ECLI:NL:RBROT:2016:6182

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
C/10/474886 / HA ZA 15-394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en uitleg van arbitraal beding naar Noors recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als '[eiseres]', en twee gedaagden, te weten Assuranceforeningen Skuld en Skuld Mutual Protection and Indemnity Association (Bermuda) Limited, beide gevestigd in Oslo, Noorwegen. De zaak draait om de uitleg van een arbitraal beding volgens Noors recht en de vraag of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres]. De rechtbank verwijst naar een eerder tussenvonnis van 23 december 2015 en constateert dat partijen ter comparitie unaniem hebben verklaard dat Noors recht van toepassing is op de geldigheid van het arbitraal beding. [Eiseres] stelt dat het arbitraal beding niet voldoet aan de vereisten van Noors recht, terwijl Skuld het tegendeel betoogt. De rechtbank oordeelt dat het arbitraal beding moet worden uitgelegd volgens de regels van de Noorse Arbitration Act en komt tot de conclusie dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren ten aanzien van de vordering van [eiseres] die verband houdt met de verzekeringsrelatie. De rechtbank compenseert de proceskosten, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld. De zaak wordt vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/474886 / HA ZA 15-394
Vonnis van 10 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Rhoon,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.A. Klaassen,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ASSURANCEFORENINGEN SKULD (GJENSLIDIG),
kantoorhoudende te Oslo, Noorwegen,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
SKULD MUTUAL PROTECTION AND INDEMNITY ASSOCIATION (BERMUDA) LIMITED,
kantoorhoudende te Oslo, Noorwegen,
gedaagden,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. E.C.G. Klinkhamer.
Eiseres ion de hoofdzaak, verweerster in het incident wordt hierna “ [eiseres] ” genoemd, gedaagden, eiseressen in het incident gezamenlijk “Skuld”.

1.De verdere procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnis van 23december 2015.
1.2.
Sedertdien zijn de volgende proceshandelingen verricht.
  • [eiseres] heeft bij brief van 17 februari 2016 stukken in het geding gebracht.
  • Skuld heeft bij akte van 3 maart 2016 haar productie 4 in het geding gebracht.
  • Op 3 maart 2016 heeft de in het tussenvonnis van 23 december 2015 gelaste comparitie van partijen plaats gevonden. Van die terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt, op verzoek van partijen grotendeels in de Engelse taal. Op de comparitie van partijen hebben onder anderen Noorse advocaten toelichtingen gegeven en zijn verdere stukken in het geding gebracht, een en ander zoals is vermeld in het proces-verbaal.
  • [eiseres] heeft bij brief van 23 maart 2016 met bijlagen opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal gemaakt.
  • Skuld heeft brief van 13 april 2016 met bijlagen opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt.
1.3.
Op verzoek van partijen is de zaak aangehouden. Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd.

