ECLI:NL:RBROT:2016:6465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
18 augustus 2016
Zaaknummer
10/960282-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak in mega zaak Dagger over invoer cocaïne uit Zuid-Amerika

Op 29 januari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de invoer van cocaïne uit Zuid-Amerika, in het bijzonder Colombia. De zaak, bekend als de mega zaak Dagger, betreft een uitgebreid onderzoek naar een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van grote hoeveelheden cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende momenten en locaties betrokken was bij de voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, waaronder het regelen van transporten en het onderhouden van contacten met medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de impact van drugshandel op de samenleving. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/960282-12
Datum uitspraak: 29 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
Raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2015, 29 oktober 2015, 2 november 2015, 3 november 2015, 5 november 2015, 6 november 2015, 10 november 2015 en 20 november 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd en zoals deze (vervolgens) op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd.
De tekst van de nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. J. Patist en M. van Solingen hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 11 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 12 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren met aftrek van voorarrest.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

Start van het onderzoek

Op 7 december 2012 ontving het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC), door tussenkomst van een in Nederland gestationeerde Liaison Officer, schriftelijk informatie van buitenlandse opsporingsautoriteiten, onder andere inhoudende dat [verdachte] samen met andere personen, onder wie [medeverdachte 1] , via een bedrijf genaamd [bedrijf 1] betrokken is bij de invoer van cocaïne in Nederland. De informatie was afkomstig van een verdragsland. Naar aanleiding van deze informatie werd onder leiding van het Landelijk Parket onder de naam Dagger een onderzoek gestart.
Verweer [verdachte] ten aanzien van de start van het onderzoek
De verdediging van [verdachte] gaat ervan uit dat de in het proces-verbaal van 7 december 2012 omschreven informatie afkomstig was uit Nederland, maar dat deze informatie bewust tot informatie uit een verdragsland (België) is getransformeerd. Aldus werd het vertrouwensbeginsel van toepassing en kon de anders noodzakelijke betrouwbaarheids- en rechtmatigheidstoets worden omzeild. Vervolgens zijn op basis van de met deze U-bocht verkregen informatie (ten onrechte) BOB-middelen ingezet tegen [verdachte] , waaronder een observatie op 11 december 2012 en een doorzoeking van diens auto op 13 december 2012.
Naar het oordeel van de rechtbank is de suggestie dat politie en justitie welbewust een U‑bochtconstructie hebben opgezet, onvoldoende onderbouwd. Uit de (door de verdediging aangehaalde) omstandigheid dat Nederland, zoals blijkt uit deeldossier Salmone, de Belgische autoriteiten de in dossier Salmone genoemde informatie heeft verstrekt, volgt niet dat (ook) de startinformatie zoals verwoord in het proces-verbaal van 7 december 2012 uit Nederland afkomstig is. Dit laatste kan evenmin worden afgeleid uit de omstandigheid dat het openbaar ministerie in zijn requisitoir ten aanzien van zaaksdossier Antwerpen tot de conclusie komt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich hebben schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen door – kort gezegd – telkens transport te regelen (en dat deze conclusie van het openbaar ministerie aansluit bij de startinformatie van het proces-verbaal van 7 december 2012). Nu er ook overigens geen aanwijzingen zijn dat van de door de verdediging gestelde opzet en constructie sprake zou zijn geweest, kan het beroep daarop niet slagen.
Ten aanzien van de doorzoeking van diens auto op 13 december 2012 heeft [verdachte] voorts gesteld dat het openbaar ministerie zich als formele aanleiding daarvoor heeft beroepen op een verplichte DNA-afname, maar dat dit slechts een dekmantel was.
Van een dekmantel was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. [verdachte] werd inderdaad (zie proces-verbaal 30-231472, opgenomen in het methodieken-proces-verbaal van [verdachte] ) op donderdag 13 december 2012 aangehouden omdat hij gesignaleerd stond in verband met het feit dat hij zich op 18 januari 2012 niet had gemeld voor afgifte van zijn DNA. Vervolgens wordt in dat proces-verbaal echter vermeld dat een doorzoeking werd verricht op basis van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering, dit omdat [verdachte] verdacht werd van overtreding van de Opiumwet. Van enige onregelmatigheid was derhalve geen sprake. Het beroep wordt verworpen.

5.Waardering van het bewijs

De verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 4, 7, 9, 11 en 12. Voor de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 8 en 10 zal een bewezenverklaring volgen. De rechtbank zal deze beslissingen hierna in de volgorde van de tenlastelegging nader motiveren.
Ten aanzien van feit 1 (Santa Marta)
In zaaksdossier Santa Marta is onderzoek gedaan naar het voorbereiden van de invoer van een (grote) partij cocaïne vanuit Santa Marta, Colombia, naar Nederland in de periode van 11 januari 2013 tot en met 15 mei 2013. De beoogde invoer zou plaatsvinden door middel van containers met als deklading fruit en wel per boot via de Westerschelde naar de haven van Antwerpen.
Algemeen
Op 23 mei 2013 controleert de Belgische douane op verzoek van de Federale Gerechtelijke Politie te Antwerpen de inhoud van twee containers die op 10 mei 2013 te Santa Marta, Colombia, werden geladen op het zeeschip MV [bedrijf 11] Best en die op 21 mei 2013 in Antwerpen werden gelost. De Bill of Lading vermeldt als afzender het bedrijf [bedrijf 2] uit Santa Marta, Colombia; de geadresseerde is het bedrijf [bedrijf 18] te München en de beide containers zouden elk 20 pallets met 960 dozen ananas bevatten. Vastgesteld wordt dat de dozen met ananas telkens voor slechts tweederde gevuld waren en dat in beide containers geen temperatuurcontroleblokjes te vinden zijn. Volgens het opschrift van de dozen ananas werden zij geïmporteerd door het bedrijf [bedrijf 4] . Aangezien zich op 20 juni 2013 nog altijd niemand had gemeld om de lading ananas uit bovengenoemde containers te halen, is door de Belgische autoriteiten besloten de lading te vernietigen.
Gegevens met betrekking tot de hierboven genoemde bedrijven [bedrijf 2] , [bedrijf 18] en [bedrijf 4] werden door verdachten telefonisch, per SMS of via chatberichten aan elkaar doorgegeven. Voorts is sprake van tapgesprekken, waaruit kan worden afgeleid dat als gevolg van – kort gezegd – extra externe beveiliging en een dreigende inval is besloten de containers op 10 mei 2013 met alleen het fruit als lading te laten vertrekken. In tapgesprekken van later datum wordt vanuit Nederland bij de in Santa Marta verblijvende contactpersoon [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) telkens geïnformeerd of het spul niet gestolen is. Men vertrouwt het niet en dreigt [medeverdachte 2] dat hij met bewijzen moet komen dat het waar is dat hun contactpersoon in Colombia (“compadre”) door de Colombiaanse politie is opgepakt.
Via DHL werd vanuit Santa Marta een Colombiaanse krant van 17 mei 2013 verstuurd naar het verblijfadres van [medeverdachte 2] in Nederland. In deze krant stond een bericht over de inbeslagname van 80 kilo cocaïne en de aanhouding van twee Colombiaanse mannen.
Hetgeen voortvloeit uit taps, observaties en in beslag genomen voorwerpen
Ontmoeting Kralingse Bos
Op 11 januari 2013 heeft er een ontmoeting plaatsgevonden in het Kralingse Bos in Rotterdam. Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] ontmoetten daar vijf mannen, te weten: [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 8] was ook in de buurt aanwezig, maar niet is gebleken dat hij aan de bespreking heeft deelgenomen.
[medeverdachte 3] naar Santa Marta
Op 16 januari 2013 is [medeverdachte 3] naar Santa Marta gereisd, waar hij tot 23 januari 2013 heeft verbleven. De reis werd geregeld en geboekt door [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] heeft over deze reis verklaard dat hij naar Santa Marta ging als intermediair. De dag voor zijn vertrek, 15 januari 2013, had [medeverdachte 3] nog op kantoor gezeten en duidelijke afspraken gemaakt, onder andere met [verdachte] .
Tijdens zijn verblijf in Santa Marta had [medeverdachte 3] regelmatig telefonisch contact met [medeverdachte 8] en werden er bedrijfs- en e-mailgegevens uitgewisseld per SMS. [medeverdachte 8] gaf aan [medeverdachte 3] het e‑mailadres [emailadres 1] door en zei dat hij omgekeerd het e-mailadres van de mensen in Colombia nodig had. [medeverdachte 3] stuurde op zijn beurt aan [medeverdachte 8] het mailadres en de website van het Colombiaanse bedrijf [bedrijf 2] . In een ander gesprek vertelde [medeverdachte 8] aan [medeverdachte 3] dat de opdracht naar het adres [emailadres 2] (de rechtbank begrijpt: [bedrijf 4] ) moest, met een CC’tje naar het eerder genoemde adres van [bedrijf 5] . In een telefoongesprek van 19 januari 2013 vroeg [medeverdachte 8] aan [medeverdachte 3] om twee extra zegels te organiseren met dezelfde nummers.
Uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] op 21 januari 2013 volgt dat men in Colombia, anders dan men kennelijk had verwacht, de
officiëlegoederen (de rechtbank begrijpt: de deklading) niet op voorraad had en men die nog moest gaan regelen. [verdachte] had het in dit kader in een tapgesprek met [medeverdachte 3] van 22 januari 2013 over “het fruit” dat pas over twee weken klaar zou zijn. Tussendoor werd telefonisch gesproken over “de kleine” die teveel zou praten en dat dit levensgevaarlijk is.
Ten tijde van [medeverdachte 3] verblijf in Santa Marta bevond zich daar ook [medeverdachte 2] . Beiden logeerden in hetzelfde hotel. De Colombiaanse politie heeft vastgesteld dat [medeverdachte 3] tijdens zijn verblijf in Colombia daadwerkelijk contact heeft gehad met [medeverdachte 2] . Na terugkomst van [medeverdachte 3] in Nederland bleek dat het bij hem in gebruik zijnde Colombiaanse nummer (eindigend op *7972) in gebruik is gebleven en wel bij [medeverdachte 2] .
Op 1 februari 2013 belde [medeverdachte 3] met zijn broer [betrokkene 1] en spraken zij onder andere over [medeverdachte 3] reis naar Colombia. [medeverdachte 3] vertelde zijn broer in dit gesprek dat het over heel wat investering ging, dat de transportlijnen gingen veranderen, dat ze naar een andere reder moesten, enz. [betrokkene 1] waarschuwde [medeverdachte 3] dat hij niet teveel moest vertellen over deze lijn en niet in details moest gaan.
Betalingen
In de periode dat [medeverdachte 2] in Santa Marta verbleef (van medio januari 2013 tot eind mei 2013) had hij regelmatig telefonisch contact met [medeverdachte 7] .
Op 26 januari 2013 vertelde [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] dat een man en een vrouw naar Santa Marta zouden komen, waarbij de vrouw als tolk zou fungeren voor hun compagnon. [medeverdachte 7] vertelde dat de man en de vrouw onder andere zouden komen om geld te brengen voor de bestelling. Op 4 februari 2013 zijn de man en de vrouw in Santa Marta aangekomen. De Colombiaanse autoriteiten hebben hen geïdentificeerd als [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] . Laatstgenoemde is de partner van [medeverdachte 6] . Op 12 februari 2013 belt een Spaans sprekende vrouw met het telefoonnummer van [medeverdachte 7] naar Colombia en wordt er gesproken met Compadre/Julio. In dit telefoongesprek refereert de vrouw aan het bezoek van haar en ‘de Nederlandse blonde jongen’, een week eerder. Ook de blonde jongen (vermoedelijk: [medeverdachte 9] ) komt nog even aan de telefoon en vertelt in het Engels aan Julio dat “de 20 euro” erg belangrijk is.
Uit telefoongesprekken met [medeverdachte 2] op 19 en 20 februari 2013 komt naar voren dat er een bedrag van 630 (duizend?) is betaald en daarnaast nog 20 voor fruit. Op een later moment is er nog eens 150 betaald, te weten: 147 voor een bestelling van 14 extra stuks/poppetjes (waarmee het totaal kwam op 74 stuks); de resterende 3 waren voor [medeverdachte 2] , compadre en mogelijk anderen om van te eten. De rechtbank leidt hieruit af dat 14 stuks/poppetjes samen 147 kostten hetgeen zou inhouden dat de prijs per stuk 10,5 bedroeg. Dit strookt met het eerdere bedrag van 630 voor de eerder bestelde hoeveelheid van 60 stuks. Uit een tapgesprek tussen een Spaans sprekende vrouw en een Colombiaanse compadre (tapgesprek 84/18 d.d. 10 mei 2013) volgt dat er – naast geld voor de bestelling – geld werd betaald aan ‘vrienden van politieagenten’.
Geld werd niet alleen vanuit Nederland naar Colombia overgebracht door daar mensen naartoe te sturen, maar ook door middel van underground banking. Dit volgt uit een telefoongesprek van 19 februari 2013 waarbij [medeverdachte 2] / [medeverdachte 2] werd gebeld door het Nederlandse mobiele nummer eindigend op [telefoonnummer 8] . [medeverdachte 2] wordt gevraagd of hij een pesos biljet heeft met nummers erop. [medeverdachte 2] moet de nummers doorgeven aan de beller uit Nederland. De beller zal dat nummer dan doorgeven aan de jongens en dan kan [medeverdachte 2] het geld ophalen. Verder moet [medeverdachte 2] nog iets op het biljet schrijven dat hij alleen weet. [medeverdachte 2] moet dan het biljet aan de jongen geven die het geld heeft.
Een tweede bedrijf: [bedrijf 18] voor de communicatie / Bill of Lading
Zoals hierboven onder het kopje “ [medeverdachte 3] naar Santa Marta” omschreven, was het aanvankelijk de bedoeling dat de opdracht naar [bedrijf 4] zou worden gezonden. In een telefoongesprek van 15 maart 2013 vertelt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 2] dat men niet meer moet mailen met het bedrijf waar men thans mee mailt. [medeverdachte 2] moet het nieuwe bedrijf opschrijven en men moet de mail naar het nieuwe bedrijf sturen. [medeverdachte 6] spelt: [emailadres 3] . [medeverdachte 2] moet dit mailadres aan [betrokkene 2] (de man achter [bedrijf 2] ) doorgeven.
