ECLI:NL:RBROT:2016:5914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
499817 / HA RK 16-294
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr.dr. D. Brugman in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr.dr. D. Brugman, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuur 1. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 18 april 2016, terwijl de verzoeker op de hoogte was van de gewraakte gedragingen van de rechter op of omstreeks 6 april 2016. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker niet onmiddellijk na het bekend worden van de feiten en omstandigheden tot wraking had gehandeld, zoals vereist door artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker door de griffier op 23 maart 2016 was opgeroepen voor een zitting op 22 april 2016, waarbij mr.dr. D. Brugman de behandelend rechter was. De verzoeker had eerder al zijn bezwaren tegen de rechter geuit in een brief van 18 april 2016, maar de rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het wrakingsverzoek ruimschoots was overschreden. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 499817 / HA RK 16-294
Beslissing van 4 mei 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr.dr. D. Brugman, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij brieven van de griffier van 23 maart 2016 is verzoeker opgeroepen voor de zitting van deze rechtbank op 22 april 2016, teneinde op die zitting nadere vragen van de rechtbank te beantwoorden, zijn standpunt mondeling toe te lichten en te reageren op het standpunt van de wederpartij in een zevental bestuursrechtelijke procedures met kenmerken: ROT 15/3638, ROT 15/4072, ROT 15/727, ROT 15/4825, ROT 15/3577, ROT 15/7019 en ROT 15/3610.
In alle hiervoor bedoelde brieven is aan verzoeker meegedeeld dat mr.dr. D. Brugman de behandelend rechter is.
Bij brief van 18 april 2016 heeft verzoeker de rechter verzocht zich te verschonen van de behandeling van de hiervoor omschreven procedures en subsidiair – indien de rechter niet op dat verzoek ingaat – de wraking van de rechter verzocht.
Bij brief van de griffier van 19 april 2016 is aan verzoeker meegedeeld dat de rechter geen aanleiding ziet zich terug te trekken.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de dossiers van de hiervoor omschreven procedures.
Verzoeker, de rechter, alsmede het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft laten weten van die gelegenheid geen gebruik te maken.
Ter zitting van 2 mei 2016, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is verschenen: de rechter. Verzoeker is niet ter zitting verschenen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd – kort samengevat – dat de rechter in andere beroepsprocedures van verzoeker, waarin gelijksoortige kwesties spelen, als rechter is opgetreden en zich daarin heeft opgesteld op een wijze die hij niet als onpartijdig ziet. Verzoeker doelt daarmee op twee uitspraken van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 18 maart 2016, van welke kamer de rechter deel uitmaakte.
Zoals hiervoor gememoreerd is verzoeker door middel van de brieven van de griffier van 23 maart 2016 op de hoogte gebracht van de behandeling van zijn zaken op 22 april 2016 door de rechter.
Zelfs indien rekening wordt gehouden met de maximale termijn van twee weken, die de administratie van de rechtbank ingevolge artikel 8:79 van de Algemene wet bestuursrecht mag hanteren bij het verzenden van uitspraken van de bestuursrechter in deze rechtbank, moet ervan worden uitgegaan dat verzoeker niet later dan op of omstreeks 6 april 2016 op de hoogte was van de inhoud van de uitspraken van 18 maart 2016.
2.3
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter zijn immers niet later dan op of omstreeks 6 april 2016 ter kennis gekomen van verzoeker, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 18 april 2016.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr.dr. D. Brugman.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.J.M. van der Kaaij, voorzitter, mr.drs. J. van den Bos en mr. L.C. van Walree, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr.dr. D. Brugman
- college van B & W van de gemeente [naam gemeente]