ECLI:NL:RBROT:2016:6800

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
ROT 10/750245-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het (mede) plegen van voorbereidingshandelingen van de invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die betrokken was bij de voorbereidingshandelingen voor de invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven. De verdachte werd beschuldigd van het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, waarbij hij samen met anderen 17 sporttassen met vermoedelijk harddrugs uit een container heeft gehaald en deze in een bestelbus heeft geladen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die regelmatig op het haventerrein kwam, op de hoogte moest zijn van de illegale activiteiten. De verdachte ontkende echter wetenschap te hebben gehad van de inhoud van de tassen, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit, maar voor de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op de invoer van harddrugs en het vernielen van een slagboom, werd hij schuldig bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, waarvan één jaar voorwaardelijk, en oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol had gespeeld in de criminele activiteiten, maar niet als leidinggevende. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750245-15
Datum uitspraak: 1 september 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Grip heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete van € 10.000,=.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Uit hetgeen hierna ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 wordt overwogen, volgt dat de rechtbank eveneens bewezen acht dat de verdachte betrokken is geweest bij de (verlengde) invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven.
Nu echter als datum van die invoer op de tenlastelegging 22 oktober 2015 staat vermeld, terwijl de (verlengde) invoer feitelijk plaatshad op 28 oktober 2015 en de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven geen wijziging van de tenlastelegging te zullen vorderen omdat hij tot vrijspraak van dit feit zou rekwireren, komt de rechtbank – weliswaar op andere gronden dan de officier van justitie en de raadsman – eveneens tot het oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ook ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Aangevoerd is dat de herkenning van de verdachte als bestuurder van de witte bestelbus niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De verdachte ontkent dat hij de bestuurder was. Niet valt uit te sluiten dat iemand anders de toegangspas/port-key van de verdachte heeft gebruikt of dat er op naam van de verdachte meerdere passen in omloop zijn.
Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de rechtbank tot de conclusie komen dat de verdachte wél de bestuurder van de bestelbus was en om 07.34 uur de port-key bij de slagboom heeft aangeboden, het onvoldoende duidelijk is dat dit dezelfde bestelbus is als die gezien is op de camerabeelden bij de containers en waarin de sporttassen werden ingeladen.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat niet vaststaat dat er cocaïne in de tassen zat dan wel dat de verdachte enige wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tassen die in de bestelbus werden geladen.
4.2.2.
Beoordeling
Algemeen
Op 28 oktober 2015 omstreeks 07.23 uur werd bij de ECT Delta Terminal te Rotterdam een melding gedaan dat personen bij de APM Terminal bezig waren met het inladen van sporttassen vanuit een container in een witte bestelbus. De beveiliging besloot vervolgens de slagbomen voor de uitgaande voertuigen gesloten te houden.
Omstreeks 07.34 uur zag een beveiligingsmedewerker van de ECT Delta Terminal Rotterdam een witte Renault bestelbus richting de afgesloten slagbomen rijden. De bestuurder, een man met een donkere huidskleur en een geel reflectiehesje, bood bij de scanner aan de slagboom een port-key aan om de slagboom te openen. Vanwege het uitschakelen van deze slagboom ging deze niet open. De beveiligingsmedewerker zag dat de bestuurder naar de portiersloge keek, de witte Renault bestelbus even naar achteren reed en vervolgens door de slagboom heen reed waardoor deze werd vernield. De witte Renault bestelbus vertrok hierna met hoge snelheid in de richting van de snelweg N15.
De bestuurder van deze witte Renault bestelbus maakte gebruik van een port-key die was uitgegeven op naam van [naam verdachte], geboortedatum [geboortenaam verdachte], werkzaam voor de firma [firma C].
Wanneer iemand zijn pasje aanbiedt bij de scanner op de slagboom, om het ECT-terrein af te gaan, wordt er een foto gemaakt.
Deze port-key was dezelfde dag om 06.00 uur ook gebruikt om het terrein op te komen.