Op 1 april 2013 vindt er een telefoongesprek plaats, aanvankelijk tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] . Tijdens dit gesprek is [medeverdachte 2] in gezelschap van eerder genoemde [betrokkene 2] . Een deel van het gesprek vindt vervolgens plaats tussen [medeverdachte 6] en [betrokkene 2] , al dan niet door tussenkomst van de Spaans sprekende partner van [medeverdachte 6] : medeverdachte [medeverdachte 10] . In dit telefoongesprek verwijst [medeverdachte 6] naar hetgeen eerder is afgesproken (toen zijn mensen in Santa Marta waren), te weten: dat de truc is dat de bestelling/het fruit naar het eerste bedrijf moet worden gestuurd en dat met het tweede bedrijf de communicatie moet plaatsvinden en dat daar ook de Bill of Lading naartoe gestuurd moet worden.
[verdachte] naar Santa Marta
Uit tapgesprekken vanaf medio april 2013 tussen [medeverdachte 7] (sprekend namens “de groep”) en [medeverdachte 2] volgt dat “de groep” vindt dat het allemaal te lang duurt. Enkele keren vertelt [medeverdachte 7] dat hij tijdens het gesprek aanwezig is bij de groep. Tijdens een gesprek op 13 april 2013 wordt op de achtergrond gehoord dat [medeverdachte 6] aan het schreeuwen is en neemt [medeverdachte 6] het gesprek met [medeverdachte 2] uiteindelijk over.
In bedoelde gesprekken wordt gezegd dat de groep van mening is dat [betrokkene 2] problemen maakt en dat [betrokkene 2] nog tot vrijdag 20 april 2013 de tijd krijgt om “de boeking te sturen”. Zo niet, dan stopt de groep ermee en gaat de groep met een ander bedrijf werken. In een gesprek op 15 april 2013 zegt [medeverdachte 6] in dit verband dat zijn vrouw (medeverdachte [medeverdachte 10] ) al genoeg met hem (lees: met [betrokkene 2] ) heeft gebeld.
Op 19 april 2013 vertelt [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] dat de groep rechtstreeks met compadre en met [betrokkene 2] zal bellen en dat “de eigenaar van het nieuwe bedrijf” (dit blijkt later [verdachte] te zijn) naar Colombia komt om alles te regelen. [medeverdachte 6] vraagt [medeverdachte 2] in een ander telefoongesprek van 19 april 2013 om de man ( [verdachte] ) op te halen van het vliegveld. Op 22 april 2013 geeft [medeverdachte 6] [medeverdachte 2] de opdracht om [verdachte] de volgende ochtend bij het ontbijt in diens hotel Sana Plus te ontmoeten. [medeverdachte 2] moet Compadre en [betrokkene 2] meenemen. Gomes moet [verdachte] meenemen naar het kantoor van [betrokkene 2] en hij moet doen wat [verdachte] zegt.
In een telefoongesprek tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] van 30 april 2013 vraagt [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 2] of het feest de volgende dag (1 mei 2013) doorgaat. Uit een gesprek van 2 mei 2013 tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] volgt dat het op 1 mei 2013 toch niet is doorgegaan. [verdachte] zegt hierover in een telefoongesprek met [medeverdachte 1] op 3 mei 2013 dat er beestjes in de lading waren gevonden.
In een telefoongesprek op woensdag 8 mei 2013 bevestigt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 7] dat het feest donderdag 9 mei 2013 zal zijn en dat alles OK is.
Uit telefoongesprekken van 10 mei 2013 tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] en tussen [medeverdachte 7] en “Compadre” volgt dat het op 9 mei 2013 wederom niet is doorgegaan. Compadre vertelt dat er de avond ervoor een groot probleem was. Bijna was alles verloren, maar er is niets verloren gegaan. Men had er externe beveiliging bovenop gezet. De dingen zullen vandaag (10 mei 2013) leeg vertrekken,
alleen met het fruit. In een ander gesprek op 10 mei 2013 tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] wordt Gomes gevraagd om de Compadre aan de lijn te geven. Compadre legt vervolgens uit dat er een ander soort politie was want er zijn wel vijf soorten politie, onder andere de DEA. Compadre vertelt dat, als zij de avond ervoor hadden besloten om het te doen, de jongens dan op dit moment zouden vastzitten en dat men de dingen dan kwijt zou zijn.
Op 13 mei 2013 is [verdachte] naar Nederland teruggereisd waar hij op 14 mei 2013 is aangekomen.
De nasleep
Op 15 mei 2013 zijn in Colombia twee personen aangehouden waarbij onder een van hen cocaïne in beslag is genomen. Zoals hierboven onder het kopje “Algemeen” vermeld, heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 7] verteld dat hun compadre is opgepakt. [medeverdachte 7] gelooft dit niet en wil hiervan bewijs zien op papier. Kennelijk in verband hiermee is er vanuit Santa Marta een krant opgestuurd naar het verblijfadres van [medeverdachte 2] in Nederland waarin een artikel stond over de bewuste aanhouding.
Tussenconclusie
Op basis van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat er tussen (telkens twee of meer van de) verdachten [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van een partij cocaïne.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachten in hun telefonische contacten niet spraken over legale zaken, maar zich veelal bedienden van versluierd taalgebruik. In het dossier zijn duidelijke aanwijzingen te vinden dat de gesprekken over drugs gingen (bijvoorbeeld: de uitleg vanuit Colombia over een ander soort politie “zoals de DEA”, of het als bewijs naar Nederland sturen van een krantenartikel over de aanhouding van personen in Colombia en de inbeslagneming van een partij cocaïne). Het ligt voorts niet voor de hand dat in totaal vijf personen vanuit Nederland naar Colombia zouden afreizen om daar ter plaatse hun zaken te regelen ten behoeve van legale handel.
Ten aanzien van [verdachte] geldt dat er geen verweren naar voren zijn gebracht die specifiek betrekking hebben op zaaksdossier Santa Marta.
Rolverdeling
Ten aanzien van ieders rol in de samenwerking is de rechtbank tot de volgende conclusie gekomen:
[verdachte] en [medeverdachte 8] regelden het transport. In dit kader is [verdachte] op enig moment zelfs naar Colombia afgereisd. In een eerder stadium is ook [medeverdachte 3] een week naar Santa Marta gegaan. [medeverdachte 3] kreeg zijn instructies van [medeverdachte 8] en had in Santa Marta contact met [medeverdachte 2] , die op zijn beurt contact onderhield met een of meer compadres en met [betrokkene 2] .
[medeverdachte 6] maakte deel uit van een groep die kennelijk in een partij cocaïne had geïnvesteerd. Namens deze groep bevond [medeverdachte 2] zich in Santa Marta. [medeverdachte 2] werd vanuit Nederland aangestuurd door [medeverdachte 7] en soms rechtstreeks door [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 10] is eveneens afgereisd naar Santa Marta, onder andere om een geldbedrag aan [medeverdachte 2] te overhandigen ten behoeve van ‘de bestelling’ en om uitleg en instructies te geven. Zij heeft daarnaast zowel in Santa Marta als telefonisch vanuit Nederland als tolk gefungeerd.
Ten aanzien van feiten 2 en 3 (Iveco)
Algemeen
In zaaksdossier Iveco is onderzoek gedaan naar de invoer en het transport van een partij cocaïne die was verstopt in een container met een lading artisjokken. Deze container (met nummer: SUDU 7577884) kwam vanuit Peru op 19 januari 2013 per boot aan in de haven van Antwerpen en was bestemd voor een bedrijf in Bree (België). Nadat een chauffeur in opdracht van dat bedrijf op 21 januari 2013 de container in de haven had opgehaald en met de container onderweg was om deze af te leveren bij het bedrijf, is hij nabij de afslag Genk/Opglabbeek van de autosnelweg A2 in België, overvallen. Daarbij werd gebruik gemaakt van vuurwapens en werd de chauffeur een korte tijd van zijn vrijheid beroofd. In de tussentijd zijn uit de container één of meer pakketten weggenomen. Naderhand bleek een partij van plm. 110 kilo vermoedelijk cocaïne in de container te liggen.
Het dossier bevat de resultaten van een groot aantal onderzoekshandelingen, zowel in Nederland als in België: tapgesprekken, pinggesprekken, historische gegevens van telefoonverkeer, observaties, verklaringen van verdachten en getuigen, forensisch-technisch onderzoek, doorzoekingen etcetera.
Op basis van deze onderzoeksresultaten heeft de rechtbank de toedracht van de feiten vastgesteld als volgt.
Huren trekker
[medeverdachte 1] heeft op donderdag 17 januari 2013 bij een verhuurbedrijf een trekker (merk Iveco, [kenteken 1] ) gehuurd. Deze trekker is die dag door [medeverdachte 13] bij het verhuurbedrijf opgehaald. (p. 115-17). [medeverdachte 13] vertelt daarna aan een kennis dat hij maandag een rit naar Antwerpen heeft en daar “vijftien” voor krijgt (p. 25).
Voorbespreking
Op zondagavond 20 januari 2013 vindt een bespreking plaats in het kantoorpand van [bedrijf 1] . [medeverdachte 11] en [verdachte] spreken af dat zij die avond alles zullen doornemen. [medeverdachte 11] is er rond 20.00 uur (p. 145). [medeverdachte 13] is in opdracht van [verdachte] (p.32) ook aanwezig “om het werk van de komende week te bespreken” (p.33). [medeverdachte 13] zegt rond 21.00 uur in een tapgesprek tegen een kennis dat [verdachte] in bespreking zit, dat [medeverdachte 1] er nog niet is en dat “de gasten van de beveiliging ook nog onderweg zijn” (p. 148). [medeverdachte 8] is eveneens bij [bedrijf 1] aanwezig en belt [medeverdachte 1] met de vraag waar hij blijft, [medeverdachte 1] is er dan bijna (p. 783/784) en maakt vervolgens de papieren in orde (p. 150). [medeverdachte 12] arriveert kort na 22.00 uur (p. 997).
De telefoonnummers die [medeverdachte 11] en [medeverdachte 13] en twee andere, onbekend gebleven personen de volgende dag zouden gebruiken ( [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] ), werden kort vóór deze bespreking zeer kort na elkaar opgewaardeerd waarbij gebruik werd gemaakt van één en dezelfde zendmast. Deze zendmast is gelegen nabij de woning van [medeverdachte 11] (p. 880). [medeverdachte 11] heeft zijn stem herkend op tapgesprekken die met [telefoonnummer 1] zijn gevoerd (p. 1653 en 1656).
[medeverdachte 13] wacht in Antwerpen
[medeverdachte 13] vertrekt tegen 04.00 uur met de trekker naar Antwerpen. Hem wordt dan door [medeverdachte 1] nog eens op het hart gedrukt dat hij niet moet bellen (p. 155). Tegen 06.00 uur wordt de telefoon van [medeverdachte 13] voor het eerst gepeild bij de containerterminal (p. 393). [medeverdachte 13] heeft dan contact met [medeverdachte 11] en met [telefoonnummer 4] . Ook [medeverdachte 8] heeft contact met [medeverdachte 11] : hij geeft het nummer door waarop hij bereikbaar is (p.157). [medeverdachte 13] blijft de hele dag in de buurt van de containerterminal staan.
[medeverdachte 13] gaat tevergeefs de terminal op
Vanaf plm. 15.30 uur heeft [medeverdachte 13] kort achter elkaar een aantal keer contact met de telefoonnummers [telefoonnummer 3] , [telefoonnummer 4] en het kantoor van [bedrijf 1] (p. 393/394). Ook [medeverdachte 11] heeft dan in kort tijdsbestek enkele keren contact met [telefoonnummer 4] , welk nummer op dat moment in Roosendaal is (p. 886/887). Om 15.53 uur is [medeverdachte 13] de terminal opgereden (p. 161). [medeverdachte 11] belt vervolgens naar [medeverdachte 8] en [verdachte] en vraagt [verdachte] om aan de chauffeur de gegevens door te geven die nodig zijn om een pas te krijgen voor het ophalen van de container (p. 174). [verdachte] zal de chauffeur bellen. Even later vertelt [verdachte] aan [medeverdachte 11] : “hij
(de rechtbank begrijpt: de container die [medeverdachte 13] moest ophalen)staat op een ander”(p. 177).
[medeverdachte 13] rijdt achter de container aan
Kort daarna rijden twee personenauto’s van het merk Audi (met kentekens [kenteken 2] en [kenteken 3] ) bij Bergen op Zoom met hoge snelheid in de richting van de Belgische grens (p. 178). Later is vastgesteld dat inzittenden van deze auto’s gebruik maakten van telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] en dat deze telefoonnummers die dag vanaf plm. 06.15 uur onder het bereik van dezelfde zendmast in Roosendaal waren. Aan [telefoonnummer 5] werd door een onbekend gebleven persoon het containernummer en later het telefoonnummer van [medeverdachte 13] doorgegeven (p. 887 en 889).
Om 16.15 uur rijdt [medeverdachte 13] met zijn trekker van het terminalterrein af; hij rijdt dan vlak achter een trekker met oplegger waarop twee containers staan en blijft deze trekker gedurende ongeveer anderhalf uur op de snelweg volgen (p. 162). Later blijkt de achterste container nummer SUDU 757784 te betreffen. Als [medeverdachte 13] eenmaal onderweg is, neemt [telefoonnummer 5] voor het eerst contact met hem op (p. 394).
Een uur nadat de Belgische trekker van de terminal in Antwerpen was vertrokken, voegden de hiervoor bedoelde Audi’s in achter de trekker van [medeverdachte 13] die dus nog steeds achter de Belgische trekker reed. Daarbij was ook de door [medeverdachte 12] gehuurde Peugeot met kenteken [kenteken 4] . Toen de Belgische chauffeur omstreeks 17.45 uur de afslag Genk/Opglabbeek nam, volgden de door [medeverdachte 13] bestuurde trekker, de Audi’s en de Peugeot hem (p. 162). Uit het onderzoek naar het telefoonverkeer is gebleken dat [medeverdachte 13] , de gebruikers van [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] (inzittenden van de Audi’s) en [medeverdachte 12] gedurende de verplaatsing vanaf Antwerpen tot aan de plaats van de overval veelvuldig telefonisch contact hebben gehad, hetzij met elkaar, hetzij met derden.
