In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2016, werd de bevoegdheid van de kantonrechter in een incident aan de orde gesteld. De eiseres, Schipper SBT Brontechniek B.V., en de gedaagde, Tjaden B.V., waren in een geschil verwikkeld over de toepasselijkheid van hun algemene voorwaarden. Tjaden stelde dat haar algemene voorwaarden van toepassing waren en dat de Raad van Arbitrage voor Bouwbedrijven bevoegd was om het geschil te beslechten. Schipper betwistte dit en voerde aan dat de algemene voorwaarden van Tjaden niet van toepassing waren, omdat deze niet ter hand waren gesteld, en dat ze bovendien vernietigbaar waren.
De kantonrechter oordeelde dat de toepasselijkheid van algemene voorwaarden moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van aanbod en aanvaarding. Aangezien beide partijen naar verschillende algemene voorwaarden verwezen zonder de toepasselijkheid van de eerste uitdrukkelijk van de hand te wijzen, was er geen geldige overeenkomst over de toepasselijkheid van de voorwaarden. De rechter concludeerde dat de algemene voorwaarden van Tjaden niet geldig waren, omdat deze niet op de juiste wijze ter beschikking waren gesteld aan Schipper.
Daarom werd de vordering van Tjaden afgewezen en werd Tjaden veroordeeld in de proceskosten van Schipper. De kantonrechter gelastte een comparitie van partijen om het geschil verder te bespreken en te proberen tot een minnelijke regeling te komen. De zaak werd aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de partijen werden opgeroepen om op de zitting te verschijnen.