Op camerabeelden van het terrein van de ECT Delta Terminal en APM Terminal, opgenomen op 28 oktober 2015 tussen 06.00 uur en 07.34 uur, is te zien dat een witte Renault Trafic bestelbus drie manspersonen in het reefercontainerstack van de APM terminal afzet. Eén van deze mannen klimt bovenop een container die drie hoog staat opgesteld, opent de deur en vervolgens worden uit die container diverse sporttassen naar beneden gegooid.
Deze sporttassen, 17 stuks, worden in een witte Renault Trafic geladen.
De drie personen stappen hierna ook in de laadruimte van het busje. De witte Renault Trafic rijdt vervolgens naar de uitgang, waar de bestuurder bij de slagboom een port-key, naar later blijkt op naam van [naam verdachte], aanbiedt.
Op 28 oktober 2015 omstreeks 08.30 uur werd in dit reefercontainerstack een opengebroken container aangetroffen. Het betrof een container met nummer MEDU 9000576. De rechter deur van deze container, die bovenop twee andere containers stond, was open. Bij nader onderzoek zag men in de container onder meer een slijptol en diverse slijpschijven liggen. Ook zag men dat achter de derde slag een lege ruimte zat. Achter de container lag een kastje met een accupack en een antenne. Naast de container werd nog een hulpstuk van een slijptol aangetroffen. Deze container was in Brazilië beladen met 2000 dozen “Frozen Chicken Feet” en op 22 oktober 2015 in Rotterdam gelost in afwachting om te worden overgeladen voor verder vervoer naar Hong Kong.
Is de verdachte de bestuurder van de witte bestelbus?
Een port-key op naam van de verdachte is op 28 oktober 2015 gebruikt om het haventerrein om 06.00 uur op te komen en om 7.34 uur om het haventerrein weer te verlaten. Tijdens het verlaten van het terrein is een foto gemaakt van degene die de port-key aanbood bij de slagboom.
De verbalisanten die de verdachte hebben aangehouden en verhoord, herkenden op deze foto de verdachte [naam verdachte].
De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij die nacht thuis was, zich had verslapen en om 11.00 uur was opgestaan. Voorts verklaart hij dat hij werkzaam is bij [firma C] en dat hij in het bezit is van een port-key voor het terrein van ECT Delta, maar dat deze port-key op
28 oktober 2016 samen met zijn jas uit zijn auto is gestolen. In latere verklaringen heeft de verdachte gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
De verklaring van de verdachte strookt niet met objectieve bevindingen in het dossier.
Op camerabeelden gemaakt in het appartementencomplex waar de verdachte woonachtig is, is te zien dat hij op 28 oktober 2015 om 04.50 uur zijn woning verlaat en daar om 11.53 uur weer terugkeert. Beide keren is hij gekleed in een blauwe jas met opschrift [firma C].
Om 12.34 uur verlaat hij het complex weer, nu zonder die blauwe jas.
Tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte diezelfde middag werd in een rugtas op een tafel in zijn woonkamer een port-key op naam van de verdachte aangetroffen en op de bank in de woonkamer lag een blauwe jas met opschrift [firma C].
De verdachte heeft verklaard dat de datum op de aangetroffen port-key was verlopen en zijn raadsman heeft gesuggereerd dat er meerdere port-keys op naam van de verdachte in omloop kunnen zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De security manager van ECT Delta Terminal heeft verklaard dat de geldigheid van de port-key van de verdachte was verlengd tot 3 april 2016 en dat aan de verdachte geen andere/nieuwe port-key is verstrekt om op het terrein van de ECT Delta terminals te kunnen komen.
Hieruit volgt dat de door de politie in de rugtas aangetroffen port-key ook de port-key moet zijn die op 28 oktober 2015 om 06.00 uur door de bestuurder van de witte bestelbus is gebruikt om op, en om 07.34 uur weer vanaf het ECT Delta terrein te komen. Gelet op de hiervoor beschreven overige omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat het ook de verdachte was die op dat moment de bestelbus bestuurde.
