ECLI:NL:RBROT:2016:6724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
5215057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het belang bij voortzetting van de procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen AVS en [verweerder]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 juli 2016 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift met een tegenverzoek op 12 juli 2016. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juli 2016. De kantonrechter heeft vastgesteld dat AVS, een bedrijf dat elektrotechnische en telecommunicatieapparatuur verhandelt, op 22 april 2016 [verweerder] op staande voet heeft ontslagen. Dit ontslag volgde op een vaststellingsovereenkomst die op 29 februari 2016 was gesloten, waarin was afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2016 zou eindigen.

De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet op 22 april 2016 was geëindigd, maar op basis van de vaststellingsovereenkomst. Hierdoor bestaat er op dit moment geen arbeidsovereenkomst meer tussen partijen. De kantonrechter benadrukte dat zonder voldoende belang er geen rechtsvordering kan worden ingesteld. Daarom verzocht hij beide partijen om zich uiterlijk op 15 september 2016 uit te laten over het belang dat zij nog bij hun verzoeken hebben. De zaak is aangehouden tot deze datum, zodat partijen hun standpunten kunnen verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5215057-VZ VERZ 16-15532
uitspraak: 19 augustus 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
@ll Voltage Supply B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
verzoekster,
gemachtigde: mr. drs. R.M.T. van den Bosch te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam],
verweerder,
gemachtigde: mr. S.J. Nauta te Barendrecht.
Partijen worden hierna ‘AVS’ en ‘[verweerder]’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ontvangen op 4 juli 2016, van het verweerschrift, ontvangen op 12 juli 2016, waarin tevens een voorwaardelijk tegenverzoek is gedaan ex artikel 7:686 BW, en van de door beide partijen in het geding gebrachte producties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift vond plaats op 14 juli 2016 gelijktijdig met het eveneens op artikel 7:671b gestoelde verzoek tot voorwaardelijke ontbinding door AVS ingediende verzoekschrift tegen de echtgenote van [verweerder], mevrouw [M.] en de door [M.] en [verweerder] ingediende verzoeken ex artikel 7: 681 BW. Van het ter zitting verhandelde is proces verbaal opgemaakt.

2.Vaststaande feiten

Er wordt vooralsnog uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
AVS is een (groot)handel in elektrotechnische en telecommunicatieapparatuur en bij-behorende onderdelen.
2.2
[verweerder] ([geboortedatum]) is op 4 november 2004 in dienst getreden bij AVS. Zijn laatste functie was General Manager tegen een loon van € 6.500,00 bruto in de maand, exclusief emolumenten. [verweerder] is gehuwd met mevrouw [M.] die op 1 april 2008 bij AVS in dienst is getreden en laatstelijk werkzaam was als Hoofd Inkoop.
2.3
[verweerder] en AVS hebben op 29 februari 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden eindigt per 1 juni 2016
2.4
AVS heeft bij brief van 22 april 2016 [verweerder] op staande voet ontslagen.
2.5
Ook de echtgenote van [verweerder], mevrouw [M.], is op 22 april 2016 op gelijkluidende gronden op staande voet ontslagen.
2.6
[M.] en [verweerder] werken sedert 1 mei 2016 in loondienst bij Marilux, een bedrijf in Raamsdonksveer.
2.7
In een naast de voorliggende zaak onder zaaknummer 5078447 VZ VERZ 16-10479 lopende zaak verzoekt [verweerder] om vernietiging van het hem door AVS gegeven ontslag op staande voet en verzoekt hij voor recht te verklaren dat AVS gebonden is aan de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst van 29 februari 2016.
2.8
In bovengenoemde zaak zijn bij beschikking van 19 augustus 2016 de hiervoor genoemde verzoeken van [verweerder] toegewezen.

3.De (voorlopige) beoordeling

3.1
De uitspraak in de bovengenoemde procedure heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op 22 april 2016 is geëindigd met het ontslag op staande voet dat AVS op die dag aan [verweerder] gaf, maar per 1 juni 2016 op grond van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst van 29 februari 2016.
3.2
Op dit moment bestaat er geen arbeidsovereenkomst tussen partijen. Voor ontbinding daarvan op welke grond dan ook onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] onder welke benaming dan ook, bestaat op dit moment dan ook geen aanleiding. Dit wordt alleen anders indien hoger beroep wordt ingesteld in de andere zaak en het gerechtshof het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de opzegging in stand laat maar –anders dan de kantonrechter– oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst van 29 februari 2016 niet in stand gelaten kan worden. Alleen in dat geval bestaat er dan nog een arbeidsovereenkomst waarvan beide partijen in deze procedure de voorwaardelijke ontbinding kunnen verzoeken.
Echter, gezien het op 23 februari 2016 gewezen arrest van het hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2016:435), met name gelet op rechtsoverweging 16, moet het er thans voor gehouden worden dat het hof de arbeidsovereenkomst niet op een in het verleden liggend tijdstip kan doen eindigen (artikel 7:863 lid 6 BW). Dat zou tot gevolg hebben dat AVS in beginsel gehouden is het loon aan [verweerder] door te betalen tot aan het door het hof te bepalen toekomstig einde van de arbeidsovereenkomst. Het belang van AVS bij een dergelijke uitkomst is niet evident.
3.3
Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe. Om die reden verzoekt de kantonrechter beide partijen, nu bekend zijnde met de uitkomst in de andere procedure, zich bij akte uit te laten omtrent het belang die zij bij hun verzoeken in deze procedure nog menen te hebben.
3.4
De kantonrechter houdt de behandeling van deze zaak aan tot 15 september 2016. Hij verzoekt partijen om zich uiterlijk op die datum uit te laten omtrent het belang in de onderhavige procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter,
alvorens verder te beslissen,
houdt de zaak aan tot 15 september 2016;
verzoekt partijen uiterlijk op 15 september 2016 zich bij akte uit te laten welk belang zij bij hun verzoek menen te hebben.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terecht-zitting.
686