2.De verdere beoordeling

in het incident

2.1.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in het tussenvonnis van 23 december 2015 heeft overwogen ten aanzien van de vordering van Skuld tot onbevoegdverklaring wegens een gesteld geldig arbitraal beding.
2.2.
Partijen hebben ter comparitie eenstemmig verklaard dat Noors recht van toepassing is op de vragen naar de geldigheid van het arbitraal beding, dan wel naar het vervallen zijn of het niet meer van kracht zijn van het arbitraal beding. Het Noorse recht, zoals dat gold ten tijde van de totstandkoming van de rechtsverhouding tussen [eiseres] en Skuld en ook thans nog, is belichaamd in de Engelse vertaling “Act of 14 May 2004, No 25 relating to Arbitration (The Arbitration Act)” (hierna: Arbitration Act), waarvan partijen een afschrift aan de rechtbank hebben verschaft. Voorts hebben partijen eenstemmig onder meer het volgende verklaard:
  • De verwijzing in het onderhavige arbitraal beding naar de Insurance Contracts Act van 1989 is in het onderhavige geval niet van belang.
  • Volgens Noors recht dienen de vragen naar de geldigheid, het vervallen zijn of het niet meer van kracht zijn van een arbitraal beding los van de betreffende overeenkomst te worden beoordeeld (separabiliteit). Vernietiging, ontbinding of beëindiging van de betreffende overeenkomst bepaalt niet het lot van het arbitraal beding.
  • De verzekeringsrechtelijke verhouding tussen [eiseres] en Skuld dient te worden aangemerkt als een zakelijke rechtsverhouding.
  • In het onderhavige geval spelen geen regels van Noors recht, feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot het oordeel dat het onderhavige arbitraal beding ongeldig, vervallen of niet meer van kracht is, mits het arbitraal beding naar de uitleg ervan voldoet aan de vereisten van Noors recht voor een geldig en bindend arbitraal beding.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van het onderhavige arbitraal beding, waarbij [eiseres] betoogt dat het arbitraal beding niet voldoende specifiek is om te voldoen aan de vereisten van Noors recht, zodat het arbitraal beding daarom niet geldig is.
2.3.
Daarom dient de rechtbank het onderhavige arbitraal beding uit te leggen volgens de regels van Noors recht, met name de Arbitration Act.
Het arbitraal beding heeft de volgende bewoordingen:
“ARBITRATION AND LAW
47.1
Unless otherwise agreed, any dispute between the Association and any member, co-assured, affiliate, former member, or any party making a claim on the Association, shall be determined by Arbitration in Oslo.
47.2
Each party shall appoint one Arbitrator who shall together appoint a chairman of the arbitration tribunal, although if the two arbitrators fail to reach agreement on the appointment of a chairman, the chairman shall be appointed by the Chief Justice of the Oslo City Court.
47.3
The Rules and any arbitration proceedings shall be governed by Norwegian Law, except that the Insurance Contracts Act of 1989 shall not apply.”.
2.4.
Bij die uitleg is leidend de regel van het eerste lid van § 10 van de Arbitration Act, dat luidt als volgt:
“The parties may agree to submit to arbitration disputes which have arisen, as well as all or certain disputes which may arise in respect of a defined legal relationship.”.
Nu tussen partijen vast staat dat geen sprake is van een arbitrageovereenkomst naar aanleiding van een ontstaan geschil, gaat het om de zinsnede “all or certain disputes which may arise in respect of a defined legal relationship”.
2.5.
Gelet op de regel van het eerste lid van § 10 van de Arbitration Act, gezien de omstandigheid dat het hier een standaardclausule betreft, die in diverse (lidmaatschaps) overeenkomsten met Skuld is opgenomen, en gezien de omstandigheid dat het in dit geval een zakelijke rechtsverhouding betreft, zijn de bewoordingen van het arbitraal beding richting gevend.
In het onderhavige geval is het arbitraal beding opgenomen in de tussen [eiseres] en Skuld gesloten verzekerings(lidmaatschaps)overeenkomst. De bewoordingen “any dispute between the Association and any member, co-assured, affiliate, former member, or any party making a claim on the Association” dienen daarom, gelet op het vereiste van “a defined legal relationship”, uitgelegd te worden als: enig geschil met of enige vordering tegen Skuld betreffende de verzekeringsrelatie tussen partijen. Indien aan die bewoordingen een ruimere uitleg zou worden gegeven, wordt niet voldaan aan het vereiste van een in het arbitraal beding voldoende bepaalde rechtsverhouding (“a defined legal relationship”).
Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat partijen zijn overeengekomen dat enige vordering van [eiseres] met betrekking tot de verzekeringsrelatie tussen partijen door arbiters in Oslo, Noorwegen, dient te worden beoordeeld, zodat de rechtbank wat zodanige vordering betreft niet bevoegd is. Ten aanzien van niet op de verzekeringsrelatie tussen partijen gegronde vorderingen van [eiseres] gaat het beroep op het arbitraal beding daarom niet op.
2.6.
Het vorenstaande brengt mee dat het beroep op het arbitraal beding opgaat en de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren ten aanzien van de vordering van [eiseres] om “te verklaren voor recht dat gedaagden zich ongerechtvaardigd hebben verrijkt door premie te rekenen voor een polis voor een vloot duwbakken waarvan zij wisten, althans hadden moeten weten dat zij terzake geen risico liepen of wilden lopen, en daarvoor aan [eiseres] ook geen dekking zouden geven;”, maar niet ten aanzien van de overige vorderingen van [eiseres] .
2.7.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren, nu partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld.
in de hoofdzaak
2.8.
Nu de zaak door de beslissing in het incident een beperkte inhoud krijgt, acht de rechtbank het passend dat partijen zich eerst bij conclusies van repliek en dupliek nader zullen uitlaten over de resterende (grondslagen van de) vorderingen en dat vervolgens een comparitie van partijen (of indien door een of meer van partijen gewenst: pleidooi) wordt bepaald.
De rechtbank zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank,
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van [eiseres] om “te verklaren voor recht dat gedaagden zich ongerechtvaardigd hebben verrijkt door premie te rekenen voor een polis voor een vloot duwbakken waarvan zij wisten, althans hadden moeten weten dat zij terzake geen risico liepen of wilden lopen, en daarvoor aan [eiseres] ook geen dekking zouden geven;”
3.2.
wijst de vordering voor het overige af;
3.3.
compenseert de proceskosten zodat elke partij haar eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak naar de
rol van 7 september 2016voor het nemen van een conclusie van repliek door [eiseres] ;
3.5.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.1928