Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
- de akte van [eiser] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om de vraag of de eiser, die te laat het griffierecht had betaald, kon worden ontslagen van de instantie op basis van de hardheidsclausule. De eiser had het griffierecht pas op 4 januari 2016 voldaan, terwijl dit uiterlijk vier weken na de eerste zitting op 18 november 2015 had moeten gebeuren. De rechtbank oordeelde dat de menselijke fout van de advocaat van de eiser onvoldoende grond opleverde voor toepassing van de hardheidsclausule, ook al stemde de wederpartij in met voortzetting van de procedure. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat was om ervoor te zorgen dat de cliënt op de hoogte was van de betalingsverplichtingen en dat de communicatie adequaat was. De rechtbank besloot de eiser te ontslaan van de instantie en veroordeelde hem in de proceskosten van de gedaagde, die in totaal € 946,50 bedroegen. Het vonnis werd uitgesproken op 20 januari 2016.