Is de bestelbus die de verdachte bestuurde ook de bestelbus die bij de containers stond en waar de sporttassen in werden geladen?
Op het haventerrein zijn meerdere camera’s en de registratie daarvan is in de bewijsmiddelen opgenomen. Hieruit blijkt dat de witte Renault Trafic nagenoeg constant in beeld is geweest vanaf het moment dat hij om 07.27 uur bij het 2e reefer containerstack aan kwam rijden tot het moment dat hij over de Coloradoweg in de richting van de N15 reed. Omdat op de camerabeelden geen andere vergelijkbare voertuigen zijn te zien en ook niet dat er in de tussenliggende tijd, behalve de drie onbekend gebleven personen, iemand in of uit de Trafic is gestapt, kan gesteld worden dat de verdachte steeds de bestuurder was van de Trafic. Weliswaar is de Renault Trafic waarmee de drie onbekend gebleven personen, om 06.08 uur, bij het 2e reefer containerstack werden afgezet enige tijd uit beeld geweest, maar het is niet aannemelijk dat er nog een tweede witte Renault Trafic om 07.27 uur bij het
2e reefer containerstack kwam aanrijden. Eerder is aannemelijk dat de Renault Trafic zich intussen aan de waterzijde, net buiten het zicht van de camera's heeft opgehouden.
Uit de verstrekte camerabeelden blijkt dat er gedurende de vermelde tijden geen andere personen dan de drie onbekend gebleven personen in het 2e reefer containerstack werden gezien.
Wat zat er in de sporttassen?
Uit recente onderzoeken met betrekking tot verdovende middelen is gebleken dat meerdere
criminele organisaties actief zijn met de invoer van verdovende middelen via de Rotterdamse haven en dat zij daarbij gebruik maken van de zogenaamde rip-off methode.
Bij rip-off wordt gebruik gemaakt van containers met daarin een lading van reguliere
verzenders en ontvangers. De rip-off moet op de containerterminal geschieden, voordat de
container bij de uiteindelijke en nietsvermoedende reguliere ontvanger arriveert.
De verdovende middelen zitten veelal verpakt in sporttassen, die vlak achter de deur van de container liggen, zodat deze in korte tijd en zonder dat de rest van de inhoud van de containers overhoop gehaald hoeft te worden, kunnen worden weggepakt.
Bij rip-off maken de criminele organisaties onder andere gebruik van de diensten van
havenmedewerkers, personen die bij Rotterdamse havenbedrijven werkzaam zijn. Deze diensten variëren van het ter beschikking stellen van toegangspassen tot haventerreinen, tot het uit containers halen of het van boord van zeeschepen halen van verdovende middelen.
Uit onderzoek blijkt dat de uit- of afhalers van de verdovende middelen gebruik maken van witkleurige bestelauto's. Deze witkleurige bestelauto’s worden of gestolen, of te naam gesteld op zogeheten katvangers, of voorzien van gestolen of valse kentekenplaten. Deze witkleurige bestelauto’s vertonen grote gelijkenis met de bedrijfswagens die in gebruik zijn bij de diverse havenbedrijven. Om deze gelijkenis kracht bij te zetten dragen de personen in deze bestelauto's havenkleding, zoals reflectiejassen of -hesjes. Het uit- en afhalen van verdovende middelen geschiedt meestal door meerdere personen.
