ECLI:NL:RBROT:2016:6618
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met nieuw strafbaar feit
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2016 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden had gekregen, zou aanvankelijk op 9 maart 2017 in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Echter, door een nieuw strafbaar feit, gepleegd op 10 mei 2014, en een daaropvolgende veroordeling door de politierechter op 22 juni 2016, werd deze datum uitgesteld. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie, die om een uitstel van 180 dagen vroeg, ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsvrouw, die pleitte voor een tweede kans voor de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich ernstig heeft misdragen door opnieuw in de fout te gaan, wat leidde tot de beslissing om de vordering tot uitstel integraal toe te wijzen. De rechtbank heeft bepaald dat de voorwaardelijke invrijheidstelling met 180 dagen wordt uitgesteld.