ECLI:NL:RBROT:2016:6850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
ROT-15_5604
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boetes opgelegd aan eiseres wegens overtredingen van de Meststoffenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de opgelegde bestuurlijke boetes aan eiseres, een landbouwbedrijf, door de Staatssecretaris van Economische Zaken. De boetes, in totaal € 1.400, zijn opgelegd wegens meerdere overtredingen van de Meststoffenwet, waaronder het niet vastleggen van vervoersgegevens en het niet opmaken van vervoersbewijzen voor dierlijke meststoffen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze boetes, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in 2012 een controle heeft uitgevoerd bij eiseres, naar aanleiding van een boeterapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Tijdens deze controle zijn verschillende overtredingen geconstateerd, waaronder het niet wegen en bemonsteren van meststoffen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet de rechtspersoon is die de overtredingen heeft begaan en dat er sprake was van overmacht, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres als feitelijke vervoerder verantwoordelijk is voor de overtredingen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute noodsituatie die het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen rechtvaardigde. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd verworpen, omdat haar beroep op overmacht niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de opgelegde boetes terecht zijn opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 15/5604

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 september 2016 in de zaak tussen

[eiseres] te Dirksland, eiseres,

gemachtigde: H. Rietveld,
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Leegsma.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres vijf boetes opgelegd voor vervoer en opslag van meststoffen, alsmede de administratieve vastlegging daarvan.
Bij besluit van 20 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [betrokkene] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en S.G.A de Goeij, inspecteur bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Overwegingen

1. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft de onderneming van eiseres gecontroleerd op het naleven van de Meststoffenwet (Msw) in het jaar 2012. De aanleiding voor de controle was een boeterapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Uit het boeterapport van 6 oktober 2014 volgt dat er 33 transporten met digestaat (dierlijke meststoffen) zijn uitgevoerd naar het bedrijf van eiseres. Van tenminste 13 transporten was eiseres de feitelijke vervoerder. Het digestaat was afkomstig van een buitenterrein aan de [adres] Het bedrijf [bedrijf] ., eigenaar van dit terrein, had een deel van het erf verhuurd aan [bedrijf] . In de periode van 30 juli 2012 tot
2 augustus 2012 is het digestaat verplaatst naar een betonnen strook langs een perceel landbouwgrond van eiseres.
2. Verweerder heeft vijf boetes opgelegd, bij elkaar voor een bedrag van € 1.400, -.
Het gaat om overtredingen wegens:
- het niet vastleggen van de vervoersgegevens van meerdere vrachten dierlijke meststoffen;
- het niet opmaken van vervoersbewijzen dierlijke meststoffen;
- het niet wegen van meerdere vrachten vaste mest door de vervoerder;
- het niet bemonsteren van meerdere vrachten vaste mest door de vervoerder;
- het niet volledig bijhouden van een inzichtelijke administratie over de jaren 2012 en 2013.
Gelet op de ruime doorlooptijd van het onderzoek zijn alle feiten eenmaal beboet.
3. Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Msw kan verweerder een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Op grond van artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de overtreder degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Op grond van artikel 5.1, het derde lid, van de Awb kunnen overtredingen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen.
Op grond van artikel 5:41 van de Awb legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
4. Het geschil is beperkt tot de (mate van) verwijtbaarheid van eiseres. Eiseres stelt in dat kader dat zij niet de rechtspersoon is die de overtredingen heeft begaan en dat verder sprake was van overmacht. De stof digestaat, welke toebehoorde aan [bedrijf] , was oververhit geraakt en begon te branden. De buren klaagden over stankoverlast bij eiseres. Omdat de eigenaar [bedrijf] geen actie ondernam, heeft eiseres de stof laten afvoeren.
5. Op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is de overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk schendt. In de eerste plaats is dat degene die de verboden handeling fysiek verricht; daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BF8999).
6. Niet in geschil is dat eiseres de stoffen feitelijk heeft afgevoerd en opgeslagen zonder de bovengenoemde handelingen te verrichten en vast te leggen. De stelling dat zij geen eigenaar was van de stoffen is niet relevant. Niet aannemelijk is gemaakt dat een ander bedrijf, [bedrijf] als overtreder moet worden aangemerkt. Niet gebleken is dat de overtredingen zijn gepleegd in opdracht van dit bedrijf. En bovendien zou dat niet betekenen dat eiseres geen overtreder is. Uit het boeterapport blijkt dat de feitelijke transporten zijn uitgevoerd door eiseres en de meststoffen zijn overgebracht naar terrein dat in eigendom is van eiseres. Daarmee is eiseres terecht als overtreder aangemerkt.
7. Het uitgangspunt bij een bestuurlijke boete is dat met het daderschap de verwijtbaarheid wordt verondersteld. Het is aan de overtreder om het tegendeel aannemelijk te maken. Eiseres is daarin niet geslaagd.
Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van een acute noodsituatie die geen ruimte liet voor het vervullen van de benodigde formaliteiten. Uit het boeterapport komt naar voren dat er 44 keer brand is geweest. (Zie daartoe de verklaring van [betrokkene] op bladzijde 11.) Dat duidt op een structurele situatie en niet op een incident. Zelfs al zou er sprake zijn geweest van een situatie die geen uitstel duldde, dan had daarvan een melding bij de autoriteiten kunnen worden gedaan. Dat is niet gebeurd. In aanmerking aangenomen dat eiseres een professioneel landbouwbedrijf betreft dat bekend is met de van toepassing zijnde regelgeving, had eiseres moeten weten hoe zij in deze situatie had moeten handelen. Dat haar niet kan worden verweten dat zij dit heeft nagelaten, is niet aannemelijk gemaakt.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. Haar beroep op overmacht is niet onderbouwd, zodat geen uitgebreidere motivering van verweerder kan worden gevergd. In het verweerschrift is de motivering nader aangevuld.
9. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 16 november 2009 (ECLI:NL:RBMID:2009:BK3355) gaat niet op. Verweerder heeft in het verweerschrift terecht gesteld dat geen sprake is van een gelijk geval. Die uitspraak betreft een strafzaak waarin het betreffende bedrijf klem zat tussen een afnameplicht en een gebrek aan opslag vanwege storingen. Het bedrijf had er alles aan gedaan om de overtreding te voorkomen. Daarmee is deze zaak niet vergelijkbaar.
10. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er geen sprake is van een de situatie dat verweerder door tijdverloop niet meer bevoegd zou zijn de boetes op te leggen, gelet op het bepaalde in artikel 5:45 van de Awb. Verweerder heeft bovendien vanwege de doorlooptijd een matiging toegepast door alle overtredingen slechts eenmaal te beboeten.
11. Het beroep is dan ook ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Hello, voorzitter, en mr. A. Pahladsingh en
mr. A.G. van Malenstein, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.L.J. Spierings, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.