Gezien de gebeurtenissen van 28 oktober 2015 waarbij geconstateerd werd dat:
  • drie personen bij de container worden afgezet door een witte bestelbus;
  • deze bestelbus blijkt te zijn voorzien van een valse kentekenplaat;
  • de container afkomstig is uit Brazilië, Zuid Amerika en dozen met bevroren kip bevat;
  • één van de in het zwart geklede personen de container beklimt, de deur van de container openbreekt, 17 sporttassen uit de container gooit die vervolgens in een bestelbus worden geladen;
  • in (de nabijheid van) die betreffende container diverse (slijp) gereedschappen worden aangetroffen;
  • de derde en de vierde rij van de lading in de container slordig gestapeld was en de helft van de dozen ontbreekt;
  • bij het betreden en het verlaten van het haventerrein gebruik wordt gemaakt van een toegangspas die van een werknemer is van een bedrijf dat toegang heeft tot het haventerrein;
  • de persoon die bij het verlaten van het haventerrein de toegangspas aanbiedt, de bestuurder van de witte bestelbus, ook gekleed is als een havenmedewerker;
  • deze witte bestelbus bij het verlaten van het haventerrein door de geblokkeerde slagboom van de terminal heen rijdt en met grote snelheid wegrijdt;
kan worden gezegd dat hier sprake is van de rip-off methode.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de 17 sporttassen in ieder geval harddrugs, dus een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I bevatten. Ook het feit dat de tassen van grote hoogte naar beneden werden gegooid, kennelijk zonder dat er enig risico bestond op breuk of beschadiging van de inhoud ervan, en het om een uiterst professionele en daarmee ook kostbare actie ging, duidt hierop.
De suggestie van de raadsman dat dergelijke inspanningen zouden worden gepleegd,
slechts om 17 sporttassen gevuld met bevroren kip weg te nemen, is dan ook volstrekt onaannemelijk.
Wist de verdachte wat er in de sporttassen zat?
Wat betreft de stelling van de raadsman dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tassen die uit die container werden gehaald, overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft in de vroege ochtend drie personen naar een afgesloten haventerrein gebracht die daar niet werken en dus niets te zoeken hebben. Zij, alsook de verdachte die zich bij zijn baas had ziekgemeld, waren hier onbevoegd aanwezig. Er is een container opengebroken en daar zijn 17 zware sporttassen uitgehaald. Deze 17 sporttassen zijn in de auto gelegd en de drie onbekend gebleven personen zijn ingestapt in de auto die verdachte bestuurde, waarna hij vervolgens met hoge snelheid door een slagboom is weggereden.
Gelet op deze gang van zaken moeten de verdachte en de drie andere genoemde personen hebben geweten dat hetgeen zij daar deden illegaal van aard was.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er via de haven van Rotterdam met grote regelmaat cocaïne wordt ingevoerd in Nederland. Tevens komt het vaak voor dat deze cocaïne in sporttassen achter de deur van een container wordt klaargezet. Zeker de verdachte, die voor het bedrijf waar hij werkte vaak op het haventerrein kwam, heeft dit kunnen weten. Dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de tassen met iets anders dan harddrugs waren gevuld, blijkt nergens uit het dossier.
Uit bovengenoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte moet hebben beseft dat de sporttassen gevuld waren met kostbare smokkelwaar. De verdachte heeft derhalve de aanmerkelijke kans dat de tassen gevuld waren met een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voor lief genomen en aanvaard en heeft aldus het voorwaardelijk opzet op het plegen van het onder feit 2 ten laste gelegde gehad.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte de opzet heeft gehad om tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen te verrichten, die zien op de invoer en het verdere vervoer in Nederland van een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen zijn de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij
inopof omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met28 oktober 2015 te Rotterdam
, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne eenmiddel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,voor te bereiden en
/ofte bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te (doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en
/of (een)ander
(en
)gelegenheid en
/ofmiddelen
en/of inlichtingentot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft
getracht teverschaf
tfen, en
/of
- voorwerpen en
/ofvervoermiddelen
en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- ( een) ontmoeting(en) met zijn mededader(s) gehad, en
/of
- telefonisch en/of via de email en/of via SMS contact onderhouden met zijn mededader(s), en/of
- geld (ongeveer 10.000 euro) ontvangen, en/of
- zijn toegangspas tot de APM-terminal en/of de ECT-Delta terminal beschikbaar gesteld, en/of
- zich en/of zijn mededader(s) met
voornoemdezijntoegangspas (onbevoegd) de toegang verschaft tot het terrein van de APM- terminal en/of de ECT-Delta terminal, en
/of
-
(vervolgens
)met een bestelauto het terrein van de APM-terminal en/of de ECT-Delta terminal opgereden, en
/of
- het zegel van container met nummer MEDU9000576 verbroken en
/ofde deuren van die container geopend, en
/of
-
(vervolgens
)17,
althans één of meer,tassen met
cocaïne, althans meteen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, overgezet vanuit die container in voornoemde bestelauto, en
/of
-
(vervolgens
)met die bestelauto een slagboom van het terrein kapot gereden en
/of(aldus) die tassen met
cocaïne, althans meteen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, weggevoerd, en
/of
- een slijptol en
/ofeen slijpschijven en
/oflood en
/ofeen accu pack en
/ofeen antenne en
/ofeen hulpstuk van een slijptol voorhanden gehad en/of gebruikt;
3.
