequaat
ingegrepen dan wel genoemde kinderen niet in een veilige situatie gebracht
en/of geen – tijdig(e) – (medische) hulp ingeroepen voor genoemde kinderen,
terwijl zij wist dat genoemde kinderen gedurende bovengenoemde periode
(meermalen) door haar toenmalige partner ([medeverdachte]), werden mishandeld, welke
mishandelingen onder meer bestonden uit het (telkens) slaan en/of schoppen
en/of bijten en/of knijpen en/of hardhandig vastpakken bij onder andere de
arm(en) en/of het been/de benen en/of het oor/de oren, tegen welke handelingen
genoemde kinderen zich niet konden verweren;
EN
B.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 19 januari 2015
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
haar kind:
[kind A] ([geboortedatum kind A]
heeft mishandeld door die [kind A] te slaan en/of te schoppen
en/of te bijten en/of te knijpen en/of hardhandig vast te pakken (onder meer
bij de arm(en) en/of het oor/de oren);
en/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014
tot en met 19 januari 2015 te Rotterdam,
meermalen, althans éénmaal, haar kind genaamd
[kind A] ([geboortedatum kind A])
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij als ouder krachtens de wet
verplicht was,
opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft zij, verdachte, niet, niet tijdig en/of niet adequaat ingegrepen
dan wel genoemd kind niet in een veilige situatie gebracht en/of geen –
(tijdig(e)) – (medische) hulp ingeroepen voor genoemd kind,
terwijl zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat genoemd kind
gedurende bovengenoemde periode (meermalen) door haar toenmalige partner
[medeverdachte]), werd mishandeld, welke mishandelingen (onder meer) bestonden uit het
(telkens) slaan en/of schoppen en/of bijten en/of knijpen en/of hardhandig
vastpakken, tegen welke handelingen genoemd kind zich niet kon verweren.