De overval op de Belgische vrachtwagen
Kort na de afslag moest de chauffeur van de Belgische vrachtwagen ineens stoppen omdat de trekker van [medeverdachte 13] de doorgang naar een rotonde blokkeerde. Er stapte een man bij de chauffeur in de cabine. De man zei tegen hem dat ze iets uit zijn container moesten hebben en dat in de volgauto’s wapens waren. De chauffeur moest van de man verder rijden en zag dat toen vanuit een Audi op zijn vrachtwagen werd geschoten. Nadat de vrachtwagen was stil gezet, moest de chauffeur zijn telefoon en rijbewijs afgeven. Uit de container werd een pakket gehaald en meegenomen (getuige [getuige 1] , p. 482/483). Een getuige heeft gezien dat drie auto’s bij de overval betrokken waren waaronder vermoedelijk twee Audi’s. Van de derde auto maakte getuige een foto (p. 246/247). Dit bleek de door [medeverdachte 12] gehuurde Peugeot te zijn (p. 242). Bij forensisch-technisch onderzoek is vastgesteld dat er zeven keer op de vrachtwagen is gevuurd met een (semi-) automatisch vuurwapen (p. 521 en 657).
110 kilo cocaïne in container
Bij onderzoek in container SUDU 757784 heeft de politie twee sporttassen aangetroffen. In deze tassen zaten in totaal 104 in folie verpakte pakjes met poeder. Van enkele pakjes werden monsters genomen en een indicatieve MMC-test gaf aan dat het cocaïne betrof (p. 258-262). Anders dan door een aantal raadslieden is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat ondanks het ontbreken van een lab-rapport de conclusie gerechtvaardigd is dat het inderdaad om cocaïne ging. Voor deze conclusie acht de rechtbank de uitslag van de MMC-test relevant in samenhang met de wijze van verpakking en het feit dat de container waarin de pakjes waren verborgen afkomstig was uit Peru, in welk land cocaïne wordt geproduceerd. Voorts acht de rechtbank van belang dat in andere zaaksdossiers van het onderzoek-Dagger waarin verdovende middelen in beslag werden genomen bij onderzoek in een laboratorium bleek dat deze middelen cocaïne bevatten.
Niettemin levert het feit dat de monsters bij de politie zijn zoekgeraakt en er (thans) geen contra-expertise van deze monsters mogelijk is, een onherstelbaar vormverzuim op. De rechtbank volstaat met de enkele constatering daarvan, nu de verdachte door het verzuim geen wezenlijk nadeel heeft ondervonden.
Na de overval
Kort na de overval belt [medeverdachte 13] naar [bedrijf 1] om door te geven dat [verdachte] “de andere kant” moet bellen omdat er politie onderweg is. [medeverdachte 1] zal de boodschap aan [verdachte] overbrengen (p. 180). [medeverdachte 13] rijdt dan via Antwerpen terug naar Rotterdam. [medeverdachte 11] laat [medeverdachte 8] en [verdachte] weten dat, zodra [medeverdachte 13] terug is, zijn telefoon moet worden weggegooid (p. 181). [medeverdachte 1] zegt dat ook nog eens tegen [medeverdachte 13] maar die heeft dat al gedaan (p. 185).
[medeverdachte 11] spreekt vervolgens met [verdachte] af dat zij elkaar om 20.00 uur in de sportschool zullen treffen (p. 893). Kort daarna arriveert [medeverdachte 13] bij het kantoor van [bedrijf 1] . Even later gaan achtereenvolgens [medeverdachte 8] , [medeverdachte 13] en [verdachte] bij het kantoor van [bedrijf 1] naar binnen (p. 163).
[medeverdachte 12] rijdt met de Peugeot eveneens terug naar Nederland. Hij heeft onderweg telefonisch contact met zijn partner en rijdt naar Pijnacker waar zij samen wonen (p. 894).
De Audi’s die bij de overval zijn betrokken, worden later die avond uitgebrand aangetroffen. De één in Stein, de ander in Ulvenhout. Deze auto’s blijken gestolen en voorzien van eveneens gestolen kentekenplaten. In een van de Audi’s treft de politie een mobiele telefoon aan (p. 810). Deze telefoon heeft nummer [telefoonnummer 5] (p. 903).
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 13] haar de volgende dag heeft verteld dat ‘ze’ de container waren gevolgd en de wagen hadden klemgezet, waarbij wapens waren gebruikt. Nadat de lading was gepakt, waren ze doorgereden (p. 1213). Enkele weken eerder, toen [medeverdachte 13] ook naar Antwerpen ging om een container op te halen, had [medeverdachte 13] haar verteld dat hij daar 10.000 euro voor zou krijgen en dat hij een telefoon meekreeg die hij na afloop moest weggooien (p. 1212).
Verweren en conclusies
Op basis van het voorgaande in combinatie met de bijgevoegde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de volgende conclusies. Tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 12] is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de (verlengde) invoer van cocaïne. Dat geldt ook voor de tenlastgelegde voorbereidingshandelingen, zij het dat de rechtbank ten aanzien van [medeverdachte 1] niet aan de beoordeling daarvan toekomt, aangezien deze bij [medeverdachte 1] als subsidiair feit zijn tenlastegelegd. Voor [medeverdachte 8] geldt dat zijn rol naar het oordeel van de rechtbank te marginaal is geweest om van het medeplegen van (verlengde) invoer te kunnen spreken. [medeverdachte 8] wordt daarvan vrijgesproken. De rol van [medeverdachte 8] zoals die blijkt uit de bewijsmiddelen, leidt wel tot bewezenverklaring van de voorbereidingshandelingen.
De rechtbank zal deze conclusies per verdachte gelet op de aangevoerde verweren voor zover nodig nader motiveren.
[verdachte]
Niet ter discussie staat dat [verdachte] [medeverdachte 13] als chauffeur heeft ingehuurd om de container SUDU757784 in Antwerpen op te halen en dat [medeverdachte 13] voor dat transport goed zou worden betaald. Vastgesteld is dat in deze container die per schip via Nederlands grondgebied naar de haven van Antwerpen is vervoerd, een partij van in elk geval 110 kilo cocaïne was verborgen. De rechtbank is van oordeel dat, nu de cocaïne is ingevoerd in Nederland (de Westerschelde), de handelingen gericht op het verdere vervoer van deze partij cocaïne (zoals het ophalen van de container waarin de cocaïne zich bevond), ook al vinden die handelingen plaats in België, te brengen zijn onder het bepaalde in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet. Daarvoor hoeft niet onomstotelijk vast te staan, zoals de verdediging heeft gesteld, dat de door [medeverdachte 13] op te halen container naar Nederland zou worden vervoerd. De rechtbank gaat er overigens wel van uit dat dat de bedoeling was. In andere zaaksdossiers uit het onderzoek-Dagger was dat immers het geval en er zijn geen aanwijzingen dat de onderhavige container met cocaïne niet naar Nederland zou worden vervoerd.
Aangevoerd is voorts dat [verdachte] niet wist dat de Belgische chauffeur zou worden overvallen teneinde uit de door hem vervoerde container cocaïne weg te kunnen nemen. De verdediging heeft er op gewezen dat ten onrechte er van uit wordt gegaan dat met ‘gasten van de beveiliging’ (zoals bedoeld door [medeverdachte 13] in een tapgesprek ten tijde van de voorbespreking op 20 januari 2013), wordt gedoeld op (onder meer) [medeverdachte 12] . [medeverdachte 12] heeft die avond echter slechts [medeverdachte 11] naar het bedrijfspand van [bedrijf 1] gereden en is in de auto op hem blijven wachten, zo is gesteld.
De rechtbank wijst er op dat deze lezing geen hout snijdt. Vast staat immers dat [medeverdachte 11] die avond rond 20.00 uur bij het bedrijfspand van [bedrijf 1] aankwam. [medeverdachte 12] daarentegen arriveerde daar pas na 22.00 uur, zoals af te leiden is uit de verkeersgegevens van zijn mobiele telefoon. Uit een en ander vloeit voort dat [medeverdachte 12] wel degelijk als een van de beveiligers is aan te merken en dat diens aanwezigheid bij de bespreking relevant was. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat [verdachte] minstgenomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gebruik van geweld indien dat geweld nodig zou worden gevonden om in het bezit te komen van de cocaïne uit de container. Dat [verdachte] niet degene zou zijn geweest die opdracht heeft gegeven om de Belgische vrachtwagen te achtervolgen en te overvallen, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van feit 4 (Guyana)
In het zaaksdossier Guyana worden [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 14] door het openbaar ministerie verdacht van voorbereidingshandelingen van de invoer van cocaïne in de periode 29 juni 2012 tot en met 20 februari 2013.
In deze periode zijn drie containers met hout verscheept vanuit Guyana naar Nederland en gecontroleerd door de douane op de aanwezigheid van verdovende middelen, te weten:
  • Een container met nummer TRLU4892387. Op 15 augustus 2012 heeft een controle van deze container plaatsgevonden; er zijn geen verdovende middelen aangetroffen.
  • Een container met nummer CMAU8359075. Op 1 januari 2013 is de container gecontroleerd en daarbij zijn geen verdovende middelen aangetroffen.
  • Een container met nummer CLHU4477605. Deze container is op 30 januari 2013 gecontroleerd en ook in deze container bevonden zich geen verdovende middelen.
De verzender van de containers was [bedrijf 6] en de ontvanger was telkens [bedrijf 7] op naam van [betrokkene 3] . [bedrijf 7] is per 28 december 2012 opgeheven. Voor de na deze datum binnengekomen containers zijn door [verdachte] c.q. [bedrijf 1] betalingen verricht en de douane heeft de containers aan [verdachte] afgegeven. Onder [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 14] zijn documenten aangetroffen met betrekking tot de hiervoor genoemde containers. Naar het oordeel van de rechtbank staat op basis van de stukken van het dossier vast dat deze verdachten allen betrokken zijn geweest bij de invoer van deze containers, waarin – zoals reeds vermeld – geen onoorbare goederen zijn aangetroffen.
Op 20 februari 2013 stuurt [medeverdachte 1] een pingbericht aan [verdachte] . [medeverdachte 1] geeft aan [verdachte] door dat hij ‘op crime moeten kijken en dan moet scrollen naar Guy’ (Guyana). Op 21 februari 2013 zegt [medeverdachte 14] tegen [verdachte] dat hij ‘op de radio ontwikkelingen heeft gehoord’. Uit het relaas in dit dossier valt op de maken dat het openbaar ministerie het aannemelijk vindt dat deze berichten betrekking hebben op de inbeslagname in Guyana van een partij van 360 kg respectievelijk 314 kg cocaïne, welke partij was verborgen in een partij hout en bestemd was voor Nederland, waarover in de media is bericht.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze enkele berichten tussen de verdachten en de weergave van mediaberichten echter geen bewijs op voor betrokkenheid van de verdachten bij de invoer van cocaïne. Ieder bewijs ontbreekt over welke container in Guyana exact in beslag is genomen, van wie die in de media genoemde container afkomstig was, wie de afnemer zou zijn, hoe is vastgesteld dat het om cocaïne ging enzovoorts.
Eerst in het requisitoir heeft het openbaar ministerie betoogd dat de drie hiervoor met nummers genoemde containers bestemd waren voor het creëren van een ‘witte lijn’.
Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ladingen hout vele vragen doen rijzen: De verdachten hadden geen enkele ervaring met de handel in hout; [bedrijf 7] lijkt geen regulier bedrijf nu van [betrokkene 3] geen gegevens bekend zijn geworden, de betalingen zijn feitelijk niet door [bedrijf 7] verricht en in de telefoon van [medeverdachte 1] zijn foto’s van één van de containers hout aangetroffen die met een betonschaar lijkt te zijn geopend. Evenwel kan uit het enkele rijzen van deze vragen geen bewijs worden geconstrueerd voor voorbereidingshandelingen door de verdachten. Dit klemt eens te meer, nu ieder bewijs ontbreekt over de vermeende inbeslaggenomen partij cocaïne.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 5 en 6 (Bananen)
Het zaaksdossier Bananen betreft een onderzoek naar een transport van een partij bananen waarin cocaïne is aangetroffen. Het behelst tapgesprekken, observaties op 29 mei 2013 in Nederland en België, resultaten van diverse doorzoekingen en verklaringen van de verdachten, alsmede van getuigen. In deze zaak worden door het Openbaar Ministerie als verdachten aangemerkt [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 15] . Uit de stukken van het zaaksdossier valt naar het oordeel van de rechtbank het volgende op te maken.
Algemeen
Op 27 mei 2013 is het schip de Crown Opal rond 11.00 uur via de Westerschelde de haven van Antwerpen binnengekomen bij BNFW (Belgian New Fruit Wharf), op kaai 206. (p. 397-401). Het schip was in Colombia geladen met bananen, welke lading (uiteindelijk) bestemd was voor [bedrijf 8] , een bedrijf van [verdachte] en [medeverdachte 8] (p. 14 loop-proces-verbaal).
Op 29 mei 2013 heeft de Belgische douane de lading pallets omstreeks 13:30 uur doorzocht, waarbij in één pallet, nummer 41 achterin, een witachtige substantie werd bemerkt. De daarop uitgevoerde test was positief voor de aanwezigheid van cocaïne. In totaal zijn 250 groen getapete pakketten aangetroffen met een gewicht van 283,39 kg.
Uit het deskundigenrapport van 17 september 2013 volgt dat monsters van deze pakketten cocaïne bevatten (p. 381).
Een deel van de lading bananen is later op diezelfde 29e mei 2013 rond 14:30 uur afgehaald door [medeverdachte 15] . [medeverdachte 15] is vervolgens om 15:55 uur in Nederland aangehouden. In de lading bananen die door [medeverdachte 15] werd vervoerd is verder geen cocaïne aangetroffen (p. 77 e.v.).
