ECLI:NL:RBROT:2016:6188

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
505754 / HA RK 16-580
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster in een bestuursrechtelijke procedure tegen de gemeente Dordrecht. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting van 11 juli 2016, waar de rechter, mr. L.A.C. van Nifterick, het beroep van verzoekster tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen een gemeentelijk besluit behandelde. Tijdens deze zitting verzocht de gemachtigde van verzoekster om de zitting aan te houden, maar de rechter besloot het onderzoek te sluiten. Verzoekster stelde dat er sprake was van verzuimen en wetsovertredingen door de gemeente, en dat de rechter niet onpartijdig was geweest in haar beslissing.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en de reactie van de rechter beoordeeld. De rechter heeft aangegeven dat de beslissing om het onderzoek te sluiten niet onbegrijpelijk was, gezien de uitvoerigheid van de behandeling en het feit dat de rechter voldoende informatie had om een oordeel te vellen. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die wijzen op vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer geoordeeld dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem ondersteund door de rechters in de wrakingskamer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 505754 / HA RK 16-580
Beslissing van 22 juli 2016
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde [naam gemachtigde],
strekkende tot wraking van:
mr. L.A.C. van Nifterick, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuur 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 11 juli 2016 is door de rechter behandeld het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: de gemeente) van 2 februari 2016, houdende kennelijk niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van de gemeente van 15 november 2006. Die procedure draagt als kenmerk ROT 16 / 1610.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoekster, haar gemachtigde, de rechter, alsmede mr. E. Nijhof, de gemachtigde van de gemeente zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief/e-mail van 11 juli 2016.
Ter zitting van 19 juli 2016, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: verzoekster, haar gemachtigde, alsmede de gemachtigde van de gemeente.
De rechter is met voorafgaand bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
De gemachtigde van verzoekster heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoekster nader toegelicht. Hij heeft daarbij een uittreksel uit de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden overgelegd.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende doen aanvoeren - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
In de procedure van verzoekster tegen de gemeente is sprake van vele verzuimen en wetsovertredingen door de gemeente, zoals bijvoorbeeld het strafbare feit van het plegen van meineed door [naam], [naam] en [naam]. Dat is de ergste fout die een bestuursorgaan kan maken. Genoemde [naam] en [naam] hebben een besluit genomen over een functie, terwijl de arbeidsovereenkomst niet bestaat. Dat is een zware wetsovertreding.
2.1.2.
Voorafgaand aan de zitting van 11 juli 2016 heeft de gemachtigde van verzoekster bij brief van 30 juni 2016 verzocht de zitting aan te houden en de gemeente een termijn te geven en in de gelegenheid te stellen om de door verzoekster in het beroepschrift en aanvullend beroepschrift genoemde verzuimen te herstellen. Ter zitting van 11 juli 2016 heeft de gemachtigde dat verzoek herhaald. De rechter heeft dat verzoek niet toegewezen en deelde mee het onderzoek ter zitting te sluiten.
2.1.3.
De procedure bij de rechter klopt ook niet, want er is geen rechtsgeldig besluit. Het wordt hoog tijd dat de rechter richting gemeente gaat kijken en ophoudt met haar pogingen om verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
In de onderhavige procedure is het bestreden besluit eenvoudig: de gemeente is van mening dat verzoekster te laat is met het maken van bezwaar; het besluit is immers van 15 november 2006 en het bezwaar is van 30 oktober 2015.
2.2.2.
Ter zitting heeft de rechter ruim de tijd genomen om te zoeken naar het probleem achter het bestreden besluit en na ongeveer 55 minuten gaf de rechter aan dat haar vragen allemaal beantwoord waren. De gemachtigde gaf toen aan dat er bij hem nog de volgende vraag leefde: was de rechter bereid vandaag, op dat moment, een nieuwe zittingsdatum te bepalen. Immers, het was van groot belang dat de door hem genoemde verzuimen zouden worden hersteld en dat herstel van de verzuimen lag niet in de macht van de bestuursrechter maar kon alleen door verweerder worden gedaan. De rechter heeft ter zitting aangegeven dat zij het onderzoek ter zitting zou sluiten maar over de vraag van de gemachtigde zou nadenken. Daarop werd de rechter gewraakt.
2.2.3.
De rechter stelt zich op het standpunt dat een proceshandeling waar een partij het niet mee eens is (het niet willen schorsen van het onderzoek ter zitting omdat zij zich voldoende voorgelicht achtte om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, zodat het onderzoek ter zitting gesloten kon worden) geen gerechtvaardigde grond voor wraking oplevert.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Niet in geschil is dat de rechter na een mondelinge behandeling van de zaak van verzoekster van circa 55 minuten, waarbij de gemachtigde van verzoekster uitvoerig aan het woord was geweest, heeft meegedeeld dat zij in het kader van de tijd ging afronden.
Vervolgens heeft de rechter op de – daaraan voorafgaand reeds door de gemachtigde van verzoekster geformuleerde en gemotiveerde – herhaalde vraag of zij aanstonds de zaak zou gaan aanhouden en een nieuwe zittingsdatum zou bepalen, ontkennend geantwoord en meegedeeld dat zij het onderzoek ter zitting ging sluiten en er nog eens goed over ging nadenken.
3.5
Deze beslissing van de rechter is niet onbegrijpelijk. De mondelinge behandeling ter zitting was bijzonder uitvoerig geweest en het lag op dat moment niet voor de hand een beslissing te nemen over eventuele latere voortzetting van de mondelinge behandeling. Immers, bij beoordeling van een niet-ontvankelijk verklaard bezwaarschrift dient de bestuursrechter primair te bezien of terecht tot niet-ontvankelijkverklaring is besloten.
3.6
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van mr. L.A.C. van Nifterick.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. J.H. de Wildt en
mr. I.K. Rapmund, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster en haar gemachtigde
- mr. L.A.C. van Nifterick
- mr. E. Nijhof