Uitspraak
mr. P.L. van Dijkeen
mr. J. van Driel, rechters in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team jeugd (hierna: de rechters).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster in een civiele procedure betreffende het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter. De verzoekster had eerder, tijdens een zitting op 24 mei 2016, de rechters gewraakt omdat zij van mening was dat de rechtbank niet over het volledige dossier beschikte en dat haar eigen reactie op de ingediende stukken niet was meegenomen in de beoordeling. De rechtbank had op 18 maart 2016 een tussenbeslissing genomen waarin de raad voor de kinderbescherming was opgedragen aanvullende stukken aan te leveren. Verzoekster stelde dat deze stukken onvolledig waren en dat dit haar recht op een eerlijke behandeling in gevaar bracht. De rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat zij de procedure correct volgden en dat er geen reden was om aan hun onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters en dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat haar vrees voor partijdigheid gerechtvaardigd was. De wraking werd daarom ongegrond verklaard en het verzoek tot wraking werd afgewezen.