Het gaat loos
Op 22 april 2013 belt [medeverdachte 8] naar [verdachte] . [medeverdachte 8] vraagt om een “vrij nummertje van [verdachte] ”. [verdachte] laat aan [medeverdachte 8] weten dat “die jongens toch met 200 duizend, eh, hoe noem je dat, eh, van die dozen bananen willen beginnen” en zegt vervolgens “dus het gaat loos”. Uit het zaaksdossier Santa Marta valt op te maken dat [verdachte] op het moment dat dit gesprek plaats vond in Colombia was. Zoals hierna zal worden omschreven richten [verdachte] en [medeverdachte 8] ongeveer een maand na dit gesprek het bedrijf “ [bedrijf 8] ” op.
In de woning van [verdachte] is een
invoicemet betrekking tot de onderhavige lading bananen aangetroffen, gedateerd op 13 mei 2013 en met vermelding van [bedrijf 8] i.o. als kopers (p. 188). Dit is de dag dat [verdachte] terugkeert uit Santa Marta en vóór de oprichting van [bedrijf 8] . In een onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon is een schermafdruk aangetroffen van een
invoice, eveneens gedateerd op 13 mei 2013, maar dit maal met
notifypartij “ [bedrijf 5] ” (p. 553, 572).
Ontvanger van de bananen (van [bedrijf 5] naar [bedrijf 8] )
Op 24 mei 2013 is het bedrijf [bedrijf 8] opgericht, waarvan zowel [medeverdachte 8] als [verdachte] de bestuurders waren (p. 14 zaakspv). [medeverdachte 8] laat op 27 mei 2013 aan [verdachte] weten dat hij anderhalf uur heeft moeten wachten bij de Kamer van Koophandel, dat alles goed is gegaan en dat hij de uittreksels nu heeft (p. 22). Uit onder [verdachte] in beslag genomen documenten en de uitvoeringsstukken van het rechtshulpverzoek aan België volgt dat de ontvanger van de bananen aanvankelijk het bedrijf [bedrijf 5] was, maar dat dit later op verzoek van [verdachte] – en door tussenkomst van [bedrijf 9] c.q. [betrokkene 4] (p. 666) – is gewijzigd, inhoudende dat de bananen bestemd zijn voor [bedrijf 8] (p. 185). Daartoe heeft [verdachte] een privé betaling van US$ 30.000,- verricht voor de lading bananen (p. 639).
Op 27 mei 2013 laat [betrokkene 4] – een contactpersoon in de Antwerpse haven – aan [verdachte] weten dat de bananen er dinsdagochtend tussen 10 en 12 uitkomen (p. 18). Op 28 mei 2013 spreken [betrokkene 4] en [verdachte] af; daarbij geeft [betrokkene 4] havennummer 206 door (p. 25). Dit nummer komt overeen met de kaai waar de bananen uiteindelijk zijn binnengekomen en waar – zoals nog zal blijken – ook [medeverdachte 15] op 29 mei 2013 wordt waargenomen. [verdachte] en [medeverdachte 8] spreken op 28 mei 2013 met elkaar af, [verdachte] zegt dan lachend tegen [medeverdachte 8] dat hij op de boot staat te wachten (p. 31). Die dag is [verdachte] met [medeverdachte 8] naar [betrokkene 4] geweest (p. 638-639, p. 472). [betrokkene 4] heeft verklaard dat [verdachte] wilde zien hoe een bananenterminal werkt (p. 639). Overigens vinden na het transport ook nog gesprekken plaats tussen [betrokkene 4] en [verdachte] , waarbij [betrokkene 4] uit de doeken doet waarom de partij door de douane is gecontroleerd (p. 653).
Regelen van vervoer
Op 24 mei 2013 is er een gesprek waaruit volgt dat [medeverdachte 1] op zoek is naar een vrachtauto voor 2 koelcontainers (p. 13). Op 27 mei 2013 voert [medeverdachte 1] een telefonisch gesprek met zijn ex-zwager [betrokkene 5] – in de tapgesprekken aangeduid met [betrokkene 5] – waarbij [medeverdachte 1] zegt dat hij een “tori” heeft waar [betrokkene 5] 4 ruggen voor kan krijgen, dat ze een grote auto moeten huren en dat dit op iemand anders zijn naam moet (p. 23). Diezelfde dag zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] “dat ze het op die dinges van zijn ex-zwager kunnen doen”. Op 28 mei 2013 belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 15] ( [medeverdachte 15] ) of [medeverdachte 15] ICTS wil bellen voor een koeltrailer en dat dit niet onder de naam van [medeverdachte 1] moet. [medeverdachte 1] geeft daarbij als achternaam [betrokkene 5] ” door aan [medeverdachte 15] en zegt dat onder [bedrijf 11] gereserveerd kan worden. Of [medeverdachte 15] dat onder [bedrijf 11] moet doen”, waarna [medeverdachte 1] zegt: “Ja, mijn naam al helemaal niet” (p. 30).
Regelen van een chauffeur
[verdachte] gaat op zoek naar een chauffeur voor het transport van de bananen. Zo belt [verdachte] op 27 mei 2013 naar [betrokkene 6] , iemand die in het verleden voor [verdachte] als chauffeur heeft gereden. [betrokkene 6] antwoordt dat het met hem niets gaat worden, maar dat [verdachte] “ [medeverdachte 15] ” moet inzetten (p. 17). Op 28 mei 2015 vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] wie er gaat rijden, waarop [verdachte] antwoordt: “ [medeverdachte 15] ” (p. 34). Ook [medeverdachte 15] had in het verleden al voor [verdachte] gewerkt als chauffeur.
Voorts blijkt dat het kennelijk niet lukt om het vervoer van de bananen in één rit te laten plaatsvinden, maar dat er twee keer moet worden gereden waartoe ook nog contact wordt opgenomen met [betrokkene 4] in de Antwerpse haven (p. 57 en 61).
Observatie 29 mei 2013 (Rit naar Antwerpen, p. 42 e.v.) – in samenhang met tapgesprekken
Op 29 mei 2013 wordt voor de middag [verdachte] waargenomen in een Chrysler en daarnaast wordt een andere man waargenomen in een trekker met kenteken [kenteken 5] zonder oplegger, naar later bleek [medeverdachte 15] . Zij vertrekken gelijktijdig en gaan naar een terrein van de [bedrijf 10] te Tilburg. Als [verdachte] het kantoor binnenloopt met [medeverdachte 15] , vindt er tevens een telefonisch gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] over een reserveringsnummer, een mailtje en het aanpassen van een BTW nummer. [verdachte] zegt dan dat ze bij de balie staan en dat de CMR is geregeld (p. 52). Om 11:36 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [verdachte] laat [medeverdachte 1] weten dat hij bericht kreeg dat “ze dalek zelf gaan rijden, als ze om 2 uur daar niet staan, doen ze het zelf, ze hebben nu een wagen klaar staan, we zijn gewoon alles kwijt maat(…)” (p. 53). Kort na het middaguur koppelt de trekker met een oplegger met kenteken [kenteken 6] . [verdachte] geeft daarop vermoedelijk een mobiele telefoon aan [medeverdachte 15] . Om 12:39 uur rijden [verdachte] en [medeverdachte 15] het terrein weer af, waarbij [verdachte] voorop rijdt en [medeverdachte 15] daarachter. Om 12:51 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 15] en vraagt hem om zijn kenteken, omdat hij het in zijn spiegel niet goed kan zien (p. 55). Om 13:49 uur komen [verdachte] en [medeverdachte 15] aan te Antwerpen bij BNFW/Belfruco, waarna zij samen het kantoor binnengaan. Om 14:08 uur vertrekt [verdachte] . [medeverdachte 15] loopt dan om 14:15 uur naar de “check in” bij containerterminal 206 en om 14:28 uur koppelt voornoemde vrachtwagen met oplegger aan het laadstation. Daarna vinden telefonische gesprekken plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 15] , waarbij [medeverdachte 15] doorgeeft dat ze zo gaan laden en dat ze elkaar bij de Wouwse Tol gaan treffen (p. 58-59). Om 15:23 uur hebben beiden nog contact waarbij [verdachte] op de achtergrond zegt: “hij is onderweg over tien minuten is hij hier” (p. 60). [medeverdachte 15] arriveert daar echter niet, omdat hij op de A4 is aangehouden.
Observatie 29 mei 2013 (Wouwse Tol, p. 62 e.v.)
Vanaf 15:39 uur start een observatie rondom tankstation De Wouwse Tol gelegen aan de Rijksweg A58 te Bergen op Zoom. [verdachte] wordt dan waargenomen aan een tafel in een restaurant dat naast het tankstation is gelegen. Aan diezelfde tafel wordt [medeverdachte 5] waargenomen, alsmede drie onbekend gebleven mannen. Om 16:50 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en vraagt hem of er GPS op de vrachtwagen van [medeverdachte 15] zit; hij staat te wachten en de telefoon wordt niet opgenomen, zo laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten. Om 17:01 uur wordt waargenomen dat [medeverdachte 8] aankomt; hij gaat om 17:18 uur weer weg nadat hij met [verdachte] heeft gesproken. Om 17:03 uur vertrekt [medeverdachte 5] met NN1, hij keert om 17:30 uur terug met NN1, om vervolgens om 17:36 uur, evenals [verdachte] weer weg te rijden. In een onderschept telefoongesprek laat [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 4] [medeverdachte 5] weten dat ze “effe iemand kwijt” zijn en dat het nog wel even kan duren. [medeverdachte 5] zegt onder meer: “hij reageert niet meer dus, ja…hoofdpijn” (p. 75-76).
Na beëindiging van de observatie heeft [medeverdachte 1] om 18:09 uur telefonisch contact met [verdachte] . [medeverdachte 1] laat [verdachte] weten dat de telefoon van [medeverdachte 15] niet leeg is. Op de achtergrond is [medeverdachte 5] hoorbaar, die zegt dat hij daar niet op gaat zitten wachten en moet weten hoe of wat (p. 80). De toenmalige vriendin van [medeverdachte 15] , getuige [getuige 3] , is op 29 mei 2013 ’s avonds door [verdachte] gebeld met de vraag of zij iets wist van [medeverdachte 15] (p. 546). Op 3 juni 2013 belt [verdachte] wederom naar haar, waarbij hij informeert naar [medeverdachte 15] detentie en zijn advocaat (p. 119-120). Daarnaast heeft [verdachte] op 3 juni 2013 mailcontact met [betrokkene 4] , waarbij het onderwerp onder meer de reden van controle van de lading bananen was (p. 653).
Vrachtwagen en koeltrailer gehuurd onder de naam [bedrijf 11]
Bij doorzoeking van de vrachtwagen waar [medeverdachte 15] in reed zijn een huurcontract voor de vrachtwagen, een kaart van het havengebied Antwerpen, een delivery note en CMR documenten met betrekking tot het bananentransport aangetroffen (p. 103 e.v.). Zowel de vrachtwagen als de koeltrailer bleken te zijn gehuurd onder de naam [bedrijf 11] . Dit bedrijf is van [betrokkene 5] , de ex-zwager van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] belt op 3 juni 2013 naar zijn ex-zwager en zegt hem dan: “Luister dan, eh, als ze iets over het bedrijf komen vragen dan moet je zeggen dat je iets van een vriend hebt doorgekregen en van [bedrijf 8] uit Rotterdam. En je hebt de opdracht gehad van [verdachte] . (…) [betrokkene 5] moet zeggen dat (..) de chauffeur [medeverdachte 15] was. Mochten ze ooit komen vragen dan. (…) Voor de rest moet [betrokkene 5] niets zeggen” (p. 117).
Verklaring van [medeverdachte 15]
Verdachte [medeverdachte 15] heeft het volgende verklaard. [medeverdachte 1] heeft de huur van de truck bij een MAN dealer in Utrecht geregeld. [medeverdachte 15] heeft daarvoor wel zelf gebeld (p. 491). [medeverdachte 15] had van [verdachte] € 3000,- gekregen in het Novotel, waarbij € 750,- voor de borg was en daarnaast € 800,- voor de borg van de koeltrailer (p. 490). Het broertje van [medeverdachte 1] zou [medeverdachte 15] naar de MAN te Utrecht hebben gebracht voor de truck. Daarna is [medeverdachte 15] met [verdachte] een koeltrailer gaan huren. Na het aankoppelen van de trailer is [verdachte] voor hem uitgereden, omdat – zo verklaart [medeverdachte 15] – [medeverdachte 15] er nog nooit was geweest (p. 491). [medeverdachte 15] is in Antwerpen alleen het terrein opgegaan, hij heeft een formulier ingevuld waarbij het kenteken moest worden opgegeven en een code; deze code stond bij [verdachte] in zijn telefoon (p. 491). [medeverdachte 15] wist niet waar hij daarna naar toe moest gaan om te lossen. Hij zou [verdachte] ontmoeten bij de Wouwseplantage (De rechtbank begrijpt: De Wouwse Tol) bij de Esso; dan zou er iemand bij [medeverdachte 15] instappen en dan zouden ze naar een plek rijden waar [medeverdachte 15] had moeten lossen. Wie er zou instappen wist [medeverdachte 15] niet. Op de vraag van de politie waarom [medeverdachte 15] zo schrok omdat er politie voorbij kwam met zwaailichten, antwoordt hij dat dit kwam omdat hij niet in het bezit was van een rijbewijs (p. 506).
Memo bij [medeverdachte 5]
In de woning van [medeverdachte 5] is onder meer een witte memo in beslag genomen met daarop handgeschreven de naam [betrokkene 7] met een telefoonnummer (p. 124-125). [betrokkene 7] betreft een contact van in ieder geval [verdachte] . [betrokkene 7] en [betrokkene 8] hebben zich op 30 mei 2013 in de Antwerpse haven gemeld voor een kwaliteitscontrole van een partij banen van de firma [bedrijf 8] . Daarnaast is een memobriefje aangetroffen met daarop onder meer handgeschreven tekst H. [medeverdachte 15] , PI Torentijd Middelburg – de plaats waar [medeverdachte 15] vast zat – en op de achterzijde [kenteken 7] (p. 126). [medeverdachte 15] reed overigens – zo stelt de rechtbank vast – in een wagen met kenteken
[kenteken 5].
