ECLI:NL:RBROT:2016:6624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
C/10/502802 / KG RK 16-1079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof tot inroepen van huurbeding in kort geding met betrekking tot onroerende goederen na executieveiling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verlof vroeg om een huurbeding in te roepen. Dit huurbeding was opgenomen in een hypotheekakte en betreft onroerende goederen die op 17 februari 2016 openbaar zijn geveild. De veilingkoper, verzoekster, heeft de percelen verworven, maar kan volgens de wet geen verlof aanvragen om het huurbeding in te roepen, omdat zij niet de hypotheekhouder is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verlof enkel vereist is voor huurders van woonruimte waarop specifieke artikelen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Aangezien verzoekster niet de hypotheekhouder is, werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat verzoekster als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de verschenen verweerders moet worden veroordeeld, begroot op € 816,-. De beslissing is openbaar uitgesproken en de proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/502802 / KG RK 16-1079
Beschikking van de voorzieningenrechter van 11 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. R.A.A. Maat te Goes,
tegen
1. de stichting
[verweerder1],
kantoorhoudende te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR TOFAM,
kantoorhoudende te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
3.
[verweerder3]
[verweerder3],
wonende althans zaak doende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
4. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR SENS BEHEER,
kantoorhoudende te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
5. de stichting
STICHTING BEHEER EN EXPLOITATIE ACTIVA,
kantoorhoudende te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DVRG REAL ESTATE HOLDING B.V.,
voor opheffing van haar vestiging kantoorhoudende te Ooltgensplaat,
gemeente Goeree-Overflakkee,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
7.
[verweerder7]
[verweerder7],
wonende althans zaak doende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder8],
kantoorhoudend te [woonplaats] ,
niet verschenen,
9.
[verweerder9],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
10.
[verweerder10],
wonende althans gevestigd te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
11.
[verweerder11],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
12.
[verweerder12],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
13.
[verweerder13],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
14.
[verweerder14],
wonende te [woonplaats] ,
15.
[verweerder15],
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
wonende te [woonplaats] ,
16.
ALLE THANS ONBEKENDE BEWONERS C.Q. HUURDERS C.Q. ONBEKENDE GEBRUIKERS C.Q. ONBEKENDE ONDERHUURDERS EN/OF AL DIEGENEN DIE KRACHTENS ENIG RECHT VERBLIJVEN DAN WEL KANTOOR HOUDEN TE[adres] ,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna verzoekster en verweerders genoemd worden.

1.De feiten

1.1.
Op 17 februari 2016 heeft een openbare executieveiling plaatsgevonden van een aantal onroerende goederen (percelen grond, deels met bebouwing) op het terrein van [verzoekster] . In de notariële akte “
Bijzondere Veilingvoorwaarden [verzoekster]” de dato 15 januari 2016 staat onder meer, in artikel 5:
[…]
“g. De uitoefening van de in artikel 3:264 van het Burgerlijk Wetboek vermelde bevoegdheid wordt aan de koper overgelaten. De uitoefening van de bevoegdheid geschiedt voor rekening en risico van de koper.”
1.2.
Op 18 februari 2016 zijn deze percelen gegund aan verzoekster en verzoekster is eigenaar geworden van deze percelen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift d.d. 31 mei 2016,
  • de overgelegde producties,
  • de mondelinge behandeling d.d. 24 juni 2016,
  • het proces-verbaal van voormelde mondelinge behandeling (beslissing van de voorzieningenrechter tot aanhouding van de zaak, zoals was verzocht)
  • het verweerschrift, ingediend namens de verschenen verweerders
  • de nadere mondelinge behandeling d.d. 14 juli 2016.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof om het huurbeding, opgenomen in de bij het verzoekschrift overgelegde hypotheekakte, op grond van artikel 3:264 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in te roepen tegen voormelde verweerders.

4.Het verweer

4.1.
De verschenen verweerders verzetten zich tegen verlening van het verlof.

5.De beoordeling

5.1.
Een in de hypotheekakte opgenomen huurbeding ontneemt aan de hypotheekhouder zijn bevoegdheid om het goed te verhuren of te verpachten zonder toestemming van de hypotheekhouder. Over het verlof van de voorzieningenrechter om het huurbeding in te mogen roepen bepaalt artikel 3:264, lid 5 BW:
“5. Voor zover een beroep op een beding tot gevolg zal hebben dat de huurder van woonruimte, waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn, moet ontruimen, kan het beding slechts worden ingeroepen nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank daartoe op verzoek van de hypotheekhouder verlof heeft verleend. Het verlof is niet vereist ten aanzien van een huurovereenkomst met vernietiging waarvan de huurder schriftelijk heeft ingestemd of die is tot stand gekomen na de bekendmaking, bedoeld in artikel 516 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.”
5.2.
Verlof van de voorzieningenrechter is blijkens voorgaande wetsbepaling (slechts) vereist voor zover het gaat om een “huurder van woonruimte, waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn.” Voormeld lid 5 bepaalt voorts, uitdrukkelijk, dat het verzoek door de hypotheekhouder dient te worden gedaan. Verzoekster is niet de hypotheekhouder, maar de veilingkoopster. De veilingkoopster kan onderhavig verzoek niet doen. Ook uit art. 549 lid 3 Rv blijkt niet van de mogelijkheid dat de veilingkoopster het verlof zou kunnen aanvragen (zie ook: Asser/Van Mierlo & Van Velten 3-VI 2010/363). Daarom zal ook het verzoek, voor zover gericht tegen een “huurder van woonruimte, waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn” niet-ontvankelijk verklaard worden.
5.3.
Voor zover het verzoek niet is gericht tegen een “huurder van woonruimte, waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn,” maar tegen een verweerder die een dergelijke hoedanigheid niet bezit, miskent het dat ten aanzien van hen verlof van de voorzieningenrechter niet vereist is. Verzoekster, als koopster op een openbare executieveiling, heeft van rechtswege de bevoegdheid om hen die deze hoedanigheid niet bezitten te doen ontruimen, voor zover zij zich mochten bevinden op de door verzoekster verworven percelen.
Het verzoek zal daarom eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het is gericht tegen hen die niet de hoedanigheid bezitten van “huurder van woonruimte, waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn.”
5.4.
Verzoekster zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de verschenen verweerders. Deze kosten worden begroot op € 816,- aan salaris advocaat. De voorzieningenrechter knoopt voor het tarief in deze procedure (kort geding rekest) aan bij het standaard tarief voor een (dagvaardings-) kort gedingprocedure volgens de Liquidatietarieven.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter,
6.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoeken tot verlening van verlof om het huurbeding in te mogen roepen;
6.2.
wijst het meer of anders door verzoekster verzochte af;
6.3.
veroordeelt verzoekster in de proceskosten van de verschenen verweerders, tot op heden begroot op € 816,-;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2016.
676/2517