In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, wonende te Vlaardingen, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap [gedaagde], gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht, met betrekking tot de afgifte van een personenauto. De eiser stelt dat hij op 15 maart 2016 een inkoopovereenkomst met recht van eerste koop heeft gesloten met [gedaagde] voor de verkoop van zijn auto, waarbij hij een bedrag van € 8.500,- heeft ontvangen. Eiser heeft het recht van eerste koop ingeroepen, maar [gedaagde] heeft geweigerd de auto terug te geven, omdat eiser niet tijdig het bedrag van € 11.000,- had betaald. Eiser vordert in dit kort geding dat [gedaagde] de auto aan hem teruggeeft, tegen betaling van de hoofdsom en een pandbeleningsvergoeding, die volgens eiser niet meer dan het wettelijk maximum mag zijn.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst van pandbelening niet voldoet aan de wettelijke eisen, waaronder de precontractuele waarschuwingsplicht. De rechter oordeelt dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar informatieplicht en dat de pandbeleningsvergoeding die door [gedaagde] is bedongen, het wettelijk maximum overschrijdt. De rechter heeft geoordeeld dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig zijn recht op afgifte van de auto heeft ingeroepen en dat [gedaagde] in verzuim verkeert. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot afgifte van de auto aan eiser binnen 72 uur na betekening van het vonnis, tegen betaling van een bedrag van € 9.030,-, met een dwangsom voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van eiser.