Verweren en conclusies
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] geen wetenschap had, noch dat sprake was van voorwaardelijk opzet, van het feit dat er cocaïne bij de lading bananen was gevoegd. Dit volgt naar de kern genomen uit de omstandigheid dat in dit zaaksdossier alles “open en bloot” gebeurt, aldus de raadsman.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Dat het [verdachte] om de bananen te doen zou zijn – met welk product hij geen enkele ervaring had – is op geen enkele manier gebleken. Dat het hem daar ook helemaal niet om ging volgt onder meer uit de wisselingen van ondernemingen zoals [verdachte] deze heeft bewerkstelligd; deze strekten er naar het oordeel van de rechtbank toe om de afzender van de lading af te schermen. Dat de lading geen reguliere handel betrof blijkt ook uit het gegeven dat [verdachte] privé een fors bedrag voor de lading betaalt, hetgeen volstrekt ongebruikelijk is in het internationale handelsverkeer. Met het oog op de aankomende lading met daarin cocaïne onderhield [verdachte] onder meer contact met iemand in de haven van Antwerpen; [betrokkene 4] heeft [verdachte] tevoren getoond hoe de deklading werd vervoerd. Over de logistieke gang van zaken onderhoudt [verdachte] veelvuldig contact met [medeverdachte 1] . Daarnaast regelt [verdachte] een chauffeur, hij rijdt met die chauffeur naar het verhuurbedrijf voor de koeltrailer, gaat vervolgens mee naar Antwerpen, maar verdwijnt uit het zicht zodra de lading de vrachtwagen in gaat. Ook dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat [verdachte] precies wist wat zich in die lading bevond en daar zelf geen risico mee wilde lopen. Daarnaast volgt uit de wijze van handelen na het afhalen van die lading, die aanvankelijk naar de Wouwse Tol moest, dat het hier niet uitsluitend om bananen ging. Tot slot blijkt ook uit de onderschepte gesprekken dat [verdachte] bezig was met het invoeren en transporteren van illegale lading, te weten cocaïne. [verdachte] had kortom opzet op het invoeren en verdere transport van de lading cocaïne. De verweren worden verworpen.
Ten aanzien van feit 7 en 8 (Norma)
In zaaksdossier Norma is onderzoek gedaan naar een uit Chili afkomstige container met ms Santa Rebecca met nummer GATU8751080 (hierna: de container), die na controle ongeveer 115 kg bruto cocaïne bleek te bevatten. Het openbaar ministerie heeft in dit dossier als verdachten aangemerkt: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 16] , [medeverdachte 17] en [medeverdachte 14] .
Inleiding
Vast staat dat op 12 april 2013 de piket chef van het HARC-team van de politie Rotterdam-Rijnmond benaderd is met de mededeling dat er eerder die avond (tussen 20:11 uur en 20:20 uur) een vreemd telefoontje bij de ECT planning was binnengekomen. Een persoon die zich [betrokkene 9] had genoemd zou naar de container geïnformeerd hebben (p.13). Daarop is opdracht gegeven de container te controleren. De narcoticaspeurhond gaf een positieve reactie bij de deur van de container. Na het openen - het zegelnummer HLA 3668790 werd daartoe verbroken – werden enkele dozen op de bovenste pallets aangetroffen. Een narcotest om 22:09 uur gaf vervolgens een positieve indicatie voor cocaïne (p. 15-16). Uiteindelijk is in 6 dozen een hoeveelheid van 115,85 kg bruto gewogen (p. 17-22). In die dozen zaten 20 pakketten in de vorm van een halve maan en 22 rechthoekige pakketten. De uit deze partij genomen monsters zijn getest door het douanelaboratorium. De conclusie is dat alle monsters cocaïne bevatten (p. 953-955).
De ontvanger van de container betrof [bedrijf 12] aan de [vestigingsplaats 1] (p. 29). De container is na de controle op 13 april 2013 zonder de cocaïne vertrokken en gelost bij ACS te Amsterdam (p. 28). Zoals hierna nog zal blijken zullen verschillende verdachten in de veronderstelling komen te verkeren dat de container op een binnenvaartschip genaamd Norma terecht is gekomen.
Ontmoetingen
In de stukken bevinden zich observatieverslagen van 10 en 11 april 2013. Op 10 april 2013 vond er een ontmoeting plaats tussen [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 3] en een tweetal onbekende mannen. In de visie van het openbaar ministerie is ook [medeverdachte 17] daarbij aanwezig. Dat laatste geldt ook voor een observatie op 11 april 2013 bij restaurant [bedrijf 13] ; in de visie van het openbaar ministerie worden naast [verdachte] ook [medeverdachte 17] , alsmede twee onbekende mannen waargenomen. De rechtbank zal de beide observatieverslagen niet tot het bewijs bezigen, omdat de connectie tussen deze ontmoetingen en de onderhavige container niet is komen vast te staan. Immers, het is niet duidelijk geworden wat er bij die ontmoetingen is besproken en voorts geldt dat die ontmoetingen voornamelijk hebben plaatsgevonden tussen personen die niet worden verdacht van betrokkenheid bij dit zaaksdossier. Of [medeverdachte 17] al dan niet bij deze ontmoetingen aanwezig is geweest behoeft daarom geen verdere bespreking.
Telefoontje van [betrokkene 9]
Naar het eerder genoemde telefoontje van Peroti naar de ECT is onderzoek verricht. Gebleken is dat is gebeld met het nummer [telefoonnummer 7] (p. 13). Dit telefoonnummer wordt toegeschreven aan [verdachte] . Gelet op de zendmastgegevens is het vermoeden ontstaan dat het [medeverdachte 1] is geweest die vanaf het kantoor van [bedrijf 1] naar de ECT heeft gebeld (p. 44). Uit diverse andere getapte gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] zich wel eens voordeed als ‘Peroti’ (zie p. 194-196) – en zich overigens ook van andere namen heeft bediend, zie bijvoorbeeld zaaksdossier Bananen. Daarnaast bevinden zich in het dossier zogenaamde ping-berichten. In één van die pings laat [medeverdachte 1] (onder de pingnaam Tuttibella) aan [verdachte] (onder de pingnaam Mango) op 12 april 2013 vanaf 20:16 uur weten: “Daadwerkelijk mee, ze willen niet mee info verstrekke…
eind best vel??” en “Maat…ze belde net..ze vertrouwe het niet”; “hij hing op met… ik weet genoeg”. Om 20:22 wordt er gepingd “Gooi die tel uit”, “extra voorzichtig”, “op hapag-lloyd.com” (p. 33). De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande vanuit dat het daadwerkelijk [medeverdachte 1] is geweest die naar de ECT heeft gebeld op 12 april 2013 om te informeren naar de container.
Ping- en telefonische contacten voorafgaande aan de controle van de container
Op 11 april 2013 belt [verdachte] naar [medeverdachte 14] . [verdachte] heeft [medeverdachte 14] dringend nodig. [medeverdachte 14] zal naar de zaak rijden. Bij de KFC wil [medeverdachte 14] niet afspreken; het is een pokke adres met al die camera’s (p. 1). Even later belt [medeverdachte 14] naar [medeverdachte 16] . [medeverdachte 16] werkt op kantoor bij [bedrijf 14] . Dit bedrijf houdt zich onder meer bezig met het vervoer van zeecontainers. [medeverdachte 14] vraagt aan [medeverdachte 16] of hij contacten heeft bij Hapag; dat blijkt niet het geval (p. 2). Drie minuten later geeft [medeverdachte 14] telefonisch door aan [verdachte] : “Ik heb mijn man nog even gebeld om er zeker van te zijn en die heeft geen ingangen bij degene waar we het net over hadden”. De volgende dag belt [medeverdachte 14] wederom naar [medeverdachte 16] en vraagt hem of hij een rederij of scheepvaartmaatschappij kent met de naam ACS, want [medeverdachte 14] is op zoek naar een telefoonnummer. [medeverdachte 16] zegt dat hij gaat zoeken (p. 6). Nog geen tien minuten later belt [medeverdachte 16] naar [medeverdachte 14] en zegt hem dat ze ACS alleen in Amsterdam kennen en dat het een logistiek bedrijf is (p. 7). [medeverdachte 14] belt daarop naar [verdachte] en geeft de informatie door (p. 8). Op 12 april 2013 wordt [medeverdachte 16] wederom gebeld door [medeverdachte 14] met de vraag of [medeverdachte 16] iemand kent bij [bedrijf 12] , een vertrouwenspersoon, want [medeverdachte 14] moet iemand hebben die even het terrein op kan, een container in, die bij hen staat, maar dat is een beetje tricky. Als [medeverdachte 16] daar nou iemand kent waar ze een gesprek mee kunnen organiseren, dan kunnen ze alledrie wat verdienen. [medeverdachte 16] kent echter niemand die er op dat gebied echt uitspringt. (p. 11).
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] met zowel [medeverdachte 1] als met [medeverdachte 14] contact heeft om informatie in te winnen over de locatie van de container. [medeverdachte 14] probeert op zijn beurt via [medeverdachte 16] te weten te komen waar de container zich bevindt en bovenal om een mogelijkheid te vinden om toegang te krijgen tot de container.
Volgen van de Norma
Op 12 april 2013 wordt [verdachte] om 17:21 uur gebeld door [medeverdachte 14] . Gesproken wordt over “dat vrouwtje”. [verdachte] laat weten dat het Norma wel eens kan zijn. [medeverdachte 14] zegt dat de Norma een aardig ding is en dat het punt is dat als dat vrouwtje in de wacht staat, ze vanavond pleite is en dat [medeverdachte 14] geen mogelijkheden meer heeft om het te checken omdat het na vijven is (p. 31). Bij een doorzoeking van het bedrijfspand van [medeverdachte 14] wordt later documentatie aangetroffen met betrekking tot de container. Tevens staat onder meer “Norma” handgeschreven genoteerd op een document (p. 268-271).
Uit diverse pingberichten van 13 april 2013 tussen [verdachte] (onder de naam Mango) en een pingcontact genaamd Luky valt op te maken dat er wordt gesproken over een schip dat op 13 april 2013 om circa 17:00 uur bij Zaltbommel vaart (p. 34). De rechtbank is van oordeel dat wordt gesproken over het schip Norma, dat op 13 april 2013 uit Rotterdam naar Duitsland is vertrokken (p. 90) en blijkens de afgelegde route rond 17:00 uur bij Zaltbommel vaart (p. 92).
Uit ping- en tapberichten van 14 april 2013 volgt voorts dat [verdachte] voor één dag naar Duitsland is afgereisd (p. 34, p. 96, p. 101). Ondertussen is [medeverdachte 1] op 14 april 2013 bezig om op internet de container te volgen (p. 35). Het container- en zendingsnummer wordt tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] over de ping uitgewisseld, gesproken wordt over “komt vanuit Santa Rebecca, 17 pakket van 918 pieces” (p. 36). Deze informatie strookt (deels) met de informatie van de schermafdruk van de lading van het schip (p. 29). [medeverdachte 1] geeft voorts door dat er iets staat van “re delivery rdam…”.
Dat [verdachte] en anderen in de veronderstelling verkeren dat de bewuste container op de Norma is geladen volgt ook uit het volgende. Op 15 april 2013 pingt [verdachte] met Luky over de positie van het schip, Luky laat aan [verdachte] weten “we kunnen de nummer niet zien”, [verdachte] zegt dat “dat pleures ding” nog steeds vaart; [verdachte] pingt op enig moment “we hoorde toen in rtdn eindbestemming Vel maar moest natuurlijk Kelh zijn” (p. 37). Diezelfde dag informeert [medeverdachte 14] bij [medeverdachte 16] of de term VEL bekend is in het scheepvaartgebeuren (p. 103, c.q. p. 14/15 zaaksdossier – uit dit laatste blijkt dat het [medeverdachte 16] is). Het schip Norma vaart ondertussen richting Kehl.
Op 16 april 2013 vraagt Luky om 13:47 uur aan [medeverdachte 1] (Tuttibella): “Vriend kan je zien in com bij haap of dat die nummer nog op water staat”, [medeverdachte 1] laat weten er mee bezig te zijn (p. 38). Om 14:55 uur laat Luky aan [verdachte] (Mango) weten dat hij terug is naar de haven, dat ze dit voor niets hebben gedaan (p. 38). [verdachte] (Mango) reageert met: Cont leeg?? (p. 39). [medeverdachte 1] is diezelfde dag aan het einde van de middag nog aan het rondbellen om informatie te verkrijgen over waar de container zich bevindt (p. 107-113). Daarnaast geeft [medeverdachte 1] op 16 april 2013 telefonisch aan iemand door dat ze het ding zijn gevolgd totdat ze in Duitsland zijn beland, hij zegt dan: “ze hadden dat ding gezet. Het is van iemand anders, begrijp je. Wij zouden het weghalen.” (p. 114-115).
Uit de inhoud van de pinggesprekken valt voorts op te maken dat het schip is gevolgd door meerdere personen; zo wordt er gesproken over ‘de vrienden van os’, over ‘als we het zelf kunnen doen en anders laten we het je vrienden doen’, over of ‘de maten ook in de buurt zijn’ en over of ‘er is gereageerd naar de chasers’ en dergelijke (p. 39-40).
Door de Duitse autoriteiten heeft op 16 april 2013 een observatie plaatsgevonden in het zicht van Norma, in het havengebied van Kehl. Daar zijn twee Nederlandse voertuigen aan een controle onderworpen. In één van de auto’s werd een boutsnijmachine en een verrekijker aangetroffen. In die auto bevond zich [medeverdachte 17] . Daarnaast is in het andere voertuig een briefje met daarop de tekst “Ms Norma” aangetroffen. Als inzittenden van die auto waren aanwezig [betrokkene 10] [medeverdachte 17] , [betrokkene 11] [medeverdachte 17] en een man van Peruaanse afkomst (p. 1020-1021). Diezelfde dag laat Luky aan [medeverdachte 1] (Tuttibella) via de ping weten dat er een grote controle was in de stad en dat hij even naar de kant moest. Het ligt dan ook voor de hand dat Luky in een van de door de Duitse autoriteiten gecontroleerde voertuigen heeft gezeten.
In de avond van 16 april 2013 pingt [medeverdachte 1] (Tuttibella) rond half 8 naar Luky. Samengevat vraagt [medeverdachte 1] of Luky crimesite wil checken en pingt [medeverdachte 1] over halve maantjes en 6 dzn. De rechtbank maakt hieruit op dat [medeverdachte 1] meende een bericht te hebben gezien over de inbeslagname van de onderhavige cocaïne, nu deze in 6 dozen was verpakt en een deel de vorm van halve maantjes had. Luky laat [medeverdachte 1] weten dat dat er niets mee te maken heeft. In ieder geval wordt de achtervolging van de Norma gestaakt.
Ontmoeting in restaurant [bedrijf 15]
Op 16 april 2013 heeft er blijkens een observatie een ontmoeting plaatsgevonden tussen [medeverdachte 14] en ene [betrokkene 12] in restaurant [bedrijf 15] (p. 116-121). Op 17 april 2013 belt [medeverdachte 14] naar [medeverdachte 16] , teneinde hem te ontmoeten (p. 129). Als [medeverdachte 14] [medeverdachte 16] later die dag ontmoet, overhandigt hij [medeverdachte 16] op heimelijke wijze een zwart plastictasje (p. 122-127). Volgens het openbaar ministerie heeft [medeverdachte 14] hier geld overhandigd aan [medeverdachte 16] ten behoeve van informatie voor dit zaaksdossier, nu later bij [medeverdachte 16] een vergelijkbaar tasje is aangetroffen met €25.000,-.
Zegelnummer van de container
Op 4 juni 2013, dus circa 2 maanden na de controle van de container, wordt bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 5] onder meer een zegelloodje aangetroffen (p. 314-352). Dit zegel is gemanipuleerd en het nummer is gelijk aan dat van het zegel van de container (p. 353-358). De rechtbank heeft ter terechtzitting het bij [medeverdachte 5] aangetroffen zegel en daarop vermelde nummer waargenomen.
BlackBerry bij [medeverdachte 17]
In de woning van [medeverdachte 17] is onder meer een BlackBerry aangetroffen met een pinnummer dat is gebruikt door Luky (p. 1014). Dit zelfde pinnummer is ook door [verdachte] (Mango) doorgegeven aan [medeverdachte 1] (Tuttibella), waarbij is gemeld: “Hierbij de code peruaan mocht ik weg vallen” (p. 36).
Conclusies ten aanzien van de (verlengde) invoer
De rechtbank zal alle verdachten vrijspreken van de ten laste gelegde invoer. Voor betrokkenheid van de verdachten bij de feitelijke invoer in Nederland bestaat onvoldoende bewijs.
De rechtbank komt evenmin tot een bewezenverklaring voor zover het betreft handelingen zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet (in het spraakgebruik ook wel als verlengde invoer aangeduid). Nu de cocaïne door de douane uit de container is verwijderd, kan er geen sprake meer zijn van verder vervoer, opslag, aflevering, ontvangst of een op overdracht gerichte handeling. De omstandigheid dat een ‘handeling’ als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet niet slechts betrekking heeft op handelingen verricht nadat de in de Opiumwet bedoelde middelen feitelijk binnen Nederland zijn gebracht doet daar niet aan af, omdat verder vervoer van de container niet kon leiden tot verder vervoer van cocaïne, nu de cocaïne immers niet langer aanwezig was in de container.
Dit laat onverlet dat in een dergelijke situatie wel sprake kan zijn van strafbare voorbereidingshandelingen.
Uit het voorgaande volgt – gelet op de bewijsmiddelen bezien in onderlinge samenhang – naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van feit 9 en 10 (Koffie)
De onderhavige zaak ziet op twee containers die op 2 en 3 januari 2013 zijn gecontroleerd te Antwerpen. In beide containers is cocaïne aangetroffen. Het openbaar ministerie heeft [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11] als verdachten aangemerkt van (verlengde) invoer en voorbereidingshandelingen.
Algemeen
Op 25 december 2012 is met ms Santa Philippa vanuit Callao (Peru) een container met nummer SUDU 7983287 (hierna: Coca Coffee) verscheept naar Antwerpen. In deze container zijn bij een controle op 3 januari 2013 achter de deur 3 sportzakken aangetroffen met in totaal 11 getapete pakketten. De uitgevoerde SCOTT NARK test was positief voor wat betreft de aanwezigheid van cocaïne (p. 83-85). Het gewicht van die pakketten bedroeg 117,54 kg. In de uit België afkomstige stukken is deze container genoemd “dossier COCA COFFEE” met nummer 007628/2013. Er zijn 11 monsters van deze pakketten genomen (p. 133). Deze bevatten allen cocaïne (p. 130-132).
Daarnaast is sprake van een container welke een dag eerder op 2 januari 2013 is gecontroleerd. Deze container met nummer SUDU5228060 (hierna: Erwtjes/Zalm) was aangekomen op 1 januari 2013 met ms Balthasar Schulte vanuit Callao (Peru). In deze container zijn 3 sporttassen met 101 getapete pakketten aangetroffen, welke eveneens positief zijn getest op cocaïne. Het gewicht bedroeg 109,05 kg (p. 81-82). Deze container is genoemd “Erwtjes/Zalm” en heeft nummer 007623/2013 gekregen in de Belgische stukken. Ook in dit geval is vastgesteld dat de poeders cocaïne bevatten (p. 91).
1 januari 2013
Op dinsdag 1 januari 2013 wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 13] . [medeverdachte 13] zegt “laten we het hopen dat het bij ehh…dat het woensdag al gelijk begint.” [verdachte] antwoordt: “Ja gelijk de eerste op de tweede man, dat moet” (p. 1). Diezelfde dag vraagt [medeverdachte 8] aan [medeverdachte 13] of hij morgen met die oude DAF komt en dat is zo (p. 4). Gelet op hetgeen volgt na deze eerste januari 2013, leidt de rechtbank uit de voornoemde gesprekken af dat [verdachte] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] spreken over een op woensdag 2 januari 2013 op te halen partij.
2 januari 2013
Op 2 januari 2013 vindt een observatie plaats, waarbij [medeverdachte 13] wordt waargenomen op de parkeerplaats Wouwse Tol van 6:30 uur tot 17:25 uur met een DAF trekker met kenteken [kenteken 8] (p. 6-8). [medeverdachte 13] staat daar te wachten, zo valt op te maken uit de onderschepte gesprekken die hij voert met een vriendin [getuige 2] . Hij laat haar rond half 1 ’s middags weten dat hij al 7 uur staat te wachten tot de vrijstelling is geregeld ofzo, maar het is het wachten wel waard (p. 10-11). [medeverdachte 13] lijkt genoeg te krijgen van het wachten: hij vloekt en zegt dat hij wortel staat te schieten( p. 14). In ieder geval vraagt hij om 16:46 uur aan een onbekend gebleven man om op de laptop te kijken tot hoe laat de MSC terminal 730 in Antwerpen open is (p. 16). De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 13] in de veronderstelling leeft dat hij daar uiteindelijk naar toe moet, te meer nu hij een dag later ook daadwerkelijk geobserveerd zal worden te Antwerpen ter hoogte van de MSC terminal kaai 730 (p. 125). [medeverdachte 13] meldt aan [getuige 2] dat hij kan gaan als hij om 17:45 uur nog niets heeft vernomen en dat het dan morgen wordt (p. 18). Daarnaast meldt [medeverdachte 13] later die dag aan [getuige 2] dat hij beschikt over een “tijdelijke werktelefoon” (p. 23), en dat hij nog een dag op “zijn 10” moet wachten (p. 22). [verdachte] laat om 17:47 uur telefonisch aan een NN weten dat het vandaag niet gelukt is en morgenochtend wordt (p. 16).
Uit het voorgaande blijkt dat het kennelijk niet is gelukt om de bewuste container op die dag op te halen in de Antwerpse haven en dat partijen dat later alsnog gaan proberen.
Op dezelfde dag is tevens sprake van pingcontacten tussen [verdachte] (onder de pingnaam Pineapple) en [medeverdachte 11] (onder de pingnaam Strawberry). Uit de inhoud van de pingberichten volgt dat [medeverdachte 11] opdrachten aan [verdachte] geeft, onder meer tot hoe laat de chauffeur moet wachten. [verdachte] geeft daarop informatie door aan [medeverdachte 11] , zoals hoe het er met de chauffeur voor staat (p. 74-77). Uit tapgesprekken volgt dat [verdachte] contact heeft met [medeverdachte 8] , die op zijn beurt weer contact heeft met de chauffeur(s) (p. 249-252).
3 januari 2013
Op 3 januari 2013 vindt er wederom een observatie plaats, zowel in Nederland als in België door zowel de Nederlandse als de Belgische opsporingsdiensten (p. 112-116 en p. 124-126). Uit die observatieverslagen volgt samengevat het volgende.
[medeverdachte 13] komt om 06:00 uur wederom met een trekker met kenteken [kenteken 8] met oplegger aan op de Wouwse Tol, hij rijdt om 9:35 uur in de richting van Bergen op Zoom. Om 9:58 uur parkeert hij aan de overzijde van de MSC container terminal te Antwerpen. Om 10:53 uur wordt er door [medeverdachte 11] (onder de pingnaam Strawberry) naar [verdachte] (onder de pingnaam Pineapple) gepingd dat ze “hem ook naar ch brengen kopie ervan” (p. 75). Gelet op de inhoud van de daaraan voorafgaande pinggesprekken moet er, zo begrijpt de rechtbank, een mail met gegevens over het transport naar de chauffeur gebracht worden. Dit strookt met de observatiewaarnemingen dat [medeverdachte 13] contact heeft met iemand in een Renault Twingo. Daarnaast strookt het met een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 8] , waarin [medeverdachte 8] tegen [verdachte] zegt dat als [verdachte] die gegevens binnen krijgt, hij er aan moet denken dat hij (3e man) wat geld nodig heeft voor de tunnel. [verdachte] begrijpt het en gaat het doorgeven (p. 249). In ieder geval gaat [medeverdachte 13] in de trekker met oplegger naar de DP World en rijdt daar om 10:45 uur het terrein op.
Om 12:35 uur komt de trekker met oplegger het terrein weer afgereden, de oplegger is dan niet geladen. Om 15:42 uur geeft [verdachte] door aan [medeverdachte 8] : “laat ‘m maar terugkomen” (p. 252). Om 15:50 uur wordt waargenomen dat de trekker met oplegger richting de Rijksweg A12 rijdt (p. 115). Deze omstandigheden leiden bij de rechtbank tot het oordeel dat [medeverdachte 8] aan [medeverdachte 13] heeft doorgegeven dat [medeverdachte 13] terug moet keren.
Beschikte [medeverdachte 13] over een pincode?
Omstreeks 11:00 uur zou de Belgische politie de mededeling hebben gekregen dat [medeverdachte 13] door middel van een pincode de container Coca Coffee heeft bevraagd (p. 125). Daarnaast valt op p. 238 te lezen dat [medeverdachte 13] de bewuste container trachtte af te halen, maar niet over de juiste pincode beschikte.
Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de stukken echter onvoldoende vast te stellen dat [medeverdachte 13] door middel van een pincode de container zou hebben bevraagd op grond van het volgende.
[medeverdachte 13] zegt zelf in de telefoongesprekken die hij voert met [getuige 2] dat hij de container niet mee kreeg, omdat hij de pincode niet had (p. 260). Daarnaast zijn er pinggesprekken tussen [verdachte] (onder de pingnaam Pineapple) en [medeverdachte 11] (onder de pingnaam Strawberry), die naar het oordeel van de rechtbank gaan over de documenten die de chauffeur nodig heeft om de lading op te halen. Zo wordt er gepingd over “dus kan ie nu naar binnen toe zonder die transportbon”, “nee heeft bon nodig” en wordt er gepingd over een mail die kennelijk niet goed is aangekomen (p. 74-77). Over een pincode wordt niet gerept. Daarnaast zou (ook) [bedrijf 16] hebben gepoogd de container af te halen (p. 174). [bedrijf 16] heeft verklaard dat hij voor het ophalen van een container een mail ontving waarbij de opdracht werd verstrekt om een container in Antwerpen op te halen (p. 179). Bij de stukken van dat verhoor van [bedrijf 16] bevindt zich een mailtje c.q. opdrachtbevestiging met betrekking tot de container Coca Coffee, afkomstig van [emailadres 4] , met daarop handgeschreven een pincode (p. 197). Een mailtje met gelijke inhoud is tevens aangetroffen op een onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen USB stick (p. 288). In dat mailbericht staat (geen handgeschreven pincode, maar wel) onder meer vermeld “vrij van pin”. Ook die omstandigheid duidt er op dat [medeverdachte 13] niet in het bezit was van een pincode, maar slechts van een mail zonder een pincode. De rechtbank acht het gelet op het vorengaande aannemelijk dat [medeverdachte 13] wel heeft geprobeerd de bewuste container Coca Coffee op te halen, maar niet over een pincode beschikte.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de omstandigheid dat [bedrijf 16] (meermalen) heeft getracht de bewuste container op te halen er niet aan af doet dat ook [medeverdachte 13] zulks heeft geprobeerd.
Het mailtje van [emailadres 4]
Het hiervoor genoemde e-mailbericht - dat is aangetroffen op de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen USB stick - is van [emailadres 4] gericht aan [emailadres 5] . Uit de stukken valt op te maken dat [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van dit laatste e-mailadres. Zo heeft [medeverdachte 1] dit e-mailadres via een pingbericht doorgegeven aan [verdachte] (p. 471), heeft [medeverdachte 1] namens [bedrijf 1] en P. [betrokkene 6] namens [bedrijf 17] een trekker [kenteken 8] gehuurd – dezelfde trekker als in dit transport is gebruikt door [medeverdachte 13] (p. 472) en heeft [medeverdachte 1] zich in diverse telefoongesprekken voorgesteld als [betrokkene 6] van [bedrijf 17] (p. 472). [betrokkene 6] zelf is verhoord en heeft ontkend dat hij dit bewuste e-mailadres heeft aangemaakt; hij zat op dat moment in Spanje (p. 484). De rechtbank zal onder voornoemde omstandigheden de lezing van [medeverdachte 1] ter terechtzitting, inhoudende dat hij de naam van [betrokkene 6] niet valselijk heeft gebruikt, niet volgen omdat de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig acht.
(Wacht)geld voor [medeverdachte 13]
In de gesprekken die [medeverdachte 13] voert met [getuige 2] spreekt hij over verdiensten in de ordegrootte van “tien” (p. 10, 22, 260). [getuige 2] heeft verklaard dat het hier gaat om tienduizend (p. 315). Op 3 januari 2013 – nadat het ophalen niet is gelukt – laat [medeverdachte 13] aan [getuige 2] weten dat hij voor deze twee dagen toch nog effe 500 per dag krijgt (p. 257), spreekt hij over wachtgeld en over dat hij morgen wat centen krijgt (p. 261). Op 3 januari 2013 heeft [medeverdachte 13] contact met [medeverdachte 8] om morgen op kantoor te komen en wordt er over het wachtgeld gesproken (p. 253). Op 4 januari 2013 pingt [verdachte] (Pineapple) naar [medeverdachte 11] (Strawberry); “Ik geef r nu wat voor het weekend” (p. 77). Naar het oordeel van de rechtbank ziet deze ping op het betalen van ‘wachtgeld’ aan [medeverdachte 13] .
Twee containers?
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat ook de cocaïne in de container Erwtjes/Zalm voor de verdachten bestemd was. Dit wordt – samengevat – afgeleid uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 13] en [getuige 2] waarin [medeverdachte 13] aan [getuige 2] laten weten dat het er in principe twee waren, dat hij in principe allebei had moeten uithalen en dat het dan dubbelop was geweest, tien tien. [medeverdachte 13] spreekt in dat gesprek voorts over het wachten op de tweede, omdat de eerste niet lukte (p. 260-261). Daarnaast wordt door het openbaar ministerie gewezen op een tapgesprek tussen [medeverdachte 8] en [verdachte] over de keuze om achter nummer één aan te rijden(p. 250). Tot slot blijkt uit de stukken van de Belgische politie dat de beide containers op gelijke wijze zijn bevraagd vanaf hetzelfde IP-adres, aldus het openbaar ministerie.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de ter terechtzitting overgelegde processen-verbaal weliswaar dat de container Coca Coffee en de container Erwtjes/Zalm zijn bevraagd vanaf één zelfde IP-adres, maar dit IP-adres is op geen enkele wijze te linken aan de verdachten. Uit de gesprekken die [medeverdachte 13] voert
voorafgaandeaan de poging tot het ophalen van de container Coca Coffee valt niet af te leiden dat hij twee containers moest ophalen. Eerst nadat het is mislukt om de container Coca Coffee op te halen spreekt [medeverdachte 13] over “twee”. Voor zover die opmerking al zou zien op een andere container, is die enkele uitlating onvoldoende om de verdachten te linken aan de container Erwtjes/Zalm, nu enig bewijs omtrent de betrokkenheid van de verdachten bij die container ontbreekt. Ook het tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 8] biedt daartoe onvoldoende steunbewijs, te meer nu de beide verdachten in dat gesprek te kennen geven dat ze het niet snappen.
De rechtbank zal derhalve niet tot enige bewezenverklaring komen ten aanzien van de container Erwtjes/Zalm.
(Verlengde) invoer?
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat alle verdachten moeten worden vrijgesproken van de tenlastegelegde invoer (feit 9 in de zaak [verdachte] ). Voor betrokkenheid van de verdachten bij de feitelijke invoer in Nederland bestaat onvoldoende bewijs.
De rechtbank komt evenmin tot een bewezenverklaring voor zover het betreft handelingen zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet (in het spraakgebruik ook wel als verlengde invoer aangeduid). Nu de cocaïne door de douane is verwijderd en de container evenmin feitelijk is opgehaald kan er geen sprake meer zijn van verder vervoer, opslag, aflevering, ontvangst of een op overdracht gerichte handeling. De omstandigheid dat een ‘handeling’ als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet niet slechts betrekking heeft op handelingen verricht nadat de in de Opiumwet bedoelde middelen feitelijk binnen Nederland zijn gebracht doet daar niet aan af, omdat verder vervoer – hetgeen in casu niet heeft plaatsgevonden – van de container niet kon leiden tot verder vervoer van cocaïne, nu de cocaïne immers niet langer aanwezig was in de container.
Dit laat onverlet dat in een dergelijke situatie wel sprake kan zijn van strafbare voorbereidingshandelingen.
Hierna zal de rechtbank ingaan op de rol van de verschillende als verdachte betrokken personen en – voor zover nog nodig – op de gevoerde verweren.
[verdachte] en [medeverdachte 1]
Het door de beide raadslieden gevoerde verweer, inhoudende dat niet zou blijken dat [medeverdachte 13] specifiek de container Coca Coffee probeerde op te halen, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Dat de inspanningen zich richtten op het ophalen van deze container volgt in het bijzonder uit de locatie en de tijdstippen waarop [medeverdachte 13] zich heeft begeven in de Antwerpse haven in combinatie met de pinggesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 11] , de tapgesprekken tussen [medeverdachte 13] en [getuige 2] en de e-mail die op de USB-stick onder [medeverdachte 1] is aangetroffen.
Daarbij is niet relevant dat [medeverdachte 13] tegen [getuige 2] heeft gezegd: “En op gegeven moment werd ik gebeld van eeeh, ga, ga maar rijden, ze zijn eeh ze zijn allebei al weg” (p. 260). Dit “weg zijn” leest de rechtbank aldus dat er tegen [medeverdachte 13] is gezegd dat hij kon gaan rijden, niet dat de container fysiek al weg was.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de onderschepte tap- en pinggesprekken en de observatieverslagen dat het hier niet ging om een regulier transport. [verdachte] heeft daarbij zorg gedragen voor een chauffeur en het – deels via anderen – onderhouden van contact met die chauffeur. [medeverdachte 1] regelt de zogenaamde ‘binnenboel’ bij [bedrijf 1] en zorgt voor vervoersmiddelen en het papierwerk. Dit alles wordt aldus vormgegeven dat gesprekken moeilijk te traceren zijn, evenals de huurders van de vervoermiddelen en de opdrachtgevers. Daarnaast staat vast dat er daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen in de container Coca Coffee. Uit voornoemde omstandigheden volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wetenschap hebben gehad van de cocaïne. Voor zover het verweer er op ziet deze wetenschap te ontkrachten wordt het verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen, bezien in onderlinge samenhang en ook gelet op de rol die [verdachte] en [medeverdachte 1] vervulden binnen het bedrijf [bedrijf 1] , dat [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij voorbereidingshandelingen ten aanzien van de cocaïne in de container Coca Coffee met ingang van 25 december 2012; dit is de datum waarop de container in de Antwerpse haven is aangekomen.
Ten aanzien van feit 11 (Antwerpen)
In zaaksdossier Antwerpen is in de eerste plaats aan [verdachte] en [medeverdachte 1] de invoer van respectievelijk 253,8 en 186,3 kilo cocaïne ten laste gelegd. Het onderzoek naar deze feiten is weergegeven in de deeldossiers Pincode en Gelazur.
Met het openbaar ministerie en de raadslieden is de rechtbank van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Zij spreekt de verdachten hiervan vrij. Gelet op het standpunt van het openbaar ministerie in deze, behoeft dit oordeel niet nader te worden gemotiveerd.
Ten aanzien van feit 12 (Antwerpen)
Aan [verdachte] en [medeverdachte 1] wordt voorts verweten dat zij zich in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 5 december 2012 op verschillende plaatsen in Nederland en België hebben schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen, gericht op – kort gezegd – de invoer en het vervoeren van cocaïne.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderzoeken zoals verwoord in de verschillende deeldossiers van zaaksdossier Antwerpen niet kan volgen dat verdachten zich aan voorbereidingshandelingen hebben schuldig gemaakt. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
Deeldossiers Pincode, Gelazur en Arb
Het onderzoek zoals neergelegd in de deeldossiers Pincode en Gelazur is bij [verdachte] en [medeverdachte 1] (ook) ten laste gelegd als invoer van cocaïne. Hierboven bleek reeds dat het openbaar ministerie daarvan vrijspraak heeft gevraagd. De rechtbank volgt het openbaar ministerie hierin. Uit het requisitoir valt af te leiden dat het openbaar ministerie op basis van deze deeldossiers evenmin tot een bewezenverklaring komt van voorbereidingshandelingen. Ook hierin volgt de rechtbank het openbaar ministerie. Dit oordeel behoeft verder niet te worden gemotiveerd.
Blijkens het requisitoir legt het openbaar ministerie het onderzoek in deeldossier Arb niet ten grondslag aan de gevorderde veroordeling ter zake van voorbereidingshandelingen. Ook de rechtbank is van oordeel dat op basis van dit deelonderzoek niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachten zich aan voorbereidingshandelingen hebben schuldig gemaakt. Gezien de opstelling van het openbaar ministerie behoeft dit oordeel verder niet te worden gemotiveerd.
Deeldossiers Ferro, Loa, Loodje, Silver en Alkapin
Ten aanzien van de deeldossiers Ferro, Loa, Loodje en Silver geldt dat er hetzij geen sprake is van verdovende middelen hetzij er geen aanwijzingen zijn te vinden voor betrokkenheid van verdachten. Deeldossier Alkapin ligt buiten de ten laste gelegde periode. Nu ook het openbaar ministerie van oordeel is dat de in deze deeldossiers neergelegde onderzoeken niet kunnen bijdragen tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, behoeft dit oordeel niet nader te worden gemotiveerd.
Deeldossiers Quinten, Remorq, Salmone en Beef
Ook voor de deeldossiers Quinten, Remorq, Salmone en Beef geldt naar het oordeel van de rechtbank dat er ofwel geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van verdovende middelen ofwel geen aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachten.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de verwijzing naar de overige stukken van het totale onderzoek Dagger onvoldoende om op basis daarvan (in de deeldossiers Antwerpen) alsnog tot een veroordeling ter zake van voorbereidingshandelingen te kunnen komen. De rechtbank merkt in dit verband op dat waar zij in verschillende andere zaaksdossiers (wel) tot een veroordeling komt ter zake van voorbereidingshandelingen, er – anders dan hier – telkens sprake is van zowel aanwijzingen voor de aanwezigheid van cocaïne als aanwijzingen voor betrokkenheid van de desbetreffende verdachten. Ook is van belang dat de in zaaksdossier Antwerpen beschreven gebeurtenissen hebben plaatsgehad vóór de gebeurtenissen zoals omschreven in de andere zaaksdossiers in onderzoek Dagger. Ten slotte is in zaaksdossier Antwerpen gebleken dat het de daders niet steeds om cocaïne te doen was. Ook dat is een reden waarom niet te snel kan worden aangenomen dat sprake is geweest van voorbereidingshandelingen ter zake van de invoer e.d. van specifiek cocaïne.
Bespreking per deeldossier
In deeldossier Quinten gaat het om een container mosselen, die wordt opgehaald en vijf uur later weer bij de terminal wordt teruggebracht. Er is sprake van betrokkenheid van [verdachte] in de zin dat [verdachte] de bewuste dag met de rederij over de container heeft gebeld. Ook heeft er die dag veel telefonisch contact plaatsgevonden tussen [verdachte] enerzijds en (het bedrijf van) de chauffeur die de container had opgehaald en teruggebracht anderzijds. Uit het dossier volgt echter niet dat zich in de container verdovende middelen, meer in het bijzonder cocaïne zou(den) hebben bevonden.
In de zaak Remorq is (wel) sprake van het aantreffen van cocaïne, maar ontbreken aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachten hierbij. De omstandigheid dat gebruik werd gemaakt van een trekker, gehuurd door [bedrijf 1] , terwijl diezelfde trekker twee dagen eerder ook in beeld was gekomen in deeldossier Arb, maakt dit niet anders, nu in zaaksdossier Arb van enige onregelmatigheid niet is gebleken. In deeldossier Arb is de container immers – zij het met enige vertraging – afgeleverd bij de geadresseerde, bleek het zegel intact, was het nummer van het zegel gelijk aan het nummer dat bij verzending te Los Angeles was aangebracht en betrof de inhoud van de container drie oldtimers en motoronderdelen.
In deeldossier Salmone is de inhoud van de container niet gecontroleerd omdat de politie eerst vier dagen later werd ingelicht over het feit dat was getracht de container weg te nemen terwijl men niet over de juiste pincode beschikte. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat zich in de container cocaïne zou hebben bevonden.
In deeldossier Beef ten slotte bleken tien dozen te zijn weggenomen. Dat zich in die dozen cocaïne zou hebben bevonden, is niet vastgesteld. Voorts is van betrokkenheid van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] niet gebleken. Met name kan hun betrokkenheid niet worden afgeleid uit het feit dat zij weken later, in de periode van 26 december 2012 tot en met 18 februari 2013, telefonische contacten hadden met [betrokkene 13] , zijnde de baas van de chauffeur die in deeldossier Beef de bewuste container had opgehaald.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan – kort gezegd – voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in de ten laste gelegde periode.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, en 10 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(zaaksdossier Santa Marta)
hij
in de periode van 11 januari 2013 tot en met 15 mei 2013te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, en/of teSanta Marta,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van deOpiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een ander of anderen middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededaders wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het
/dehierboven bedoelde feit
(en),
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- ( daartoe) (meermalen) afgereisd naar Santa Marta, en aldaar verbleven en
- met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer
mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het importeren of vervoeren
van een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of
pingberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het importeren of vervoeren van een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan
- betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren
en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin
die cocaïne was verborgen ;
2.
(zaaksdossier Iveco)
hij
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 januari 2013
te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op
weg naar Antwerpen),
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 110 kilogram, van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
3.
