ECLI:NL:RBROT:2016:5910
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 februari 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoekster] tegen mr. V.F. Milders, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek volgde op een procedure waarin [naam stichting] verzoekster had gedagvaard. Verzoekster had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 8 mei 2015 was gewezen. De gemachtigde van [naam stichting] had in een brief van 8 januari 2016 betoogd dat het verzet niet tijdig was ingesteld en verzocht om niet-ontvankelijkheid. De kantonrechter had deze brief aangemerkt als een incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid, wat verzoekster als partijdig en onjuist beschouwde.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van de kantonrechter niet zo onbegrijpelijk was dat deze alleen verklaard kon worden door gebrek aan onpartijdigheid. De rechter had verzoekster in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van de wederpartij, wat in lijn is met het beginsel van hoor en wederhoor. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter niet op zichzelf een grond voor wraking opleverde, ook al was deze onwelgevallig voor verzoekster. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. I.K. Rapmund en mr. W.J. Roos-van Toor, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van processtukken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.