hij op
of omstreeks28 oktober 2015 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom (van een bedrijfsterrein gelegen aan de Europaweg 875),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan ECT Delta Terminal, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit verschaffen en voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
3.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een aantal andere personen voorbereidingen getroffen voor de invoer en het verdere vervoer via de Rotterdamse haven van 17 sporttassen met een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I in Nederland. Om van het haventerrein af te kunnen komen heeft hij een slagboom vernield.
Door zijn handelen heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de grootschalige internationale handel in verdovende middelen. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door de verspreiding en het gebruik van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Ten slotte leiden harddrugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen financieel gewin.
Door het vernielen van een slagboom heeft het havenbedrijf ongemak ondervonden en financiële schade geleden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juli 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De verdachte heeft niet meegewerkt aan een onderzoek door de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen de straffen die in soortgelijke zaken eerder zijn opgelegd, zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie.
In dit verband is rekening gehouden met de omstandigheid dat niet is gebleken dat de verdachte deel uitmaakt van een groter crimineel samenwerkingsverband en dat slechts één enkel transport is bewezenverklaard. Daarnaast heeft de rechtbank ten gunste van de verdachte acht geslagen op de omstandigheid dat hij met zijn handelen weliswaar een onmisbare, maar niet een leidinggevende of bepalende rol lijkt te hebben gespeeld, door eenmalig een (wezenlijke) bijdrage te leveren aan de invoer en het verdere vervoer van drugs. Niet is komen vast te staan dat de verdachte een wezenlijke band heeft met de overige daarvoor verantwoordelijke personen.
De rechtbank ziet, gelet op het ontbreken van documentatie, aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het daarnaast nog opleggen van een geldboete acht de rechtbank niet opportuun.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaar;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
één (1) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op twee jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.T. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. W.L. van der Bijl-de Jong en K.A. Baggerman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2015 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
een (grote) hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, althans een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 28 oktober 2015
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
(doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- ( een) ontmoeting(en) met zijn mededader(s) gehad, en/of
- telefonisch en/of via de email en/of via SMS contact onderhouden met zijn
mededader(s), en/of
- geld (ongeveer 10.000 euro) ontvangen, en/of
- zijn toegangspas tot de APM-terminal en/of de ECT-Delta terminal beschikbaar
gesteld, en/of
- zich en/of zijn mededader(s) met voornoemde toegangspas (onbevoegd) de
toegang verschaft tot het terrein van de APM- terminal en/of de ECT-Delta
terminal, en/of
- ( vervolgens) met een bestelauto het terrein van de APM-terminal en/of de
ECT-Delta terminal opgereden, en/of
- het zegel van container met nummer MEDU9000576 verbroken en/of de deuren van
die container geopend, en/of
- ( vervolgens) 17, althans één of meer, tassen met cocaïne, althans met een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, overgezet vanuit
die container in voornoemde bestelauto, en/of
- ( vervolgens) met die bestelauto een slagboom van het terrein kapot gereden
en/of (aldus) die tassen met cocaïne, althans met een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, weggevoerd, en/of
- een slijptol en/of een slijpschijven en/of lood en/of een accu pack en/of
een antenne en/of een hulpstuk van een slijptol voorhanden gehad en/of
gebruikt;
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom (van een bedrijfsterrein gelegen
aan de Europaweg 875), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan ECT Delta Terminal, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht