Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 21 januari 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis van 15 februari 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de bij brief van 6 april 2016 door eiser overgelegde producties ten behoeve van de comparitie van partijen;
- de bij brief van 8 april 2016 door gedaagde overgelegde producties ten behoeve van de comparitie van partijen;
- het proces-verbaal van de op 14 april 2016 gehouden comparitie van partijen.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
1 december 2015, alsmede € 910,53 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, zijnde 24 september 2015 tot de dag der algehele voldoening en voorts, gedaagde te veroordelen aan eiser te betalen de wettelijke verhoging over het achterstallige loon alsmede € 1.694,17 bruto per maand (inclusief 8% vakantietoeslag) vanaf 1 december 2015 totdat het dienstverband op rechtsgeldige wijze is beëindigd, met proceskostenveroordeling.
4.Het verweer
27 januari 2015 heeft overtreden, omdat gedaagde de functies niet eerst aan eiser heeft aangeboden. Immers het aantal ambtshandelingen dat [A.] en [B.] verrichten wijkt daarvoor teveel af van de werkzaamheden die eiser bij gedaagde pleegde te verrichten. Diens werkzaamheden bestonden immers juist vrijwel uitsluitend uit het verrichten van ambtshandelingen. Daaraan doet niet af dat [A.] en [B.] in het KBvG register gerechtsdeurwaarders staan ingeschreven als toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder. Niet weersproken is immers dat die titel het resultaat is van het met goed gevolg afronden van de opleiding tot kandidaat gerechtsdeurwaarder en geen betrekking heeft op de aard en inhoud van de werkzaamheden die [A.] en [B.] verrichten.