Op 26 juli 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een pistool met bijbehorende munitie en een geluiddemper. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.T.H. Oeij, werd beschuldigd van het bezit van een vuurwapen en munitie in de periode van 7 tot en met 8 april 2016 te Gouda. De officier van justitie, mr. J. Boender, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij dit tezamen en in vereniging met anderen had gedaan, en sprak hem daarvan vrij.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van een pistool en munitie, en dat dit handelen in strijd was met de Wet wapens en munitie. De rechtbank overwoog dat vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengen en dat er streng tegen het illegaal voorhanden hebben van vuurwapens moet worden opgetreden. De verdachte had een strafblad waaruit bleek dat hij meer dan 12 jaar niet voor enig strafbaar feit was veroordeeld, wat in zijn voordeel werd meegewogen.
Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank besloot dat de verdachte de uitspraak op vrije voeten mocht afwachten, en hevelde de voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is uitgesproken door mr. L.C. van Walree, voorzitter, en mrs. C. Laukens en G.M. Munnichs, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.N. Maat.