ECLI:NL:RBROT:2016:5880

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
491993 / HA RK 15-1127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken

Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. drs. E. Tamas, tegen mr. A.J. van Dijk, de rechter die de zaak behandelde. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 28 december 2015, waar de rechter de advocaat van de wederpartij, mr. A.T. Tilburg, de gelegenheid gaf om te spreken over de omgang van verzoekster met haar minderjarige kinderen, terwijl dit onderwerp niet ter discussie stond in de procedure. Verzoekster en haar advocaat voerden aan dat de rechter schijn van vooringenomenheid had gewekt door deze handelwijze.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de rechter partijdig heeft gehandeld. De rechter heeft de regie van de zitting bepaald en de advocaten voldoende gelegenheid gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet heeft belet dat verzoekster haar standpunt adequaat kon toelichten en dat er geen bewijs was dat de rechter partijen verschillend heeft behandeld op basis van huidskleur of achtergrond.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter zijn rol correct heeft vervuld en dat de vrees van verzoekster voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 491993/ HA RK 15-1127
Beslissing van 28 januari 2016
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. drs. E. Tamas,
strekkende tot wraking van:
mr. A.J. van Dijk,rechter, tevens kinderrechter, in de rechtbank Rotterdam, afdeling Privaatrecht, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting met gesloten deuren van 28 december 2015 is door de rechter behandeld het verzoekschrift strekkende tot wijziging van een voorlopige voorziening in de procedure met zaaknummer C/10/489440/FA RK 15-9552 tussen [naam echtgenoot] en verzoekster.
Bij gelegenheid van die zitting heeft de advocaat van verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer C/10/489440/FA RK 15-9552, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de op 28 december 2015 gehouden zitting.
Verzoekster en haar advocaat, alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft op 8 januari 2016 een schriftelijk verweer aan de wrakingskamer doen toekomen.
1.4
Ter zitting met gesloten deuren van 14 januari 2016, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoekster, bijgestaan door haar advocaat en de rechter verschenen. Voorts is verschenen mr. A.T. Tilburg, de advocaat van [naam echtgenoot].

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster op de zitting van 28 december 2015 -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:
Er is sprake van schijn van vooringenomenheid van de rechter, omdat de rechter tijdens de zitting de advocaat van de wederpartij in de gelegenheid heeft gesteld over de omgang van verzoekster met haar minderjarige kinderen te praten, terwijl het geschil omtrent de omgang niet voorligt.
2.2
Mr. Tamas heeft ter gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek nog aangevoerd dat hij zich heeft gestoord aan de handelwijze van de rechter tijdens de zitting, te weten dat de rechter bij aanvang van de zitting aan hem heeft gevraagd hoe zijn naam moest worden uitgesproken en de rechter hem tijdens zijn pleidooi heeft onderbroken om hem te controleren, terwijl de rechter mr. Tilburg heeft laten uitspreken en hem niet heeft gecontroleerd. Deze handelwijze van de rechter, zo stelt mr. Tamas, is terug te voeren op de wijze waarop een blanke rechter in een reflex reageert op een niet blanke advocaat. Deze rechter gaat anders om met een advocaat met een blanke huidskleur (mr. Tilburg) dan met een advocaat met een niet-blanke huidskleur en een andere cultuur (mr. Tamas).
2.3
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking kan opleveren.
Zij heeft daartoe -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen ter zitting het eigen standpunt naar voren moeten kunnen brengen en in de gelegenheid worden gesteld om op elkaars standpunten te reageren. Afhankelijk van de aard van de zaak krijgen partijen enige ruimte om hun standpunt te illustreren. Zeker in familiezaken vergt een deugdelijke geschillenbeslechting dat de rechter ook zicht krijgt op mogelijk onderliggende conflicten tussen partijen. In de procedure hebben de belangen van de kinderen een belangrijke rol gespeeld bij de beslissing van de rechtbank van 27 oktober 2015 om aan de man het voortgezet gebruik van de woning toe te kennen. Het feit dat mr. Tilburg in zijn betoog aan de omgang met de kinderen wilde refereren is geen reden om hem onmiddellijk het woord te ontnemen. De rechter heeft mr. Tamas uitdrukkelijk gewezen op de gelegenheid om op het standpunt van de wederpartij te reageren in zijn eigen pleidooi. In geen geval kan aan het feit dat de rechter mr. Tilburg heeft willen laten uitspreken de conclusie worden verbonden dat zij partijdig zou zijn, of de schijn daartoe zou hebben opgewekt. De rechter heeft bij de aanvang van de zitting uit beleefdheid gevraagd naar de uitspraak van de naam van de advocaat van verzoekster. Tijdens het voordragen van de pleitnota heeft de rechter mr. Tamas onderbroken en hem gevraagd naar de vindplaats van een passage in het beroepsschrift. Deze heeft mr. Tamas gegeven.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Bij de beoordeling gaat het ten eerste om de vraag of aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden een aanwijzing valt te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is en ten tweede om de vraag of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert -objectief- gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer is van oordeel dat beide vragen ontkennend dienen te worden beantwoord en overweegt daartoe het volgende. Het is aan de rechter die de zaak behandelt om het verloop van de zitting en de regie te bepalen en om de orde tijdens de zitting te bewaken. Daarbij hoort dat de advocaten van beide partijen voldoende in de gelegenheid worden gesteld om het eigen standpunt tijdens de zitting naar voren te brengen. Het staat de rechter vrij om partijen wel of niet te onderbreken of aan partijen en hun advocaten kritische vragen te stellen. Ook bepaalt de rechter welke ruimte aan de advocaten wordt gegeven om het standpunt van hun partij met feiten en omstandigheden toe te lichten. De wrakingskamer maakt uit het proces-verbaal van de op 28 december 2015 gehouden mondelinge behandeling en hetgeen door verzoekster en de rechter naar voren is gebracht op dat de rechter, nadat mr. Tilburg een opmerking had gemaakt over de omgang van verzoekster met de minderjarige kinderen, mr. Tamas in de gelegenheid zou stellen daarop te reageren. In het proces-verbaal is in dit verband ook opgenomen: “Ik laat eerst mr. Tilburg uitpraten en vervolgens zal ik mr. Tamas de gelegenheid geven te reageren”. Gelet op het voorgaande is geenszins gebleken dat de rechter verzoekster of haar advocaat heeft belet om het standpunt van verzoekster adequaat toe te lichten en te verdedigen of om te reageren op het standpunt van de wederpartij als gevolg waarvan sprake zou zijn van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de rechter het pleidooi van mr. Tamas heeft onderbroken en heeft verzocht om nadere uitleg ten aanzien van de vindplaats van enkele passages in een ander processtuk. Dat de rechter mr. Tilburg heeft laten uitpraten, ook toen hij de omgang ter sprake bracht, gaf verzoekster geen gerechtvaardigde grond te vrezen voor een vooringenomenheid of een gebrek aan onpartijdigheid bij de rechter.
De wrakingskamer is voorts van oordeel dat uit niets is gebleken dat de rechter (de advocaten van) partijen verschillend heeft gewaardeerd of behandeld op basis van een verschil in huidskleur, achtergrond of afkomst, al dan niet vanwege een persoonlijke instelling. Nu ook overigens aan de gang van zaken tijdens de zitting geen zwaarwegende aanwijzingen te ontlenen zijn voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de daaromtrent bij verzoekster bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, luidt de conclusie dat het verzoek ongegrond is en dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.J. van Dijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter en mr. A.P. Hameete en mr. I.K. Rapmund, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2016, in tegenwoordigheid van mr. C.J.C. Korteland, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-