(zaaksdossier Iveco)
hij
in de periode van 1
januari201
3tot en met 21 januari 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden ,
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het
/dehierboven bedoelde feit
(en),
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- door middel van een gewapende overval op een vrachtwagen getracht een partij
cocaïne te bemachtigen om die cocaïne te vervoeren,en
- feitelijk beschikking gehad over de gehuurde Peugeot met kenteken [kenteken 4]
die door hem en/of zijn mededader(s) is gebruikt
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of
met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of
Pingberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen
;
5.
(zaaksdossier Bananen)
Hij in de periode van 9 mei 2013 tot en met 27 mei 2013 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen)
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 283,39 kilogram,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst 1;
6.
(zaaksdossier Bananen)
hij in de periode van 22 april 2013 tot en met 29 mei 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Bergen op Zoom, en/of te Antwerpen, tezamen en in vereniging met
anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van eenhoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden ,
- een ander heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen, en
- zich en/of een ander of anderen middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en dat zij bestemd waren tot het plegen van
dehierboven bedoelde feit
en,
hebbende verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de vracht waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn mededader(s) en/of het bedrijf [bedrijf 8] zou worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne en de vracht waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan ten behoeve van het importeren en het vervoeren van de vracht waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek (ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd met betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer emailberichten verstuurd en/of ontvangen met betrekking tot het transport en/of het afleveren en/of de betaling van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht waarin die cocaïne was verborgen en/of
- besprekingen en/of ontmoetingen gevoerd met betrekking tot een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een bedrijf opgericht (genaamd [bedrijf 8] ) voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht waarin die cocaïne was verborgen;
8.
(zaaksdossier Norma)
hij in de periode van 11 april 2013 tot en met 17 april 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Rhoon, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- een ander heeft getracht te bewegen om inlichtingen te verschaffen, en
- zich en/of anderen inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- telefoongesprekken (in versluierd taalgebruik en/of onder een andere naam) gevoerd en/of pingberichten verstuurd en/of ontvangen ten behoeve van het doorgeven en/of ontvangen van informatie over een transport waarin die cocaïne was verborgen;
10. ( zaaksdossier Koffie)
hij in de periode van 25 december 2012 tot en met 3 januari 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, en/of te Antwerpen,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk vervoeren en binnen
het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheid (een) hoeveelhe(i)d van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
voor te bereiden, en/of
- zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot
het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
-
eenvoorwerp en
eenvervoermiddel voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of
- één of meer telefoongesprekken gevoerd en/of pingberichten en/of emailberichten gestuurd met betrekking tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van die vracht waarin die cocaïne was verborgen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
MEDEPLEGEN VAN, OM EEN FEIT, BEDOELD IN HET VIERDE OF VIJFDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN OF TE BEVORDEREN, ZICH EN/OF EEN ANDER MIDDELEN EN/OF INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHT TE VERSCHAFFEN EN/OF VOORWERPEN EN/OF GELDEN VOORHANDEN HEEFT WAARVAN HIJ WEET OF ERNSTIGE REDEN HEEFT OM TE VERMOEDEN DAT ZIJ BESTEMD ZIJN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT.
2.
DE EENDAADSE SAMENLOOP VAN :
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
en
3.
MEDEPLEGEN VAN, OM EEN FEIT BEDOELD IN HET VIERDE EN VIJFDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN, ZICH EN/OF EEN ANDER GELEGENHEID EN/OF MIDDELEN EN/OF INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHT TE VERSCHAFFEN EN VOORWERPEN EN VERVOERMIDDELEN VOORHANDEN HEEFT, WAARVAN HIJ WEET OF ERNSTIGE REDEN HEEFT OM TE VERMOEDEN DAT ZIJ BESTEMD ZIJN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT.
5.
DE EENDAADSE SAMENLOOP VAN :
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD
en
6.
MEDEPLEGEN VAN, OM EEN FEIT BEDOELD IN HET VIERDE EN VIJFDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN, EEN ANDER TRACHT TE BEWEGEN OM DAT FEIT MEDE TE PLEGEN, ZICH EN/OF EEN ANDER MIDDELEN EN/OF INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHT TE VERSCHAFFEN EN VOORWERPEN EN VERVOERMIDDELEN VOORHANDEN HEBBEN, WAARVAN HIJ WEET DAT ZIJ BESTEMD ZIJN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT.
8.
MEDEPLEGEN VAN, OM EEN FEIT BEDOELD IN HET VIERDE EN VIJFDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN, EEN ANDER TRACHT TE BEWEGEN OM DAARTOE INLICHTINGEN TE VERSCHAFFEN EN/OF ZICH EN/OF EEN ANDER INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHT TE VERSCHAFFEN EN/OF VOORWERPEN EN VERVOERMIDDELEN VOORHANDEN HEEFT, WAARVAN HIJ WEET OF ERNSTIGE REDEN HEEFT OM TE VERMOEDEN DAT ZIJ BESTEMD ZIJN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT.
10.
MEDEPLEGEN VAN, OM EEN FEIT BEDOELD IN HET VIERDE EN VIJFDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN, ZICH EN/OF EEN ANDER GELEGENHEID EN/OF INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHT TE VERSCHAFFEN EN/OF EEN VOORWERP EN EEN VERVOERMIDDEL VOORHANDEN HEEFT, WAARVAN HIJ WEET DAT ZIJ BESTEMD ZIJN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen op grote schaal en veelvuldig schuldig gemaakt aan (het plegen van voorbereidingshandelingen voor) de (verlengde) invoer van cocaïne in Nederland zoals bewezenverklaard. Het betrof cocaïne die vanuit Zuid-Amerikaanse landen werd verscheept naar de haven van Rotterdam of (via de Westerschelde) naar de haven van Antwerpen, om van daaruit vervolgens verder vervoerd te worden. De periodes waarin de voorbereidingshandelingen van verschillende trajecten plaatsvonden, overlapten elkaar. De verdachte was dus met meer trajecten tegelijk bezig.
De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte een leidinggevende en coördinerende rol had bij het vervoeren en ophalen van de deklading en de cocaïne. Zo is de verdachte afgereisd naar Colombia nadat het maar niet lukte om een partij cocaïne verzonden te krijgen. Daarnaast onderhield de verdachte contacten met medeverdachten en werd hij op de hoogte gehouden van het verloop van de transporten.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevorderen de toename van vermogen- en geweldsdelicten. Het is bekend dat gebruikers veelal strafbare feiten plegen om aan geld te komen voor de aanschaf van drugs. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort misdrijven veel geld oplevert voor alle personen die zitten in de organisatie van de invoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruiker. De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn streven naar geldelijk gewin en heeft niet nagedacht over de verstrekkende gevolgen voor de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Redelijke termijn
In deze zaak is de verdachte op 4 juni 2013 in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, omdat de verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem ter zake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld.
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting zal zijn afgerond met een eindvonnis dat wordt gewezen ruim twee jaar en zeven maanden nadat de genoemde termijn is aangevangen. Dit houdt een overschrijding van de redelijke termijn in van zeven maanden en derhalve (in beginsel) een vermindering van de straf met 10 procent.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt genoemde overschrijding van de termijn ten dele gerechtvaardigd door de omvang en complexiteit van de zaak.
Voor de extra vertraging, gedurende welke verdachte in onzekerheid heeft moeten verkeren, zal de rechtbank de op te leggen onvoorwaardelijke straf verminderen met 5 procent.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij beslissing van 24 april 2014 onder algemene en bijzondere voorwaarden geschorst per 25 april 2014 tot aan de einduitspraak.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak om te zetten in een schorsing voor onbepaalde tijd.
De rechtbank is van oordeel dat de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte niet zodanig zwaarwegend zijn, dat die opwegen tegen het maatschappelijk belang bij voortduren van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal dan ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a, van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 4, 7, 9, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6, 8 en 10 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en K. Helmich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar en R. van Andel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2016.
Bijlage I
Tekst nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(zaaksdossier Santa Marta)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 11 januari 2013 tot en met 15 mei 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te
Santa Marta, althans in Colombia,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- getracht een (grote) hoeveelheid cocaïne in (een) container(s) met als
deklading ananas per boot via de Westerschelde naar de haven van Antwerpen te
vervoeren en/of
- ( daartoe) (meermalen) afgereisd naar Santa Marta, althans Colombia en/of
aldaar verbleven en/of
- met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer
mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het importeren of vervoeren
van een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of
pingberichten gestuurd/ontvangen en/of e-mailberichten verstuurd/ontvangen
met betrekking tot het importeren of vervoeren van een (grote) hoeveelheid
cocaïne en/of de deklading daarvan
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de
vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf
zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne
en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren
en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin
die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van
een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
2.
(zaaksdossier Iveco)
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 januari 2013
te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op
weg naar Antwerpen),
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (in ieder geval) (ongeveer)
110 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
3.
(zaaksdossier Iveco)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 21 januari 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te
Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de
vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf
zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne
en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren
en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die
cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van
een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen
en/of
- door middel van een gewapende overval op een vrachtwagen getracht een partij
cocaïne te bemachtigen om die cocaïne vervolgens naar Nederland te vervoeren,
en/of
- feitelijk beschikking gehad over de gehuurde Peugeot met kenteken [kenteken 4]
die door hem en/of zijn mededader(s) is gebruikt bij de gewapende overval
waarbij getracht is een partij cocaïne mee te nemen naar Nederland.
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of
met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het
invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of
vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of
Pingberichten en/of emailberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het invoeren/binnen het
grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die
cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen
4.
(zaaksdossier Guyana)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 29 juni 2012 tot en met 20 februari 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of te Delft, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne
en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn
mededader(s) en/of het bedrijf [bedrijf 7] zou(den) worden afgeleverd
en/of
- een bespreking(en) en/of ontmoeting(en) gevoerd met betrekking tot een of
meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was
verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of
één of meer smsbericht(en) en/of pingberichten verstuurd en/of ontvangen met
betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een of meer
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen
en/of
- één of meer emailberichten verstuurd (aan de vervoerder) en/of ontvangen met
betrekking tot het transport en/of het afleveren en/of de betaling van een of
meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was
verborgen en/of
- een ruimte(s)/opslaglocatie(s) ter beschikking gesteld voor de aflevering
en/of de opslag van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en)
waarin die cocaïne was verborgen;
5.
(zaaksdossier Bananen)
hij
in of omstreeks de periode van 9 mei 2013 tot en met 27 mei 2013
te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op
weg naar Antwerpen),
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 283,39 kilogram,
althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
(zaaksdossier Bananen)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 22 april 2013 tot en met 29 mei 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Lith en/of Bergen op Zoom,
althans in Nederland, en/of te Antwerpen, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de
vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn mededader(s)
en/of het bedrijf [bedrijf 8] zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne en/of de
vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het
importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en)
waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of
één of meer smsbericht(en) en/of pinberichten verstuurd en/of ontvangen met
betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne
en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer emailberichten verstuurd (aan de vervoerder) en/of ontvangen met
betrekking tot het transport en/of het afleveren en/of de betaling van een
hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een of meerdere bespreking(en) en/of ontmoeting(en) gevoerd met betrekking
tot een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was
verborgen en/of
- een bedrijf opgericht (genaamd [bedrijf 8] ) voor de aflevering en/of de opslag
van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was
verborgen;
7.
(zaaksdossier Norma)
hij
in of omstreeks de periode van 10 april 2013 tot en met 12 april 2013
te Nederland, (binnen de territoriale wateren),
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 114 kilogram,
althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
8.
(zaaksdossier Norma)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 11 april 2013 tot en met 17 april 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Rhoon, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zich als werknemer van CMA CGM, al dan niet tijdens werktijd, beschikbaar
gesteld en/of (vervolgens) gehouden voor het (meermalen) verstrekken en/of
ontvangen van inlichtingen (te weten pincode(s), containernummer(s),
scheepsschedule(s)) ten behoeve van het uithalen van cocaïne uit een of meer
vracht(en) in de haven van Rotterdam en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik en/of onder een
andere naam) gevoerd en/of één of meer smsbericht(en) en/of pingberichten
verstuurd en/of ontvangen ten
behoeve van het doorgeven en/of ontvangen van informatie (aan de
opdrachtgever(s)) over een of meer transport(en) waarin die cocaïne was
verborgen en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het
verstrekken van informatie over een of meer transport(en) waarin die cocaïne
was verborgen en/of
- één of meer emailberichten verstuurd (aan de vervoerder en/of ontvanger)
en/of ontvangen met betrekking tot informatie over een of meer transport(en)
waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een of meerdere bespreking(en) en/of ontmoeting(en) gevoerd met betrekking
tot een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen (al dan niet
bij restaurant ' [bedrijf 15] ' aan de [vestigingsplaats 2] ).
9.
(zaaksdossier Koffie)
hij
in of omstreeks de periode van 28 november 2012 tot en met 3 januari 2013
te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op
weg naar Antwerpen),
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft
gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
(ongeveer) 109,05 kilogram en/of 117,54 kilogram, althans een (grote)
hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10. ( zaaksdossier Koffie)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 3 januari 2013
te Rotterdam en/of Capelle aan den Ijssel, althans in Nederland, en/of te
Antwerpen, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten liet opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen liet grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens liet vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot liet plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s) , tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de
vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf
zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne
en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren
en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die
cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van
een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of
met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren/
binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van
die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of

pingberichten en/of emailberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen

11.
(zaaksdossier Antwerpen)
hij
op één of meerdere tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 5 december 2012
te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op
weg naar Antwerpen),
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft
gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
(ongeveer) 253,8 kilogram cocaïne (dossier Pincode) en/of 186,3 kilogram
cocaïne (dossier Gelazur) en/of/althans meerdere (grote) hoeveelheden van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
12. ( zaaksdossier Antwerpen)
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 5 december 2012
te Rotterdam en/of Capelle aan den Ijssel, althans in Nederland, en/of te
Antwerpen, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) , althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s) , tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de
vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf
zou (den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(±)d(en) cocaïne
en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren
en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die
cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van
een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of
met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren/
binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van
die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of
pingberichten en/of emailberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten
waarin die cocaïne was verborgen