ECLI:NL:RBROT:2016:5863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
C/10/501009 / KG ZA 16-493
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op besluitvorming omtrent ontslag statutair directeur in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers sub 1 en 2, aandeelhouders van G.H.B.I. Holding B.V., een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die ook aandeelhouders zijn. De eisers vorderen een verbod op het houden van een algemene vergadering van aandeelhouders op 16 mei 2016, waarin onder andere het ontslag van de statutair directeur, de heer [persoon1], op de agenda staat. De eisers stellen dat de oproeping voor de vergadering niet correct is verlopen en dat gedaagden in strijd met hun belangen handelen door deze vergadering te beleggen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser sub 3 niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat niet is aangetoond dat zij aandeelhouder is. Gedaagden sub 2, 3 en 4 zijn niet verschenen, waardoor verstek is verleend. Gedaagde sub 1 heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de oproeping voor de vergadering niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de vennootschap is om te voorkomen dat er besluiten worden genomen die mogelijk schadelijk zijn voor de vennootschap, vooral gezien de aanstaande uitspraak van de Franse rechter over de eigendom van de aandelen.

De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om gedaagden te verbieden om in de algemene vergadering besluiten te nemen over het ontslag van de heer [persoon1] of de benoeming van een nieuwe directeur, tenzij dit met unanieme stemmen gebeurt. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan deze beslissing voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 13 mei 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/501009 / KG ZA 16-493
Vonnis in kort geding van 13 mei 2016
in de zaak van

1.[eiser1] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser sub 1,
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats2] ,
eiser sub 2,
3. rechtspersoon naar vreemd recht
H.B.P. S.A.,
gevestigd te Luxemburg,
eiseres sub 3,
advocaat mr. D.P. Cras,
tegen

1.[gedaagde1] ,

wonende te [woonplaats3] ,
gedaagde sub 1,
advocaat mr. R.A. Baltes,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 2,
niet verschenen,
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 3,
niet verschenen,
4.
[gedaagde4],
wonende te [woonplaats4] ,
gedaagde sub 4,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen met producties 1 tot en met 8
  • de mondelinge behandeling d.d. 12 mei 2016
- de pleitnota van eisers
- de pleitnota van gedaagde sub 1 met een productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers sub 1 en 2 en gedaagden zijn aandeelhouders in G.H.B.I. Holding B.V. (hierna te noemen: “GHBI”). Enig statutair bestuurder van GHBI is de heer [persoon1] .
2.2.
Op 26 januari 2008 hebben gedaagden met eiseres sub 3, een Luxemburgse vennootschap gehouden door eisers sub 1 en 2, een schriftelijke overeenkomst (hierna: “Promesse”) gesloten omtrent de levering van 60 aandelen in GHBI door gedaagden aan eiseres sub 3. Omtrent deze Promesse is sinds 2012 een juridische procedure aanhangig bij de Franse bodemrechter (het Tribunal de Commerce de Paris).
2.3.
Gedaagden hebben op 29 april 2016 de aandeelhouders in GHBI opgeroepen tot het houden van een algemene vergadering op 16 mei 2016 te Rotterdam. Als agendapunten zijn in de oproeping opgenomen:
1) Horen en ontslag statutair directeur [persoon1]
2) Benoeming en beloning nieuwe directeuren.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen - samengevat en voor de beoordeling van belang - gedaagden te gebieden om de oproeping voor de algemene vergadering te houden op 16 mei 2016 in te trekken en gedaagden te verbieden binnen een bepaalde termijn een algemene vergadering bijeen te roepen, dan wel een besluit te nemen of een stem uit te brengen strekkende tot ontslag of schorsing van de statutair bestuurder en benoeming van een nieuwe statutair bestuurder of het uitkeren van dividend.
3.2.
Gedaagde sub 1 voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ontvankelijkheid
4.1.1.
Eiser sub 3
Het is onvoldoende gebleken dat eiser sub 3 belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen, nu thans niet vaststaat dat zij aandeelhouder is in GHBI. Zij is dan ook niet-ontvankelijk in haar vorderingen.
4.1.2.
Jegens gedaagden sub 2, 3 en 4
Hoewel onvoldoende is gebleken dat de oproeping van gedaagden sub 2, 3 en 4 conform het bepaalde in EBETVo. II is verlopen, nu niet is gebleken dat de exploten door de ontvangende instantie in Frankrijk aan gedaagden sub 2, 3 en 4 zijn betekend, en daarnaast niet is voldaan aan artikel 111 lid 2 sub j Rv, is de kwestie zodanig spoedeisend - de algemene vergadering staat gepland op maandag 16 mei a.s. - dat de voorzieningenrechter thans aanleiding ziet om, indien dit geboden mocht blijken te zijn, desondanks jegens gedaagden sub 2, 3 en 4 verstek te verlenen en voorlopige maatregelen te treffen. Daarbij wordt opgemerkt dat tijdig herstel van eventuele gebreken niet meer kan plaatsvinden en dat het, gezien de uitlatingen van gedaagde sub 1 ter zitting, overheersend aannemelijk is geworden dat gedaagden sub 2, 3 en 4 in ieder geval door middel van een e-mail van de zijde van eisers (tijdig) op de hoogte zijn gebracht van de onderhavige procedure en de inhoud van de dagvaarding.
Jegens gedaagden sub 2, 3 en 4 zal dan ook verstek worden verleend.
4.1.3.
Jegens gedaagde sub 1
Gedaagde sub 1 is in het geding verschenen. Het beroep van gedaagde sub 1 op de nietigheid van het exploot van dagvaarding wordt verworpen, nu niet is gebleken dat zij door het gebrek in de oproeping onredelijk in haar belangen is geschaad. Zij heeft erkend dat zij op maandag 9 mei 2016 de dagvaarding en op dinsdag 10 mei 2016 de vertaling daarvan in het Frans per e-mail heeft ontvangen. Daarbij speelt mee dat gedaagde sub 1 erop bedacht had kunnen zijn dat eisers sub 1 en 2 een kort geding-procedure zouden aanspannen naar aanleiding van het bijeenroepen van de algemene vergadering door gedaagden en dat ter zitting is gebleken dat de advocaat van gedaagde sub 1 voldoende in staat was om verweer te voeren namens gedaagde sub 1.
4.1.4.
Eisers sub 1 en 2 zijn dan ook ontvankelijk in hun vordering.
4.2.
Bevoegdheid
Op basis van een tussen partijen gesloten overeenkomst is mogelijk de Franse rechter bevoegd te beslissen in een eventueel bodemgeschil ten aanzien van de onderhavige vorderingen. Op grond van artikel 35 Brussel I-bis heeft de Nederlandse voorzieningenrechter evenwel de bevoegdheid tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen in een Nederlands kort geding tegen gedaagden woonachtig in een EU-land, zelfs indien een buitenlandse rechter bevoegd is ten aanzien van het bodemgeschil, indien een reële band bestaat tussen het voorwerp van de gevraagde maatregelen en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de voorzieningenrechter. Nu GHBI is gevestigd in Rotterdam en de uitgeschreven algemene vergadering zal worden gehouden in Rotterdam, acht de voorzieningenrechter zich op grond van voornoemd artikel en het bestaan van voornoemde reële band bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
4.3.
Toepasselijk recht
Nu het in deze gaat om een geschil aangaande een Nederlandse besloten vennootschap is Nederlands recht van toepassing.
4.4.
Artikel 140 lid 3 Rv
Gedaagden sub 2, 3 en 4 zijn, in tegenstelling tot gedaagde sub 1, niet verschenen. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt thans één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.5.
Handelen in strijd met artikel 2:8 BW
4.5.1.
Nog daargelaten de vraag of de oproeping door gedaagden van de aandeelhouders voor een algemene vergadering met als agendapunten het ontslag van de huidige statutair bestuurder en de benoeming van nieuwe statutair bestuurders correct heeft plaatsgevonden, geldt het volgende.
4.5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de statutair bestuurder, de heer [persoon1] , onredelijk lang, te weten vanaf 2009, geen algemene vergadering meer bijeen geroepen, waardoor onder meer de jaarrekeningen vanaf het jaar 2008 tot heden niet zijn vastgesteld. De hiervoor gegeven reden, te weten de omstandigheid dat er sinds 2009 geen helderheid was omtrent de status van de op 26 januari 2008 gesloten Promesse, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter daartoe onvoldoende. Het is dan ook begrijpelijk dat bij gedaagden, als aandeelhouders in GHBI, thans de wens bestaat tot het houden van een algemene vergadering. Hierbij heeft evenwel het volgende te gelden.
4.5.3.
Gedaagden bezitten kennelijk thans juridisch de meerderheid van de aandelen. Het is voldoende aannemelijk geworden dat binnen 2 à 3 maanden een (naar alle waarschijnlijkheid uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) uitspraak ten principale van de Franse bodemrechter omtrent het eigenaarschap van een deel van de aandelen - en daaruit voortvloeiend de stemverhouding binnen de algemene vergadering zal worden gewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter handelen gedaagden - gelet op de al jaren voortslepende strijd tussen de aandeelhoudende familieleden - in strijd met artikel 2:8 BW indien zij kort voor deze uitspraak - tegen de zin van eisers sub 1 en 2 - in de algemene vergadering besluiten tot het ontslaan van de enig statutair bestuurder en het vervolgens vervangen van het bestuur van GHBI. Hierdoor zou (mogelijk voor zeer korte termijn doch wellicht met onomkeerbare gevolgen) het beleid van en de gang van zaken binnen GHBI zodanig kunnen worden gefrustreerd dat GHBI en haar dochtervennootschappen schade kan worden berokkend. Daarbij komt dat gedaagde sub 1 niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt wat de reden is dat op deze agendapunten thans, te weten kort voor de Franse uitspraak, dient te worden besloten. Zodoende ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van na te melden voorziening met betrekking tot de besluitvorming in de algemene vergadering.
Dwangsom
4.6.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
Proceskosten
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen en het feit dat het houden van een vergadering als zodanig niet wordt verboden, zullen de proceskosten als hierna bepaald worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart eiseres sub 3 niet-ontvankelijk,
5.2.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden sub 2, 3 en 4,
5.3.
verbiedt gedaagden om in een algemene vergadering van aandeelhouders in GHBI enig besluit te nemen strekkende tot het ontslag of de schorsing van de heer [persoon1] als statutair directeur, de benoeming van een nieuwe statutair bestuurder of het uitkeren van dividend, behoudens de omstandigheid dat een besluit wordt genomen met unanieme stemmen, totdat in de procedure voor het Tribunal de Commerce de Paris onder reg.nr. 2012/056068 een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak is gedaan, dan wel een termijn van vier maanden na heden is verstreken,
5.4.
veroordeelt gedaagden om aan eisers sub 1 en 2 na betekening van dit vonnis een dwangsom te betalen van € 1.000.000,00 indien zij niet aan de in 5.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2016.2026/676